ECLI:NL:RBLIM:2023:4684

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
C/03/302846 / HA ZA 22-125
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de koopovereenkomst van een luxe auto tussen koper en groothandelaar, met toepassing van de Kribbenbijter-jurisprudentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koper, aangeduid als [eiser], en de gedaagde partij, Gold Finance & Leasing B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of de koper de auto heeft gekocht van een bevriende autohandelaar of rechtstreeks van de groothandelaar, Gold Finance. De rechtbank heeft de Kribbenbijter-jurisprudentie toegepast, die relevant is voor de beoordeling van de koopovereenkomst.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de koper heeft op 30 maart 2021 een Land Rover aangeschaft van Gold Finance, waarbij een bedrag van € 154.662,- is overgemaakt. De koper heeft echter gesteld dat hij de auto via de autohandelaar [naam 2] heeft gekocht, die eerder auto’s van Gold Finance had aangeschaft. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke koopovereenkomst is opgesteld tussen de koper en Gold Finance, en dat de communicatie over de transactie voornamelijk via [naam 2] verliep.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de koper niet voldoende heeft aangetoond dat hij een directe koopovereenkomst met Gold Finance heeft gesloten. De rechtbank heeft de vorderingen van de koper afgewezen, waarbij is geconcludeerd dat de koper zijn betalingsverplichting jegens [naam 2] is nagekomen en dat de betaling aan Gold Finance niet onverschuldigd was. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van Gold Finance begroot op € 10.437,-, die door de koper moeten worden vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en schriftelijke overeenkomsten in commerciële transacties, vooral wanneer er meerdere partijen bij betrokken zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van de koper afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/302846 / HA ZA 22-125
Vonnis van 2 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. W.E. Widdershoven,
tegen
GOLD FINANCE & LEASING B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Gold Finance,
advocaat: mr. T.A.A. Meerding.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 13,
- de rolbeslissing van 23 maart 2022,
- de akte uitlaten van [eiser] , met producties 14 tot en met 16,
- de akte van Gold Finance, met producties 1 tot en met 2,
- de rolbeslissing van 4 mei 2022,
- de conclusie van antwoord, met productie 1,
- de brief van 27 juli 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte aanvullende producties, tevens akte wijziging en vermeerdering van eis van [eiser] , met producties 17 tot en met 20,
- de akte van uitlaten en aanvullende producties van Gold Finance, met producties 3 tot en
met 4,
- het formulier B3 op de rol van 1 maart 2023 van Gold Finance, met productie 5,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 maart 2023,
- de brieven van mr. Widdershoven aan de rechtbank van 15 maart en 17 maart 2023, houdende opmerkingen over de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en de reactie daarop van de rechtbank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gold Finance drijft een onderneming die, onder andere onder de handelsnaam [handelsnaam 1] , handelt in luxe auto’s, die daartoe ten dele door haarzelf worden geïmporteerd uit het buitenland. Gold Finance treedt in beginsel op als groothandelaar, die auto’s verkoopt aan andere autohandelaren, die de auto’s op hun beurt verkopen aan eindconsumenten. De leiding van Gold Finance is in handen van [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.2.
[naam 2] (hierna: [naam 2] ) is nauw betrokken bij een vennootschap die, onder de handelsnaam [handelsnaam 2] , handelt in auto’s. [naam 2] , althans de vennootschap (hierna: [handelsnaam 2] ), heeft in het verleden verscheidene auto’s gekocht van Gold Finance en daarna verkocht aan eindconsumenten.
2.3.
[eiser] is bevriend met [naam 2] (dv. 4.1).
2.4.
Op 30 maart 2021 heeft Gold Finance een Land Rover (type Range Rover, uitvoering ‘P400 Fifty Anniversary Edition’, hierna: de auto) afgeleverd aan [eiser] . Voorafgaand aan de aflevering heeft [eiser] op 26 maart 2021 € 154.662,- overgeboekt op een bankrekening van Gold Finance. De betaling is geschied naar aanleiding van een op naam van [eiser] gestelde factuur (
‘Invoice’) van Gold Finance van 25 maart 2021 tot het genoemde bedrag van € 154.662,-. Op de dag van de aflevering heeft [eiser] aanvullend
€ 2.000,- in contanten betaald aan Gold Finance.
2.5.
Voorafgaand aan deze gebeurtenissen zijn er, vanaf begin maart 2021, contacten geweest met betrekking tot de auto tussen Gold Finance en [naam 2] . In die contacten is over en weer aandacht besteed aan, onder meer, de uitvoering en de prijs die Gold Finance zou willen ontvangen voor de auto (prod. 5 Gold Finance, pp. 8-10).
2.6.
Op 11 maart 2021 hebben [eiser] , zijn echtgenote en [naam 2] de vestiging van Gold Finance in [vestigingsplaats] bezocht. [eiser] heeft toen, vergezeld van zijn echtgenote en [naam 2] , een proefrit gemaakt in de auto.
In de loop van de middag van diezelfde dag heeft [naam 2] [naam 1] via WhatsApp (prod. 5 Gold Finance, p. 12) als volgt bericht:
‘Het is akkoord!Het keuren doen wij dat of jullie?had ik eerder moeten vragen (…)En ik moet even kijken waar de factuur op moet komen, liever niet mijn bedrijf omdat ik netto, voor de goede lieve vrede, voor jullie en voor hem heb gedaan..
ja zo goed ben ik (…) ik zeg het zelf maar(…)Ik heb nog een vastgoed bv, misschien maar daarop, of rechtstreeks aan de eindklant.’.
[naam 2] heeft daarna de persoons- en adresgegevens van [eiser] doorgegeven aan Gold Finance en contact gehad met Gold Finance over het kenteken van de auto.
2.7. Na de aflevering van de auto zijn er contacten geweest tussen [eiser] en Gold Finance over ontbrekende handleidingen, die alsnog door Gold Finance aan [eiser] zijn verstrekt, en over de oplaadkabel bij de auto, die door Gold Finance is vervangen.
2.8.
Na de aflevering van de auto is [eiser] er niet in geslaagd om bepaalde opties in de auto te activeren. [eiser] heeft in verband hiermee een Range Rover-dealer geraadpleegd, die [eiser] , na eigen onderzoek, heeft meegedeeld dat de auto niet is uitgerust met de desbetreffende opties en dat deze ook niet alsnog kunnen worden ingebouwd.
2.9.
[eiser] heeft zich daarop in september 2021 tot Gold Finance gewend en heeft gesteld, samengevat, dat de opties, gelet op de opsomming van de opties waarover de auto zou beschikken op de factuur van 25 maart 2021, ten onrechte ontbraken.
Gold Finance heeft dat betwist.
2.10.
[eiser] heeft zich daarna, bij brief van 15 oktober 2021 van zijn advocaat aan Gold Finance, samengevat, op het standpunt gesteld dat hij ter zake de auto een koopovereenkomst heeft gesloten met Gold Finance en dat hij bij het sluiten van die overeenkomst door toedoen van Gold Finance heeft gedwaald, waarna hij de (gestelde) overeenkomst op deze grond heeft vernietigd.
2.11.
Gold Finance heeft zich vervolgens, in een e-mail van [naam 1] aan de advocaat van [eiser] van 15 oktober 2021, op het standpunt gesteld, samengevat, dat de verkoop van de auto aan [eiser] tot stand is gekomen door tussenkomst van [naam 2] , aangezien Gold Finance groothandelaar is en niet aan consumenten levert, en dat de factuur op verzoek van [naam 2] rechtstreeks op naam van zijn klant, [eiser] , is gezet. Gold Finance heeft daarnaast betwist dat [eiser] door haar toedoen heeft gedwaald.
2.12.
Bij brief van zijn advocaat van 28 oktober 2021 heeft [eiser] de (gestelde) koopovereenkomst met Gold Finance subsidiair buitengerechtelijk ontbonden.
2.13.
Gold Finance en [naam 2] hebben daarna contact gehad via WhatsApp over een oplossing in der minne, mede ten behoeve van [eiser] , maar dat overleg heeft niet tot overeenstemming geleid.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na wijziging en vermeerdering van eis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
i. voor recht te verklaren dat tussen [eiser] en Gold Finance geen koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de [auto, rechtbank], althans dat op [eiser] geen verbintenis rust tot betaling aan Gold Finance van € 156.662,-;
ii. Gold Finance te veroordelen om € 156.662,- aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de (deel)betalingen als weergeven in productie 19 van [eiser] , althans datum van dagvaarden, tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiair:
iii. voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst met betrekking tot de [auto] buitengerechtelijk op 15 oktober 2021 is vernietigd;
iv. Gold Finance te veroordelen om € 156.662,- aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2021, althans datum verzuim, althans datum van dagvaarden, tot aan de dag van algehele voldoening;
v. Gold Finance te veroordelen om € 62.618,27 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2021, althans datum verzuim, althans datum van dagvaarden, tot aan de dag van algehele voldoening;
vi. Gold Finance te veroordelen tot afgifte van het vrijwaringsbewijs van de [auto] vanaf het moment dat deze in haar bezit is, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of gedeelte daarvan dat Gold Finance deze verplichting niet of niet geheel nakomt, waarbij het maximum van de te verbeuren dwangsommen € 610.000,- bedraagt;
meer subsidiair:
vii. voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst met betrekking tot de [auto] buitengerechtelijk op 28 oktober 2021 is ontbonden;
viii. Gold Finance te veroordelen om € 156.662,- aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2021, althans datum verzuim, althans datum van dagvaarden, tot aan de dag van algehele voldoening;
ix. Gold Finance te veroordelen om € 2.618,27 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2021, althans datum verzuim, althans datum van
dagvaarden, tot aan de dag van algehele voldoening;
x. Gold Finance te veroordelen tot afgifte van het vrijwaringsbewijs van de [auto] vanaf het moment dat deze in haar bezit is, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of gedeelte daarvan dat Gold Finance deze verplichting niet of niet geheel nakomt, waarbij het maximum van de te verbeuren dwangsommen € 10.000,- bedraagt;
nog meer subsidiair:
xi. Gold Finance te veroordelen om de koopovereenkomst gedeeltelijk te ontbinden door de koopsom met een bedrag van € 50.000,-, althans een door de rechtbank in goede
justitie te bepalen bedrag, te verminderen;
xii. Gold Finance te veroordelen om € 650.000,- aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente de datum van dagvaarden, tot aan de dag van algehele
voldoening;
in alle gevallen:
xiii. Gold Finance te veroordelen in de kosten van deze procedure alsmede de nakosten, met bepaling dat Gold Finance de wettelijke rente hierover is verschuldigd indien deze kosten niet binnen 14 dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis, althans de betekening
daarvan, aan [eiser] zijn betaald.
3.2.
Gold Finance voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In verband met het procesverloop is het volgende van belang.
De rechtbank heeft bij rolbeslissing van 23 maart 2022 de vraag opgeworpen of de overeenkomst waarop [eiser] zich in de dagvaarding beroept niet moet worden gezien als een consumentenkoopovereenkomst, ter zake waarvan de kantonrechter in deze rechtbank bevoegd is.
[eiser] heeft in zijn akte gesteld dat sprake is van een consumentenkoopovereenkomst en heeft geconcludeerd tot verwijzing van de zaak naar de kantonrechter.
Gold Finance heeft gesteld dat geen sprake is van een consumentenkoopovereenkomst en heeft geconcludeerd, samengevat, dat de zaak door [eiser] bij de juiste rechter is aangebracht.
De rechtbank heeft zich in haar rolbeslissing van 4 mei 2022 bevoegd verklaard om kennis te nemen van het door [eiser] gevorderde en heeft de verdere behandeling van de zaak bevolen.
Gold Finance heeft daarna geantwoord in de hoofdzaak.
[eiser] heeft in de genoemde beslissing van 4 mei 2022 aanleiding gezien om zijn eis te wijzigen en vermeerderen met het (thans) primair gevorderde, met instandlating van het voor het overige (thans subsidiair etc.) gevorderde.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling partijen erop gewezen dat de beslissing van 4 mei 2022 een beslissing op voorhand is geweest, die consequenties heeft gehad voor de rechter ten overstaan waarvan de zaak wordt behandeld, maar waarmee niets is gezegd over de inhoudelijke uitkomst van de zaak.
4.2.
Mr. Widdershoven heeft bij brieven van 15 maart en 17 maart 2023 opmerkingen gemaakt naar aanleiding van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van deze opmerkingen dat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling een zakelijke weergave van het verhandelde dient te bevatten, hetgeen naar haar oordeel het geval is. Niettemin is het juist dat zijdens [eiser] tijdens de mondelinge behandeling, zakelijk weergegeven, het volgende is gesteld:
‘dat [Gold Finance, rechtbank] in die gevallen [de ABC-situatie, rechtbank] een orderbevestiging met algemene voorwaarden naar [handelsnaam 2] stuurt (op haar naam en zonder BTW), die [handelsnaam 2] dan ondertekend aan [Gold Finance] moet retourneren. Na ontvangst daarvan, stuurt [Gold Finance] aan [handelsnaam 2] een factuur (op haar naam en zonder BTW), die [handelsnaam 2] aan [Gold Finance] voldoet. Bij doorverkoop van de auto sluit [handelsnaam 2] vervolgens met haar eigen klant een koopovereenkomst en factureert [handelsnaam 2] - met een winstmarge - de auto aan haar eigen klant (met BTW), die de klant dan aan [handelsnaam 2] betaalt’.
Een andere opmerking betreft de (mogelijke) inbreng van [naam 2] als informant/getuige aan de zijde van [eiser] . De rechtbank komt hierop terug in rov. 4.9.
Voor het overige zijn de opmerkingen niet relevant voor de verdere beoordeling van het geschil, zodat zij hierna buiten beschouwing blijven.
4.3. De (thans) primaire vordering van [eiser] is gebaseerd op de opvatting dat sprake is van twee koopovereenkomsten, de eerste tussen Gold Finance en [naam 2] en de tweede tussen [naam 2] en [eiser] (hierna ook wel: de ABC-situatie). De overige vorderingen zijn gebaseerd op de opvatting dat sprake is van één koopovereenkomst, tussen Gold Finance en [eiser] (hierna ook wel: de AC-situatie).
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag of sprake is van de ABC-situatie dan wel de AC-situatie dient te worden beantwoord op basis van de in de artikelen 3:33 en 3:35 BW neergelegde wils-vertrouwensleer, zoals nader toegespitst in het arrest HR 11 maart 1977,
ECLI:NL:HR:1977:AC1877 (Stolte/Schiphoff, ook wel: Kribbenbijter) en de daarop voortbouwende jurisprudentie. Dit betekent dat het antwoord op de genoemde vraag afhangt van hetgeen [eiser] en Gold Finance (en wellicht [naam 2] ) jegens elkaar hebben verklaard en hetgeen zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.
Conform de hoofdregel van artikel 150 Rv rusten stelplicht en bewijslast in de onderhavige zaak op [eiser] .
De AC-situatie
4.5.
De rechtbank ziet aanleiding om eerst de (subsidiaire en volgende) vorderingen te behandelen, die zien op de AC-situatie. Voor toewijzing van (een van) deze vorderingen is vereist dat [eiser] uit de verklaringen en gedragingen van Gold Finance jegens hem heeft afgeleid en mocht afleiden dat hij de auto rechtstreeks kocht bij Gold Finance.
De rechtbank is van oordeel dat aan dit vereiste niet wordt voldaan en overweegt daartoe als volgt.
4.6.
Gold Finance heeft tijdens de mondelinge behandeling, niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken, het volgende als verweer aangevoerd.
Gold Finance handelt als groothandelaar in luxe auto’s, die door haar via diverse kanalen en voor een belangrijk deel in het buitenland worden aangekocht. De klanten van Gold Finance (en hun klanten) profiteren daarvan doordat de auto’s die Gold Finance aanbiedt een aantrekkelijke prijs hebben en (anders dan via de reguliere kanalen aangekochte nieuwe auto’s) direct leverbaar zijn. Enkele transacties met nauwe relaties daargelaten, verkoopt Gold Finance haar auto’s uitsluitend aan andere autohandelaren, die goed op de hoogte zijn van de herkomst en de eigenschappen van deze auto’s. Met deze autohandelaren bestaan vaak langdurige relaties, waarop de algemene voorwaarden van Gold Finance van toepassing zijn. Die voorwaarden bevatten enkele essentiële exoneraties in verband met de herkomst van de auto’s die Gold Finance aanbiedt. In dit geval is geen schriftelijke overeenkomst opgemaakt, waaruit kan worden afgeleid dat Gold Finance heeft gedacht met [handelsnaam 2] te contracteren. Met hem had zij namelijk al vaker gecontracteerd en dat ging in de regel mondeling, in goed vertrouwen. Had Gold Finance gedacht met [eiser] te contracteren, dan had zij de transactie schriftelijk vastgelegd en toegezien op de toepasselijkverklaring van haar algemene voorwaarden. [eiser] had de auto dan gekocht
‘as is’. Nadat [eiser] ontevreden was geworden over de auto was het opnieuw [naam 2] die contact opnam met Gold Finance over de eventuele inruil van de auto. Ook daaruit blijkt dat [eiser] en [naam 2] ervan uitgingen dat Gold Finance had verkocht aan [handelsnaam 2] .
4.7.
Vast staat dat [eiser] in maart 2021 wist, en in elk geval kon weten, dat Gold Finance een groothandel in auto’s dreef. Dit volgt reeds uit de eigen stellingen van [eiser] , die betrekking hebben op de eerdere aankoop van een auto door een door [eiser] bestuurde rechtspersoon en waarbij, voor [eiser] kenbaar uit de toen verstrekte documenten, de desbetreffende auto door Gold Finance werd verkocht aan [handelsnaam 2] en door [handelsnaam 2] werd verkocht aan de genoemde rechtspersoon (zie ook rov. 4.2.).
Hierop sluit aan dat het overleg met Gold Finance over de eventuele aankoop van de onderhavige auto uitsluitend is gevoerd door [naam 2] . Uit de transcriptie van het WhatsApp-verkeer ter zake (prod. 5 Gold Finance) blijkt dat [naam 2] en [naam 1] uitgebreid hebben overlegd over de auto-wensen van [eiser] en de mogelijkheden voor Gold Finance om daaraan te voldoen en de prijs waartegen dat kon. Opvallend is dat zowel [naam 2] als Gold Finance [eiser] daarbij steeds hebben aangeduid als
‘de klant’van [naam 2] , waarbij [naam 1] heeft benadrukt dat hij de auto in kwestie niet zou leveren aan een van zijn andere klanten, om daarmee [eiser] als klant van [naam 2] te helpen, en dat [naam 2] dit heeft beaamd (prod. 5 Gold Finance, p. 11).
Deze wijze van formuleren, en de gang van zaken tot 11 maart 2021 in het algemeen, duidt niet op een (voorgenomen) koopovereenkomst tussen Gold Finance en [eiser] , niet bezien vanuit het standpunt van Gold Finance, maar ook niet als wordt gelet op de opstelling van [naam 2] jegens Gold Finance.
4.8.
[eiser] heeft gesteld dat hij tijdens de proefrit op 11 maart 2021 met de medewerker van Gold Finance die de proefrit begeleidde, [naam 3] (hierna: [naam 3] ), heeft gesproken over de opties waarmee de auto was uitgerust en dat hij aan het slot van de proefrit tegen [naam 3] heeft gezegd dat hij de auto [naam 3] afnemen. Deze stellingen zijn door Gold Finance betwist. Maar ook als zij op waarheid zouden berusten, volgt uit de genoemde stellingen van [eiser] niet zonder meer dat hij de auto aan het einde van de proefrit heeft gekocht van Gold Finance. Gesteld noch gebleken is dat [naam 3] tot taak had (en bevoegd was) om de auto namens Gold Finance aan [eiser] te verkopen. Daar komt bij dat het later op de dag [naam 2] is geweest die [naam 1] via WhatsApp heeft bericht:
‘Het is akkoord!’(zie rov. 2.6.). Opvallend is dat [naam 2] [eiser] in dit contact met [naam 1] is blijven aanduiden als de
‘eindklant’.Het is ook [naam 2] geweest die de verdere afwikkeling van de transactie op zich heeft genomen. In dat kader is tussen [naam 1] en [naam 2] overlegd over de tenaamstelling van de factuur. Uit het desbetreffende WhatsApp-verkeer (zie rov. 2.6.) maakt de rechtbank op dat de factuur in principe op naam van [handelsnaam 2] zou zijn gesteld en dat dit in dit geval niet is gebeurd vanwege het speciale verzoek [naam 2] . Uit niets blijkt dat het verzoek is gedaan in het belang van [eiser] ; uit de woorden van [naam 2] volgt dat hij het verzoek heeft gedaan in het (verder onbekend gebleven) belang van [handelsnaam 2] ; [eiser] heeft in de onderhavige procedure niet anders gesteld.
De beslissing op wiens naam de factuur zou worden gesteld is vervolgens op een later moment door [naam 2] genomen: hij heeft [naam 1] bericht dat de factuur diende te worden gesteld op naam van [eiser] (prod. 5 Gold Finance, p. 13). Gesteld noch gebleken is dat [naam 2] hierover heeft overlegd met [eiser] . [naam 2] had, kennelijk, ook kunnen kiezen voor een factuur van Gold Finance op naam van zijn vastgoed-BV. Op de consequenties van die mogelijke keuze is [eiser] niet verder ingegaan.
De rechtbank leidt uit de gang van zaken rondom de tenaamstelling van de factuur af dat deze tenaamstelling door [naam 2] als een bijzaak is beschouwd, zo lang de factuur maar niet op naam van [handelsnaam 2] zou staan, en dat de tenaamstelling niets zegt over de daadwerkelijke wederpartij van Gold Finance bij de aankoop van de auto, ook niet in de ogen van [naam 2] .
De gang van zaken vanaf de proefrit op 11 maart 2021 duidt, opnieuw, niet op een koopovereenkomst tussen Gold Finance en [eiser] , niet bezien vanuit het standpunt van Gold Finance, maar ook niet als wordt gelet op de opstelling van [naam 2] jegens Gold Finance.
4.9. (
Een) schriftelijke koopovereenkomst(en) ter zake de auto is (c.q. zijn) niet opgesteld en ondertekend. [eiser] heeft daaruit niet kunnen afleiden dat hij rechtstreeks had gekocht van Gold Finance. Had [eiser] dat van belang gevonden, dan had hij dat kunnen en moeten navragen, hetgeen [eiser] heeft nagelaten. Uit niets blijkt echter dat [eiser] in maart 2021 belang heeft gehecht aan de juridische vormgeving van de transactie ter zake de auto. Hij was geïnteresseerd in de eigenschappen van de auto en heeft al het andere overgelaten aan [naam 2] .
Onbekend is of en zo ja, in hoeverre [naam 2] [eiser] op de hoogte heeft gesteld van het door hem, [naam 2] , met [naam 1] via de WhatsApp besprokene en over de opstelling van Gold Finance. Feit is dat [eiser] [naam 2] erg veel ruimte heeft gegeven om ten behoeve van hem, [eiser] , op te treden en dat hij in de onderhavige procedure niet heeft gesteld dat [naam 2] daarbij in bepaalde opzichten zijn boekje te buiten is gegaan. Als [naam 2] [eiser] op de hoogte heeft gesteld van de inhoud van zijn contacten met [naam 1] van Gold Finance, dan kan [eiser] daaraan niet hebben ontleend dat hij de auto rechtstreeks had gekocht van Gold Finance, dat dit ook Gold Finance duidelijk was en dat zij daarmee akkoord was.
4.10.
De rechtstreekse contacten tussen [eiser] en Gold Finance na de aflevering van de auto (instructieboekje, oplaadkabel, zie rov. 2.7.) dwingen, ten slotte, niet tot de conclusie dat sprake is geweest van een koopovereenkomst tussen Gold Finance en [eiser] . Zij kunnen ook worden opgevat als serviceverlening van Gold Finance mede ten behoeve van [handelsnaam 2] als koper van Gold Finance en als verkoper aan [eiser] .
4.11.
Al met al concludeert de rechtbank dat onduidelijk is gebleven of [eiser] in maart 2021 de auto rechtstreeks van Gold Leasing heeft willen kopen en dat ook onduidelijk is gebleven of [eiser] er daadwerkelijk van uit is gegaan dat hij dat had gedaan. Voor zover dit laatste het geval is, heeft te gelden dat [eiser] - mede gelet op het door Gold Finance gevoerde verweer (zie rov. 4.6.) en op inhoud en belang van het WhatsApp-verkeer tussen [naam 1] en [naam 2] zoals hiervoor besproken - onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd waarom hij op het bestaan van die rechtstreekse contractuele relatie met Gold Finance mocht vertrouwen.
De rechtbank gaat voorbij aan de schriftelijke verklaring van [naam 2] (prod. 17 [eiser] ) die kennelijk onvolledig is, alleen al omdat daarin in het geheel niet wordt ingegaan op de genoemde inhoud van [naam 2] WhatsApp-contacten met [naam 1] (en evenmin op het tijdens de proefrit op 11 maart 2021 tussen [eiser] en [naam 3] besprokene).
Bij gebreke aan concrete gestelde en deugdelijk onderbouwde feiten die de rechtbank tot een andere oordelen kunnen leiden, wordt aan bewijslevering door [eiser] niet toegekomen.
4.12.
Het voorgaande betekent dat geen grond bestaat om de (thans) subsidiaire, meer subsidiaire en nog meer subsidiaire vorderingen, die alle uitgaan van de AC-situatie, toe te wijzen. Daarbij is niet van belang of de desbetreffende vordering is gebaseerd op de grondslag ‘tekortkoming’ dan wel de grondslag ‘dwaling’.
De ABC-situatie
4.13.
Evenmin bestaat grond voor toewijzing van de (thans) primaire vordering, die uitgaat van de ABC-situatie. Deze vordering is gebaseerd op de grondslag ‘onverschuldigde betaling’. [eiser] stelt zich op het standpunt, kort gezegd, dat als hij niet met Gold Finance maar met [naam 2] heeft gecontracteerd, zijn betaling van € 154.662,- op 26 maart 2021 en de latere contante betaling van € 2.000,- aan Gold Finance onverschuldigd zijn geweest.
4.14.
De rechtbank verwerpt dit (door Gold Finance betwiste) standpunt. Uitgaande van de ABC-situatie - zoals rechtens juist is, gelet op het voorgaande - is [eiser] met de betaling van de genoemde € 156.662,- zijn betalingsverplichting jegens [handelsnaam 2] nagekomen en heeft hij tevens gezorgd, in het belang van [handelsnaam 2] , dat deze haar betalingsverplichting (tot hetzelfde bedrag) jegens Gold Finance nakwam. Daarmee was, vanaf eind maart 2021, sprake van een twee volledig afgeronde koopovereenkomsten, in het belang van alle daarbij betrokkenen. De genoemde betaling is dus zeker niet zonder rechtsgrond in de zin van artikel 6:203 lid 1 BW geweest.
Slotsom
4.15.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de vorderingen van [eiser] afwijzen.
[eiser] is de verliezende partij en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijn van Gold Finance tot op heden worden begroot op € 5.737,- aan griffierecht en
€ 4.700,- (2,5 punten à € 1.880,-, tarief V), zijnde in totaal: € 10.437,-, met rente.
4.16.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook een executoriale titel voor de nakosten op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan een noodzakelijke betekening van de uitspraak is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. In dit alles ziet de rechtbank aanleiding om de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk te vermelden in de proceskostenveroordeling (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst af het gevorderde,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Gold Finance tot op heden begroot op € 10.437,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na de dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op
2 augustus 2023.