ECLI:NL:RBLIM:2023:4256

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
ROE 22/1480
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar per 1 januari 2022 geen WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had vastgesteld dat eiseres op die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was, namelijk 14,49%. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde zijn standpunt. De rechtbank beoordeelde of het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de uitkering. Eiseres voerde aan dat het onderzoek door het UWV onzorgvuldig was, omdat zij niet fysiek en psychisch was onderzocht door een verzekeringsarts. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat de medische belastbaarheid van eiseres op 1 januari 2022 overtuigend was gemotiveerd. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij niet voldeed aan de vereiste arbeidsongeschiktheid van 35%. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in deze procedure. De rechtbank wees erop dat eiseres geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1480

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.W.M. Jansen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder.

Inleiding

Het UWV heeft een aanvraag van eiseres om haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, afgewezen, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is, namelijk 14,49%. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 9 juni 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst tot 25 oktober 2019 gewerkt als schoonmaakster voor 20 uur per week bij Stichting Land van Horne. Vervolgens ontving eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Zij heeft zich op 10 december 2019 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 1 januari 2022 voor minder dan 35%, namelijk 14,49%, arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 april 2022/23 mei 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 december 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 1 juni 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt de gronden van bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen. Zij stelt verder dat er geen sprake is van een zorgvuldig onderzoek. Zij wijst op jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de Raad). [1] ,Eiseres is in de primaire fase door een arts niet zijnde verzekeringsarts gezien. Bij de hoorzitting heeft de verzekeringsarts B&B enkel geobserveerd. Hierbij heeft geen psychisch en lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. Het standpunt van de verzekeringsarts B&B dat een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde had kan niet worden gevolgd. In bezwaar heeft eiseres benadrukt dat haar fysieke beperkingen niet juist zijn vastgesteld en ter onderbouwing heeft zij medische informatie ingebracht. Doordat eiseres in bezwaar niet fysiek en psychisch is gekeurd tijdens een medisch spreekuur, heeft volgens eiseres ook geen volledige heroverweging plaatsgevonden.
7. Eiseres stelt ook dat de verzekeringsartsen de beperkingen en belastbaarheid niet goed hebben vastgesteld. Het onderzoek is volgens eiseres derhalve niet volledig en zorgvuldig geweest, en ook onvoldoende gemotiveerd. De primaire arts concludeert dat eiseres al jaren last heeft van chronische nekklachten, maar deze klachten zijn de afgelopen anderhalf jaar fors toegenomen. Eiseres vindt het zeer opmerkelijk dat de verzekeringsarts geen verdere beperkingen heeft opgenomen in de rubrieken staan en zitten, computeren en tillen/dragen.
8. Uit de overgelegde producties die zijn ingebracht tijdens de bezwaarprocedure blijkt dat eiseres niet tot nauwelijks in staat is computerwerk te verrichten. De arbeidsdeskundige B&B stelt op basis van de aangenomen beperkingen uit de FML vast dat de functies wel geschikt zijn, omdat het computerwerk ruimschoots onder de aangenomen mogelijkheden valt. Hoewel de nek en de rug van eiseres ruimschoots onder gemiddeld presteren, heeft de verzekeringsarts B&B toch besloten om geen verdergaande beperkingen aan te nemen ten aanzien van deze rubrieken. Het gevolg daarvan is dat de arbeidsdeskundige functies heeft geduid die in werkelijkheid niet geschikt zijn voor eiseres.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 1 januari 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 1 januari 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van wat in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. De rechtbank begrijpt eiseres zo, dat zij stelt dat uit door haar genoemde rechtspraak van de Raad volgt dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts B&B haar niet fysiek en psychisch heeft onderzocht op een medisch spreekuur. De rechtbank is dat niet eens met eiseres. Uit geen van de door eiseres genoemde uitspraken valt af te leiden dat de omstandigheid dat eiseres alleen in de primaire fase is gezien en onderzocht door een verzekeringsarts, het onderzoek onzorgvuldig maakt.
13. Ook overigens ziet de rechtbank geen reden het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting en informatie opgevraagd bij haar huisarts. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De verzekeringsarts B&B heeft bovendien in het rapport van 12 oktober 2022 nog gereageerd op de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 1 januari 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Volgens de verzekeringsarts B&B komt uit de informatie die op 16 mei 2022 werd ontvangen van de huisarts van eiseres geen dusdanig medisch substraat naar voren welke de claim inzake de noodzaak van verdergaande beperkingen inzichtelijk maakt. De klachten lijken in belangrijke mate van functionele aard en er lijkt weinig verbetering bereikt met reguliere behandelingen (massage en farmacotherapie). Volgens de verzekeringsarts B&B wijzen meerdere onderzoekers op een hypertonie van nekmusculatuur welke kunnen wijzen op chronisch onderliggende spanningsklachten. Deze vragen volgens de verzekeringsarts B&B een andere aanpak dan tot op heden gerealiseerd. Niet in de vorm van het honoreren c.q. erkennen van verdergaand onvermogen en ook niet in de vorm van toekennen van een structurele urenbeperking. Dit draagt namelijk bij aan verdere onwenselijke sociale vermijding. De rechtbank kan deze motivering volgen.
15. Eiseres stelt dat de verzekeringsartsen de beperkingen en belastbaarheid niet goed hebben vastgesteld. Het onderzoek is volgens eiseres derhalve niet volledig en zorgvuldig geweest, en het besluit niet voldoende gemotiveerd. De verzekeringsarts concludeert dat eiseres al jaren last heeft van chronische nekklachten, maar deze klachten zijn de afgelopen anderhalf jaar fors toegenomen. Eiseres vindt het zeer opmerkelijk dat de verzekeringsarts geen verdere beperkingen heeft opgenomen in de rubrieken staan en zitten, computeren en tillen/dragen.
16. Omdat eiseres het standpunt dat zij meer beperkt is dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld. De rechtbank ziet ook geen aanleiding te oordelen dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd.
17. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 1 januari 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
18. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
19. De stelling van eiseres dat zij de geduide functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 1 januari 2022 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 85,51% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 14,49% arbeidsongeschikt is.
Heroverweging in bezwaar
21. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat de verzekeringsarts B&B eiseres niet fysiek en psychisch heeft onderzocht, niet maakt dat geen sprake is van een volledige heroverweging in bezwaar.

Conclusie en gevolgen

22. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 1 januari 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
23. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 juli 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 13 juli 2023.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.