Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[gedaagde partij sub 1] ,2. [gedaagde partij sub 2] ,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord tevens houdende een (voorwaardelijke) eis in reconventie tevens houdende een incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
2.De beoordeling in het incident
Effer / Kantner) is bepaald dat niet doorslaggevend is of gedaagde het bestaan van de aan de eis ten grondslag gelegde overeenkomst betwist. Eiser kan zich tot het gerecht van de plaats van uitvoering wenden, ook wanneer de totstandkoming van de overeenkomst die aan de vordering ten grondslag ligt, tussen partijen in geschil is. Het doel van rechtszekerheid verlangt dat de nationale rechter zich gemakkelijk over zijn eigen bevoegdheid kan uitspreken, zonder dat hij daartoe de zaak ten gronde hoeft te onderzoeken
(ECLI:EU:C:1997:337 (Benincasa)).Er hoeft in het kader van de toetsing van de bevoegdheid geen uitgebreide bewijsprocedure te worden gevoerd ten aanzien van de betwiste feiten die zowel voor de bevoegdheidsvraag als voor het bestaan van het ingeroepen vorderingsrecht relevant zijn. Uit het arrest
ECLI:EU:C:2015:37 (Kolassa)volgt dat de rechter zijn bevoegdheid
kantoetsen aan alle te zijner beschikking staande gegeven, zo ook de betwisting van gedaagde. De Hoge Raad heeft evenwel in zijn arrest van 14 april 2017 (
ECLI:NL:HR:2017:694) onder verwijzing naar voornoemd arrest en het arrest
ECLI:EU:C:2016:449 (Universal Music)overwogen, dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of hij rechtsmacht heeft, zich niet dient te beperken tot de stellingen van de eiser, maar ook acht
moetslaan op de beschikbare gegevens over de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding en op de stellingen van de gedaagde.
ECLI:EU:C:1976:133 (Tessili)).
ECLI:EU:C:2017:472 (Kareda)heeft overwogen dat de kenmerkende prestatie in een geval van een overeenkomst van geldlening door de uitlener wordt verricht, hetgeen overeenstemt met de in Nederland heersende opvatting. Nu [eiser] de uitlener was en [eiser] tijde van de kenmerkende prestatie in Nederland was gevestigd is de rechtbank van oordeel dat Nederlands recht van toepassing is. Voor zover de overeenkomst van geldlening als een overeenkomst van dienstverlening heeft te gelden, zoals uit voornoemd arrest kan volgen, heeft te gelden dat [eiser] als de dienstverlener dient te worden aangemerkt en diens gewone verblijfplaats bepalend is, zodat ook dan Nederlands recht van toepassing is (artikel 4 lid 1 sub b Vo Rome I).
3.De beslissing
hoofdelijkin de proceskosten van het incident aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 598,00,