11.1Zoals de Afdeling al vaker heeft overwogen moet de burgemeester bij de besluitvorming alle omstandigheden van het geval betrekken, ongeacht of die in de beleidsregel zijn verdisconteerd. Daarbij moet worden bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient allereerst beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient de sluiting ook evenredig te zijn.
Bevoegdheid van de burgemeester
12. De rechtbank stelt allereerst vast dat de bevoegdheid van de burgemeester niet (meer) ter discussie staat tussen partijen. De rechtbank beoordeelt alleen nog of de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
13. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kon maken door de woning direct voor zes maanden te sluiten. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
14. Eiseres stelt zich – kortgezegd – op het standpunt dat haar woning niet bekendstaat als drugspand en er niet gehandeld werd vanuit haar woning. Uit de stukken blijkt volgens eiseres ook niet dat er sprake is van overlast. Verder zegt ze dat er geen sprake is van ‘loop’ naar de woning. De gevonden drugs waren van de ex-partner van eisers, die al lang niet meer in de woning woont. De sluiting is volgens eiseres niet noodzakelijk, de burgemeester had kunnen volstaan met een waarschuwing.
15. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet. Op grond van de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 geldt als uitgangspunt dat in het geval in een pand een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat een pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Vast staat dat in de woning van eisers een handelshoeveelheid soft- en harddrugs is aangetroffen, namelijk ruim 55 maal de maximaal toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik aan harddrugs en ruim 4 maal de maximale toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik aan softdrugs. Daarin is al een (groot) belang voor sluiting gelegen. Daarnaast blijkt uit de bestuurlijk rapportage dat er in minder dan één jaar tijd 7 anonieme meldingen zijn binnengekomen ten aanzien van eiseres en/of handel in verdovende middelen vanuit haar woning, en zijn er in de woning van eiseres lege gripzakjes, een keukenweegschaal met daarop residu van vermoedelijk verdovende middelen en enkele BB-geweren met munitie aangetroffen. Op basis hiervan kan volgens vaste jurisprudentie feitelijke handel worden aangenomen. De burgemeester heeft kunnen concluderen dat er sprake is van een ernstig geval. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de burgemeester had moeten volstaan met een waarschuwing. De beroepsgrond faalt.
16. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. In de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 is overwogen dat bij de beoordeling van de evenredigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenredig. Inherent aan de sluiting van de woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid.
17. Eiseres stelt zich – kortgezegd - op het standpunt dat de omstandigheden dat er minderjarige kinderen aanwezig zijn, dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk zal worden ontbonden, dat eiseres op de zwarte lijst komt te staan bij de verhuurder, dat zij geen passende vervangende woonruimte kan vinden en de door de burgemeester aangedragen alternatieve woningen niet passend zijn, samen maken dat het besluit onevenredig is. Eiseres vreest haar uitkering te verliezen wanneer de woning wordt gesloten en zou bovendien niet (tijdelijk) buiten de regio willen gaan wonen omdat haar oma, sinds het overlijden van haar opa, regelmatig bij haar komt logeren en dit dan niet meer mogelijk zou zijn.
18. De burgemeester stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat hij alle relevante belangen heeft afgewogen en daarmee tot het besluit heeft kunnen komen. Daarbij acht de burgemeester het belangrijk dat er sprake is van verwijtbaar handelen. Ten aanzien van de vervangende woonruimte is de burgemeester van mening dat hij, nu hij concrete locaties voor huisvesting in Nederland heeft aangedragen, heeft voldaan aan zijn plicht om zich hierover te informeren.
19. De rechtbank stelt voorop dat er sprake is van een ernstige overtreding van de Opiumwet, dat de burgemeester eiseres daarvan een verwijt heeft kunnen maken en dat deze verwijtbaarheid in beroep niet (meer) door eiseres wordt betwist. De rechtbank acht verder van belang dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor bijzondere omstandigheden op grond waarvan verzoekster specifiek verbonden is aan verblijf in de woning. Door eiseres is niet onderbouwd dat zij haar oma niet in de woning van haar oma of elders kan bezoeken. Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij door een (tijdelijke) verhuizing haar bijstandsuitkering zal verliezen, dan wel dat zij die niet in een andere gemeente zou kunnen aanvragen.