ECLI:NL:RBLIM:2023:4679

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
ROE 22/596
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV per 10 september 2021. Eiseres ontving sinds 20 juni 2012 een WIA-uitkering, maar het UWV heeft vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat aanleiding gaf tot de beëindiging van de uitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres beoordeeld aan de hand van de ingebrachte argumenten en de medische rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante klachten van eiseres heeft meegenomen in zijn beoordeling. Eiseres heeft aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank is echter van mening dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige manier tot zijn conclusies is gekomen en dat er geen reden is om aan de vastgestelde beperkingen te twijfelen.

De rechtbank heeft ook het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen sprake is van een schending van het beginsel van 'equality of arms'. Eiseres heeft voldoende gelegenheid gehad om haar standpunten en medische informatie in te brengen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV standhoudt. Eiseres krijgt geen proceskosten vergoed, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/596

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Schutrups),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F.D.A. Römgens).

Inleiding

Het UWV heeft de WIA-uitkering van eiseres per 10 september 2021 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 26 januari 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres ontving sinds 20 juni 2012 een WIA-uitkering naar mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. De (ex-)werkgever van eiseres heeft een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres aangevraagd. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten de WIA-uitkering met ingang van 10 september 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 5 januari 2021
(de rechtbank begrijpt: 2022).De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 januari 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 13 januari 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verwijst allereerst naar al hetgeen zij heeft aangevoerd in de bezwaarprocedure en verzoekt de inhoud van het bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen. Zij stelt verder dat het uitgevoerde onderzoek van de verzekeringsarts B&B onzorgvuldig is geweest. Eiseres is van mening dat de psychische problematiek in onvoldoende mate is onderzocht. Tot op heden is zij nog altijd bezig met de zoektocht naar adequate psychische hulp. Zij staat op de wachtlijst voor traumaverwerking (PTSS). De psychische problematiek is dusdanig belemmerend dat zij therapie nodig heeft. Zij vindt dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen in de FML op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren. Daarnaast is zij van mening dat het lichamelijk onderzoek niet in voldoende mate heeft plaatsgevonden. Haar lichamelijke problematiek is erger dan de verzekeringsarts B&B doet voorkomen. Ook is ten onrechte geen informatie bij de behandelaars van eiseres opgevraagd. De verzekeringsarts B&B heeft wel informatie opgevraagd bij de huisarts maar deze niet afgewacht. Eiseres stelt dat de verzekeringsarts B&B had moeten wachten met het komen tot conclusies, tot nadat de informatie van de huisarts binnen was. Tevens had de verzekeringsarts B&B informatie moeten opvragen bij het RAP (revalidatiepraktijk), waar zij heeft gerevalideerd. Eiseres gaat er dan ook vanuit dat in deze procedure alsnog contact wordt op genomen met haar huisarts en behandelaar bij RAP en dat specifiek zal worden gevraagd naar de door eiseres geclaimde beperkingen. Eiseres acht zich, net als de bedrijfsarts, volledig en duurzaam arbeidsongeschikt waardoor geen FML had mogen worden opgesteld. Zij is van mening dat zij volledig arbeidsongeschikt is, omdat haar mogelijkheden in arbeid marginaal zijn en zij een sterk wisselende belastbaarheid in arbeid heeft. De ene dag is zij wellicht in staat om enigszins ‘normaal’ mee te draaien, terwijl het zo kan zijn dat ze de volgende dag tot niets in staat is qua energie en klachten. Op deze wijze kan zij geen betaalde arbeid verrichten, een werkgever moet er immers op kunnen vertrouwen dat zij dagelijks beschikbaar is voor arbeid. De duurzaamheid blijkt naar mening van eiseres uit hetgeen in de FML van 15 juni 2021 staat, namelijk dat verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten.
7. Eiseres is verder van mening dat de geduide functies niet passend zijn en niet zijn afgestemd op haar klachten en daaruit volgende beperkingen. Zij vindt dan ook dat de schatting van de arbeidsdeskundige geen stand kan houden.
8. Naar de mening van eiseres doen de overgelegde gronden voldoende twijfel ontstaan ten aanzien van de juistheid van het bestreden besluit. Daarom ziet eiseres aanleiding om te verzoeken tot benoeming van een onafhankelijke deskundige, zodat de equality of arms gewaarborgd kan blijven. Nu eiseres niet in staat is geweest om zelf een onafhankelijke contra-expertise te bekostigen is zij van mening dat zij in haar rechtspositie is achtergesteld. Voor zover het oordeel luidt dat een onafhankelijke contra-expertise niet noodzakelijk is wordt onderbouwd met een verwijzing naar de uitleg van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over het Korosec-arrest, stelt eiseres zich op het standpunt dat deze uitleg incorrect is. Dat de CRvB aangeeft dat de equality of arms is gewaarborgd als een rechtszoekende de mogelijkheid heeft om zelf medische informatie in het geding te brengen is nogal een eigenaardige uitleg volgens eiseres, omdat de CRvB zich volgens vaste rechtspraak ook op het standpunt stelt dat functionele beperkingen alleen door verzekeringsartsen kunnen worden vastgesteld en niet door medici. Het is dus nog steeds de verzekeringsarts van het UWV die de vertaalslag moet maken van diagnose naar beperkingen. Er is dus nadrukkelijk geen sprake van equality of arms volgens eiseres.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 10 september 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en daarom per 10 september 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gezien en psychisch onderzocht op een spreekuur. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
13. Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts B&B geen informatie heeft opgevraagd bij de behandelaars (en de informatie van de huisarts niet heeft afgewacht) en zij is van mening dat het lichamelijk onderzoek niet in voldoende mate heeft plaatsgevonden.
14. Uit het rapport van de verzekeringsarts B&B van 28 oktober 2022 volgt dat de verzekeringsarts B&B alsnog kennis heeft genomen van de informatie van de huisarts, maar dat deze informatie geen aanleiding geeft om zijn standpunt te wijzigen. Daarnaast merkt de rechtbank op dat uit vaste rechtspraak volgt dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. Raadpleging van de behandelaars is aangewezen in die gevallen waarin al een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of indien een betrokkene stelt dat de behandelaars een beredeneerd afwijkend standpunt hebben over de beperkingen. Genoemde situaties zijn niet van toepassing in het geval van eiseres. [1] Bovendien had het op de weg van eiseres gelegen om in beroep alsnog medische informatie te overleggen als zij vindt dat die informatie van belang is. De rechtbank is het dan ook niet eens met eiseres.
15. Eiseres stelt verder dat het lichamelijk onderzoek niet in voldoende mate heeft plaatsgevonden. Ook dit is de rechtbank niet met eiseres eens. De rechtbank merkt op dat het in beginsel tot de expertise van een verzekeringsarts behoort om te beoordelen welke onderzoeksmethoden worden gekozen, hoe de onderzoeksresultaten worden beoordeeld en vast te stellen tot welke beperkingen in arbeid dit leidt. Een spreekuurcontact is één van de onderzoekshandelingen om de medische feiten in een concreet geval vast te stellen. De verzekeringsarts B&B geeft in het rapport van 28 oktober 2022 aan dat de lichamelijke klachten van eiseres berusten op fibromyalgie. Hierbij worden zowel bij specialistische onderzoeken als bij een lichamelijk onderzoek geen afwijkingen gevonden. Daarom werd afgezien van een lichamelijk onderzoek. Naast voornoemde onderzoekshandelingen heeft de verzekeringsarts B&B kennisgenomen van het dossier met daarin medische informatie. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
16. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat er geen sprake is van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Er is namelijk geen sprake van ernstig persoonlijk en sociaal disfunctioneren op alle niveaus ten gevolge van een ernstige psychische stoornis, een opname in een ziekenhuis of AWBZ-erkende instelling, bedlegerigheid of ADL-afhankelijkheid en er is geen sprake van sterk wisselende mogelijkheden met perioden van niet of nauwelijks zelfredzaamheid/verlies van mogelijkheden binnen drie maanden. In de FML is rekening gehouden met beperkingen op het psychische en fysieke vlak. De verzekeringsarts B&B ziet aanleiding om (meer) beperkingen dan de verzekeringsarts aan te nemen op het vlak van fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
17. Eiseres stelt verder dat zij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is, omdat haar mogelijkheden in arbeid marginaal zijn en zij een sterk wisselende belastbaarheid in arbeid heeft. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres niet heeft onderschat. Voor zover eiseres bedoelt (ook) een beroep te doen op artikel 2, tweede lid, onder d en/of artikel 9, onder e van het Schattingsbesluit, merkt de rechtbank op dat daarvoor geen aanknopingspunten zijn te vinden in het rapport van de verzekeringsarts B&B. Eiseres heeft haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
18. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht. De rechtbank is het niet eens met het standpunt van eiseres dat de uitleg van de CRvB over de Korošec uitspraak incorrect is. Het feit dat een verzekeringsarts B&B een vertaalslag maakt van diagnoses naar beperkingen maakt niet dat geen sprake is van ‘equality of arms’. Het gaat erom of eiseres voldoende ruimte heeft gehad om de medische bevindingen van de verzekeringsartsen te betwisten. [2] Eiseres heeft zowel tijdens de bezwaarprocedure als tijdens de beroepsprocedure de mogelijkheid gehad om medische informatie in te dienen. Van een situatie waarin geen evenwicht is tussen partijen in hun mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen, is dan ook geen sprake. Dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij het overleggen van medische informatie die een ander licht op de zaak kan werpen en in die zin in bewijsnood is komen te verkeren, is niet gebleken. Ook is niet aannemelijk dat medische informatie ontbreekt waardoor de rechter geen goed beeld van de beperkingen van eiseres heeft kunnen krijgen. Nu geen sprake is van schending van het beginsel van ‘equality of arms’, is er ook geen aanleiding om op deze grond een onafhankelijk deskundige te benoemen. [3]
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de juistheid van de medische beperkingen en daarmee tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De rechtbank ziet daarom geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie geduide functies 96,49% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 3,51% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van eiseres per 10 september 2021 te beëindigen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
22. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 augustus 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de CRvB van 7 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3624.
2.Zie onder andere de uitspraak van de CRvB van 5 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1960.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 5 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1960, r.o. 4.5.2.