ECLI:NL:RBLIM:2023:4665

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
C/03/320120 / KG ZA 23-262
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruglevering van onderneming en ontruiming bedrijfsruimte in kort geding

In deze zaak vorderen eisers, [eiseres] en [eiser], in kort geding de teruglevering van een onderneming en de ontruiming van een bedrijfsruimte door Vitra Optica B.V. De achtergrond van de zaak betreft een koopovereenkomst die op 31 maart 2023 is gesloten, waarbij Vitra Optica de activa van [eiseres] zou overnemen voor een bedrag van € 115.000,-. De overnamedatum was vastgesteld op 1 april 2023, maar Vitra Optica heeft de koopsom niet voldaan. Na herhaalde sommatie en een gebrek aan medewerking van Vitra Optica, hebben eisers besloten om een kort geding aan te spannen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien Vitra Optica haar verplichtingen niet nakomt en de exploitatie van de onderneming voortzet, wat leidt tot schade voor eisers. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Vitra Optica verplicht is om de onderneming terug te leveren en de bedrijfsruimte te ontruimen. De vordering tot ontruiming is toegewezen met een termijn van twee dagen na betekening van het vonnis. Vitra Optica is ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/320120 / KG ZA 23-262
Uitwerking van het verkort vonnis in kort geding van 26 juli 2023, gegeven op 27 juli 2023
in de zaak van
1. [eiseres]
[eiseres] .,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.M. van den Boomen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VITRA OPTICA B.V.,
gevestigd te Beek (Limburg),
gedaagde,
advocaat mr. T.E.J. Devens.
Partijen zullen hierna [eisers] (afzonderlijk [eiseres] en [eiser] ) en Vitra Optica genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 13,
  • de producties 14 tot en met 16 van [eisers] ,
  • de akte wijziging van eis,
  • de producties 1 en 2 van Vitra Optica,
  • de mondelinge behandeling op 20 juli 2023,
  • de pleitnota van [eisers] ,
  • de pleitnota van Vitra Optica,
  • de e-mail met begeleidende brief van [eisers] van 25 juli 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Vanwege de spoedeisendheid van deze zaak heeft de voorzieningenrechter een verkort vonnis gewezen, dat, behalve de personalia van partijen en het procesverloop tot op 26 juli 2023, alleen de beslissing bevatte. De uitwerking van het verkort vonnis volgt per heden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert een onderneming die zich richt op het aanmeten van en het adviseren over brillen, contactlenzen en andere correctieve optica, alsmede de verkoop daarvan. De bestuurders van [eiseres] zijn de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijk [bedrijfsnaam 1] , waarvan [naam 1] de dga is, alsmede de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam 2] , waarvan [naam 2] de dga is. [naam 1] en [naam 2] zijn broers.
2.2.
Vitra Optica heeft het plan opgevat om enkele optiekzaken in en om Limburg over te nemen, om deze vervolgens voor eigen rekening te exploiteren. Bestuurder van Vitra Optica is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam 3] , waarvan [naam bestuurder] de bestuurder is.
2.3.
[eiseres] had een filiaal in [vestigingsplaats] en een filiaal in [plaats] , aan de [adres] . Op enig moment heeft zij besloten tot verkoop van de activa van [eiseres] zoals behorend bij het filiaal in [plaats] . [eiseres] is daarna in contact gekomen met Vitra Optica, die interesse toonde in de aangeboden activa. Nadat daarover wilsovereenstemming was bereikt, is een overeenkomst tot overdracht van (de activa van) de onderneming in [plaats] opgesteld (deze overeenkomst hierna te noemen: de koopovereenkomst), die door beide partijen op 31 maart 2023 is ondertekend.
2.4.
In artikel 1 van de koopovereenkomst is opgenomen wat door [eiseres] aan Vitra Optica wordt verkocht en geleverd, te weten (kort gezegd):
( a) de inventaris, inclusief voorraadgoederen;
( b) de goodwill (het klantenbestand);
( c) de orderportefeuille;
( d) de rechten en contractuele verhoudingen.
2.5.
In artikel 3.1 van de koopovereenkomst is bepaald dat de overnamesom
€ 115.000,- bedraagt. In artikel 3.3 van de koopovereenkomst is het volgende bepaald:

De overnameprijs dient betaald te worden op de Overnamedatum voor 14.00 uur
en dient door Koper overgemaakt te worden op de bankrekening van Verkoper.”
De overnamedatum volgt uit artikel 1 sub (a) en is bepaald op 1 april 2023. Op die dag diende Vitra Optica dus vóór 14:00 uur het bedrag van € 115.000,- te hebben betaald.
2.6.
In artikel 6 van de koopovereenkomst is bepaald dat [eiseres] zal zorgen voor een huurovereenkomst met betrekking tot het winkelpand aan de [adres] te [plaats] tussen Vitra Optica en [eiser] als eigenaar daarvan. Deze ‘huurovereenkomst 290-bedrijfsruimte’ (hierna te noemen: de huurovereenkomst) is vervolgens daadwerkelijk tot stand gekomen. Op grond van de huurovereenkomst huurt Vitra Optica van [eiser] met ingang van 1 april 2023 voor de duur van 10 jaar het winkelpand inclusief bovenwoning aan de [adres] te [plaats] . De huurovereenkomst is aan de koopovereenkomst gehecht.
2.7.
[eiseres] heeft op 1 april 2023 de onderneming, die bestaat uit activa, goodwill (klantenbestand), orderportefeuille en rechten en contractuele verhoudingen, aan Vitra Optica geleverd. Vitra Optica heeft op die dag niet vóór 14 uur de koopsom voldaan en heeft dat ook tot op heden niet gedaan.
2.8.
Op 24 april 2023 is namens [eiseres] een sommatie naar Vitra Optica verzonden. Omdat Vitra Optica daar aanvankelijk niet op heeft gereageerd, is Vitra Optica door [eiseres] in rechte betrokken bij dagvaarding van 3 mei 2023, waarbij aanvankelijk een vordering tot nakoming van de koopovereenkomst is ingesteld. Daarnaast is Vitra Optica ook inzake de huurovereenkomst gedagvaard en wel op 4 mei 2023 (met een herstelexploot op 11 mei 2023), waarbij een vordering tot nakoming is ingesteld.
2.9.
Bij brief van 30 mei 2023 heeft mr. Devens namens Vitra Optica alsnog gereageerd op de sommatie, In die brief wordt medegedeeld dat Vitra Optica een toezegging van een financier had, te weten [naam 3] , op grond waarvan Vitra Optica de koopsom had kunnen voldoen. [naam 3] hield zich echter niet aan de mondeling met Vitra Optica gemaakte afspraken en trok zich terug. Hierdoor kon de koopsom uiteindelijk niet door Vitra Optica worden voldaan.
2.10.
[eiseres] heeft vervolgens bij brief van 9 juni 2023 de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. [eiseres] heeft daarbij aangegeven dat de lopende procedure zou worden aangehouden als Vitra Optica voor 14 juni 2023 zou instemmen met de ontbinding en de onderneming onmiddellijk zou terugleveren. Daarnaast moest Vitra Optica zich voor 14 juni 2023 bereid verklaren om de lopende huurovereenkomst met [eiser] met wederzijds goedvinden te beëindigen en het gehuurde onmiddellijk te verlaten. Vitra Optica heeft niet aan deze verlangens voldaan.
2.11.
Bij e-mail van 16 juni 2023 is door Vitra Optica gesteld dat, op grond van een geldleenovereenkomst van diezelfde datum, [naam 4] aan de dga van Vitra Optica een bedrag van € 150.000 zal lenen, welke lening vóór juli 2023 zal worden verstrekt. [eiseres] en [eiser] Hebben vervolgens jegens Vitra Optica aangegeven dat zij de onderneming en de bedrijfsruimte uiterlijk op 20 juni 2023 terug wilden hebben, met de toevoeging dat indien Vitra Optica voor 10 juli 2023 alsnog zou aantonen dat er geld is, partijen dan opnieuw in onderhandeling zouden kunnen treden.
2.12.
[eiseres] heef vervolgens haar eis in de bodemprocedure inzake de koopovereenkomst bij akte van 21 juni 2023 gewijzigd. In plaats van nakoming vordert [eiseres] thans de teruggave van de onderneming. Bij akte van dezelfde datum heeft [eiser] in de zaak betreffende de huurovereenkomst de eis gewijzigd. In die zaak wordt nu ontbinding en ontruiming gevorderd.
2.13.
Bij e-mail van 26 juni 2023 heeft de raadsman van Vitra Optica het volgende geschreven:
“Client heeft mij toegezegd om volledige medewerking te verlenen aan de ontbinding wanneer hij op 10 juli a.s. geen aanspraak kan maken op de door de financier toegezegde middelen, zodat wij geen onnodige tijd verliezen en niet onnodig hoeven procederen.”
Vitra Optica heeft vervolgens in de bodemprocedure op 28 juni 2023 een conclusie van antwoord ingediend, waarin zij heeft erkend dat sprake is van een aan haar toerekenbare tekortkoming.
2.14.
Bij e-mail van 29 juni 2023 is Vitra Optica (nogmaals) gesommeerd om de
ongedaanmakingsverplichting uit hoofde van de ontbinding van de koopovereenkomst na te komen en wel uiterlijk op 30 juni 2023, waarbij (opnieuw) een kort geding is aangekondigd. Vitra Optica heeft niet gereageerd, waarna bij e-mail van 4 juli 2023 het onderhavige kort geding is aangezegd en is gewezen op de te late huurbetalingen over de maanden juni en juli 2023. Bij e-mail van 6 juli 2023 is Vitra Optica (wederom) gevraagd of zij vrijwillig aan de ongedaanmakingsverplichting wilde voldoen, waarmee een kort geding voorkomen zou kunnen worden. Vitra Optica heeft hierop niet gereageerd. Omdat de datum van 10 juli 2023 was verstreken, heeft [eiseres] op 12 juli 2023 een e-mail verstuurd, waarin Vitra Optica is verzocht om haar eerdere toezegging na te komen. Aan de sommatie om uiterlijk 13 juli 2023 voor 10:00 uur te bevestigen dat de onderneming en de bedrijfsruimte zouden terug worden gegeven heeft Vitra Optica niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van [eiseres]
I. Vitra Optica veroordeelt tot nakoming van de op haar rustende
ongedaanmakingsverplichting tot teruggave van de onderneming aan [eiseres] , in
die zin dat de activa, de goodwill (het klantenbestand), de orderportefeuille en de rechten
en contractuele verhoudingen, zoals blijkt uit de productie 12 en 13 (bijlage 1 en 2 bij de
koopovereenkomst van 31 maart 2023), alsmede productie 14, aan [eiseres] worden
overgedragen, alsmede te bepalen dat overeenkomstig artikel 3:300 BW het vonnis in kort
geding in de plaats treedt van de medewerking van Vitra Optica om te komen tot de
teruglevering van de genoemde zaken en rechten aan [eiseres] , althans een of meer
voorlopige voorzieningen zoals de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren,
II. Vitra Optica verbiedt het exploiteren van een opticienbedrijf in de bedrijfsruimte gelegen te [plaats] , gemeente [gemeente] , aan de [adres] , althans een of meer voorlopige voorzieningen zoals de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren,
ten aanzien van [eiser]
III. Vitra Optica veroordeelt tot ontruiming van de bedrijfsruimte gelegen te [plaats]
, gemeente [gemeente] , aan de [adres] , met al degenen die en al
hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt,
evenwel met
uitzondering van alle zaken die aan [eiseres] terug moeten worden geleverd, dit
binnen twee (2) dagen na de betekening van het vonnis in kort geding, althans een door de
voorzieningenrechter te bepalen termijn, een en ander met afgifte van de sleutels en in
lege en behoorlijke staat zoals bepaald in de algemene voorwaarden, zodat het gehuurde
ter vrije beschikking van [eiser] komt, althans een of meer voorlopige voorzieningen
zoals de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren;
ten aanzien van zowel [eiseres] als [eiser]
IV. Vitra Optica veroordeelt in de kosten van deze procedure in kort geding, daaronder
mede begrepen het salaris van de advocaat van [eiseres] en [eiser] , alsmede
alle kosten die samenvallen met de tenuitvoerlegging van het vonnis in kort geding, te
vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht (8) dagen na dagtekening van
het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
Hiertoe stellen [eisers] dat zij een spoedeisend belang hebben bij een onverwijlde teruglevering van de onderneming respectievelijk een ontruiming van de bedrijfsruimte. De koopsom was op 1 april 2023 opeisbaar en Vitra Optica heeft deze niet voldaan. Ook de afspraak dat de door [eiseres] verkochte, maar nog niet aan de klant geleverde en ook nog niet betaalde producten, door Vitra Optica aan [eiseres] zouden worden voldaan na ontvangst van de betaling, wordt niet nagekomen. Vitra Optica komt ook haar financiële verplichtingen tegenover [eiser] niet na. De huur wordt niet, dan wel stelselmatig te laat betaald en de waarborgsom die had dienen te worden betaald op 1 april 2023, is pas vlak voor de behandeling van het kort geding voldaan. Bovendien hangt de huurovereenkomst zeer nauw samen met de buitengerechtelijk ontbonden koopovereenkomst. Als Vitra Optica wordt veroordeeld tot teruggave van de onderneming, dan eindigt daarmee de exploitatie van de onderneming in de door haar gehuurde bedrijfsruimte en is het alleszins redelijk dat die weer aan [eiser] ter beschikking wordt gesteld.
Los hiervan heeft Vitra Optica expliciet toegezegd dat zij haar volledige medewerking zal verlenen aan de ontbinding indien zij op 10 juli 2023 geen aanspraak heeft kunnen maken op de (beweerdelijk) door een derde-financier toegezegde financiering. Er is niets gebleken van een dergelijke aanspraak, zodat reeds op die grond Vitra Optica verplicht is om mee te werken aan de nakoming van de op haar rustende ongedaanmakingsverplichting, te weten de teruggave van de onderneming, en op ontruiming van de bedrijfsruimte.
3.3.
Vitra Optica voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat het onaanvaardbaar is om nu reeds over te gaan tot toewijzing van de vordering tot nakoming van de ongedaanmakingsverbintenissen. Er is in casu geen sprake van onwil, maar van een kwestie van pech, doordat de eerste financier zich onverwacht terugtrok. Vitra Optica heeft een andere financier gevonden, die het geld nu ieder moment beschikbaar kan stellen. De bank heeft wat nadere vragen gesteld toen de financier een bedrag van deze omvang wilde overboeken, maar die vragen zijn inmiddels beantwoord. De overboeking kan binnen enkele dagen een feit zijn. Deze ontwikkeling is ook de reden dat Vitra Optica uiteindelijk toch niet vrijwillig heeft meegewerkt aan de nakoming van de ongedaanmakingsverbintenissen. Voor [naam bestuurder] , de indirect bestuurder van Vitra Optica, komt anders zijn enige inkomstenbron te vervallen, maar ook [eisers] hebben er belang bij dat de koopovereenkomst alsnog volledig wordt nagekomen en dat de huurovereenkomst wordt voortgezet.
[naam bestuurder] heeft zich ingespannen om te voldoen aan alle verplichtingen van Vitra Optica en in het bijzonder ook de verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst. Hij heeft tot op heden de volledige huur betaald, zij het als gevolg van de ontstane verwikkelingen niet altijd op tijd. De waarborgsom heeft [naam bestuurder] inmiddels ook uit eigen middelen betaald, zodat van een achterstand geen sprake meer is. Om die reden kan ook van een veroordeling tot ontruiming van het pand in [plaats] naar de mening van Vitra Optica geen sprake zijn, te meer nu het hier een andere contractuele wederpartij betreft. Ook leveranciers van de onderneming worden door Vitra Optica betaald.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het spoedeisend belang

4.1.
[eisers] stellen dat [eiseres] en [eiser] een spoedeisend belang hebben bij een onverwijlde teruglevering van de onderneming respectievelijk een ontruiming van de bedrijfsruimte. Er bereiken [eiseres] klachten over de wijze waarop Vitra Optica met de klanten omgaat. Dat levert voor [eiseres] (imago)schade op. Ook leveranciers laat Vitra Optica onbetaald, waardoor het voor [eiseres] bijzonder lastig zal zijn om na de onvermijdelijke teruglevering van de onderneming deze verbroken relaties weer op te bouwen. Daarnaast vreest [eiseres] dat Vitra Optica een deel van de inventaris en/of de voorraad zal verduisteren. Van de zijde van [eisers] is er totaal geen vertrouwen in de moraliteit van Vitra Optica.
Verder is van belang dat Vitra Optica op grond van artikel 6:273 BW juncto artikel 7:10 lid 4 BW, als partij die een prestatie van [eiseres] heeft ontvangen, vanaf het tijdstip dat zij weet heeft van de ontbinding van de koopovereenkomst, te weten 9 juni 2023, verplicht is als een zorgvuldig schuldenaar ervoor zorg te dragen dat de ingevolge van die ontbinding verschuldigde ongedaanmaking van de prestatie mogelijk zal zijn. [eiseres] stelt vast dat Vitra Optica de exploitatie onverminderd voortzet, door de verkoop van de onbetaald gelaten van [eiseres] overgenomen voorraad, waardoor Vitra Optica nu al niet meer kan voldoen aan de verplichting tot teruggave van al hetgeen is geleverd. Uiteraard kan er in theorie een schadevergoeding van Vitra Optica worden gevorderd, maar gezien haar financiële toestand hoeft daarvan niets te worden verwacht. Ook dit maakt onverwijld ingrijpen noodzakelijk.
Ook is van belang dat in de bodemzaak pas in 2024 een vonnis zal worden gewezen. Als [eiseres] tot die datum moet wachten op de teruggave van de onderneming, zal de schade zeer aanzienlijk zijn. Dat willen [eiseres] en [eiser] voorkomen en reeds daarom is er behoefte aan een voorlopige voorziening zoals gevorderd.
4.2.
Gelet op door [eisers] genoemde omstandigheden zoals die hiervoor zijn weergegeven - en die door Vitra Optica niet, maar in elk geval onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken - komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen voor [eisers] voldoende is gebleken.
De ongedaanmakingsverplichting en het verbod tot het exploiteren van het opticienbedrijf te [plaats]
4.3.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.4.
Tussen partijen staat vast dat Vitra Optica haar verplichting tot betaling van de koopsom op 1 april 2023 vóór 14:00 uur niet is nagekomen en ook latere toezeggingen tot betaling niet zijn nagekomen. Bij de behandeling van het kort geding op 20 juli 2023 is Vitra Optica de gelegenheid geboden om uiterlijk op 25 juli 2023 om 16:00 uur tot betaling over te gaan. Bij e-mail met aangehechte brief van 25 juli 2023 is van de zijde van [eisers] gemeld dat door Vitra Optica op voormeld tijdstip geen geld beschikbaar was gesteld en zelfs in het geheel niets was vernomen van Vitra Optica. Ook de voorzieningenrechter heeft na de behandeling ter zitting tot het moment van afgeven van het verkorte vonnis niets vernomen van Vitra Optica. Gelet hierop komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden op de wijze zoals door [eisers] gesteld. Daarbij speelt ook een rol dat de (eventuele niet-)toerekenbaarheid van de tekortkoming van Vitra niet relevant is en dat de tekortkoming de volledige koopsom betreft en daarmee aanzienlijk is, des te meer als wordt bedacht dat [eiseres] harerzijds alle verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst is nagekomen.
4.5.
Gevolg van de ontbinding is dat Vitra Optica de door [eiseres] geleverde zaken (en goederen) zal dienen terug te leveren.
4.6.
Hiervoor is reeds vermeld waarom Vitra Optica tot op heden niet heeft willen meewerken aan de nakoming van de op haar rustende ongedaanmakingsverbintenissen (zie rov. 3.3.). Zijdens Vitra Optica is verder gesteld dat zij bereid is om, binnen redelijke grenzen, een compensatie voor de vertraging in de nakoming van de koopovereenkomst te betalen. Vitra Optica meent dan ook dat het in de geschetste omstandigheden onaanvaardbaar is, gelet op de eisen van redelijkheid en billijkheid, om vooruitlopend op de uitspraak in de bodemprocedure reeds over te gaan tot toewijzing van de vordering tot nakoming van de ongedaanmakingsverbintenissen uit hoofde van de ontbonden koopovereenkomst.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verweer van Vitra Optica faalt. Vitra Optica heeft haar stelling dat zij op zeer korte termijn kan beschikken over de benodigde financiering niet onderbouwd. De door haar overgelegde overeenkomst tussen [naam bestuurder] en [naam 4] biedt daarvoor geen c.q. onvoldoende garantie. Zoals hiervoor is vermeld, neemt de voorzieningenrechter als vaststaand aan dat, ondanks de verklaring ter zitting dat het bedrag van de lening ieder moment overgemaakt kon worden, ook in de dagen na de behandeling ter zitting (tussen 20 en 26 juli) de kooprijs niet alsnog is betaald. [eiseres] heeft er gezien de door haar aangevoerde omstandigheden alle belang bij dat zij de onderneming met voorraden en inventaris zo snel mogelijk weer terug in eigen handen krijgt. Als dat niet gebeurt, kan niet worden uitgesloten dat Vitra Optica, zolang zij de exploitatie van de onderneming in [plaats] kan voortzetten, door zal blijven gaan met de verkoop van de bestaande voorraad aan derden, terwijl voor dit moment moet worden aangenomen dat die voorraden aan [eiseres] toekomen en zonder dat [eiseres] enige zekerheid heeft dat zij in verband met de voortgezette verkopen ooit enige vergoeding zal ontvangen. De voorzieningenrechter volgt [eiseres] in haar standpunt dat het wachten op een vonnis in de bodemprocedure alleen maar tot een steeds verder oplopende schade zal leiden.
Ter beperking van de (verdere) schade voor [eiseres] zal de vordering onder I. daarom worden toegewezen.
4.8.
[eiseres] heeft ten aanzien van het tweede deel van haar vordering onder I., om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 3:300 BW, aangevoerd dat van Vitra Optica geen enkele medewerking tot het terugleveren van de onderneming is te verwachten en dat een dwangsom ten laste van Vitra Optica geen enkel effect zal sorteren. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat ook dit deel van de vordering onder I. kan worden toegewezen, zij het enkel op een wijze die overeenstemt met de inhoud van de genoemde wettelijke bepaling.
4.9.
Tevens zal, in samenhang met het toewijzen van de vordering I. en met de hierna te nemen beslissing inzake de huurovereenkomst, ook de vordering onder II., tot het uitspreken van een verbod aan het adres van Vitra Optica tot het exploiteren van een opticienbedrijf in de bedrijfsruimte aan de [adres] te [plaats] worden toegewezen. De vordering bevat geen termijn. Toewijzing van de vordering betekent dat de exploitatie per heden dient te worden gestaakt; betekening van het vonnis is daarvoor niet nodig.
De huurovereenkomst en de gevorderde ontruiming
4.10.
Vast staat dat Vitra Optica tot op heden stelselmatig is tekortgeschoten in de tijdige en volledige nakoming van de voor haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende financiële verplichtingen. Hoewel in de schriftelijke huurovereenkomst wordt bepaald dat de huur per maand vooraf moet worden betaald, heeft Vitra Optica over de maanden april tot en met juli 2023 telkens enkele weken later aan haar verplichtingen voldaan. Dit wordt ook niet betwist. De waarborgsom, die bij het aangaan van de huurovereenkomst had moeten worden voldaan, is pas na het uitbrengen van de dagvaarding in het onderhavige kort geding betaald. Ook dit staat vast. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de herhaalde, vrijwel structureel-te late betaling van de huur een ernstige tekortkoming die rechtvaardigt dat thans, vooruitlopend op de beslissing in de bodemzaak, reeds de vordering tot ontruiming van het gehuurde wordt toegewezen.
Daarbij weegt in het voordeel van [eiser] mee, dat - zoals hiervoor weergegeven - een duidelijke samenhang bestaat tussen de koopovereenkomst en de huurovereenkomst en dat vaststaat dat Vitra Optica de financiële verplichtingen uit de koopovereenkomst tot op heden in het geheel niet is nagekomen. Gelet daarop - en op de ter zake de koopovereenkomst te treffen voorzieningen - valt niet te verwachten de Vitra Optica in de voorzienbare toekomst niettemin in staat zal zijn om haar financiële verplichtingen jegens haar verhuurder
[eiser] wél tijdig en volledig na te komen.
Vitra Optica heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde ontruimingstermijn. De voorzieningenrechter acht deze termijn onder de huidige omstandigheden (die erop neerkomen dat Vitra Optica alle aan [eiseres] terug te leveren zaken in de bedrijfsruimte in [plaats] kan achterlaten) gerechtvaardigd. Vitra Optica zal, conform de vordering, worden veroordeeld om de bedrijfsruimte te [plaats] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen.
Ten slotte
4.11.
Vitra Optica zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- betekening oproeping € 109,44
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
totaal € 1.188,44
4.12.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de voorzieningenrechter aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Vitra Optica tot nakoming van de op haar rustende
ongedaanmakingsverplichting tot teruggave van de onderneming aan [eiseres] , in
die zin dat de activa, de goodwill (het klantenbestand), de orderportefeuille en de rechten
en contractuele verhoudingen, zoals blijkt uit de producties 12 en 13 (bijlage 1 en 2 bij de
koopovereenkomst van 31 maart 2023), alsmede productie 14, aan [eiseres] worden
overgedragen,
5.2.
bepaalt dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:300 BW dit vonnis in kort
geding dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van Vitra Optica, dienend tot nakoming van de veroordeling onder 5.1., voor zover deze nakoming het verrichten van een (of meer) rechtshandeling(en) door Vitra Optica vereist,
5.3.
verbiedt Vitra Optica het exploiteren van een opticienbedrijf in de bedrijfsruimte gelegen te [plaats] , gemeente [gemeente] , aan de [adres] ,
5.4.
veroordeelt Vitra Optica tot ontruiming van de bedrijfsruimte gelegen te [plaats]
, gemeente [gemeente] , aan de [adres] , met al degenen die en al
hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, evenwel met
uitzondering van alle zaken die aan [eiseres] terug moeten worden geleverd, dit
binnen twee (2) dagen na de betekening van dit vonnis in kort geding, een en ander met afgifte van de sleutels aan [eiser] , en in lege en behoorlijke staat zoals bepaald in de algemene voorwaarden, zodat het gehuurde ter vrije beschikking van [eiser] komt,
5.5.
veroordeelt Vitra Optica in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.188,44, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van acht (8) dagen na de dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023 en aangevuld op 27 juli 2023. [1]

Voetnoten

1.EvdS