ECLI:NL:RBLIM:2023:4222

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
ROE 21/1425
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke openbaarmaking van milieu-informatie in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft eiser op 17 november 2020 een informatieverzoek ingediend bij het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg, in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het verzoek betreft verslagen en beoordelingen van de RUD Zuid-Limburg met betrekking tot milieu-informatie over een Biomeiler installatie. Het college heeft in een besluit van 30 november 2020 geweigerd de gevraagde informatie te verstrekken, en dit besluit is in een later besluit van 7 april 2021 bevestigd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 22 juni 2023 de zaak behandeld. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de documenten niet openbaar gemaakt kunnen worden, en dat er geen goede belangenafweging heeft plaatsgevonden tussen de bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen en het belang van openbaarheid. De rechtbank stelt vast dat de documenten ook feitelijke gegevens bevatten die mogelijk openbaar gemaakt kunnen worden, en dat het college moet onderzoeken of anonimiseren van de documenten mogelijk is.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond. Het college wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en moet het betaalde griffierecht aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1425
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023
in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats] , eiser,
en
het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg, verweerder
(gemachtigde: mr. K. Germs).
Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld niet over te gaan tot het verstrekken van de door hem gevraagde informatie/documenten.
Bij besluit van 7 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend om mede op grond van de stukken waarvoor beperkte kennisneming is gevraagd [1] door verweerder, uitspraak te doen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2023. Eiser is verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding.
1. Eiser heeft op 17 november 2020 een informatieverzoek ingediend bij verweerder in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Zijn verzoek heeft betrekking op de verslagen en beoordelingen die zijn opgemaakt door de RUD Zuid-Limburg (RUD) naar aanleiding van de ontvangen onderzoeken bij de aanmeldnotitie mer-beoordeling ten behoeve van het oprichten van een Biomeiler installatie door [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] . De documenten waarom eiser heeft verzocht betreffen concreet: e-mail geuronderzoek d.d. 5 juli 2020; e-mail luchtonderzoek d.d. 5 juli 2020 en e-mail advies akoestisch rapport d.d. 11 juni 2019.
Toetsingskader.
2. Ingevolge artikel 2 van de Wob verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wob wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad [2] , geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen [3] .

3.Op grond van vaste rechtspraakvolgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 11 van de Wob (Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3, blz. 13) dat het interne karakter van een stuk wordt bepaald door het oogmerk waarmee dit is opgesteld. Degene die het document heeft opgesteld moet de bedoeling hebben gehad dat dit zou dienen voor hemzelf of voor het gebruik door anderen binnen de overheid. Ook documenten die afkomstig zijn van derden die niet tot de kring van de overheid behoren, kunnen worden aangemerkt als documenten die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad indien de documenten met dat oogmerk zijn opgesteld.

Een bestuursorgaan dient per zelfstandig onderdeel van een document voor intern beraad met informatie over een bepaalde bestuurlijke aangelegenheid, zoals alinea’s, te bezien of dit zelfstandig onderdeel persoonlijke beleidsopvattingen bevat en, wanneer in de opvattingen informatie van feitelijke aard is opgenomen, of de persoonlijke beleidsopvattingen zodanig met deze feitelijke gegevens zijn verweven dat deze niet zijn te scheiden. In geval van verwevenheid mag in beginsel het betrokken onderdeel van het document worden geweigerd op grond van artikel 11 van de Wob. Een bestuursorgaan hoeft niet binnen een zelfstandig onderdeel van een document per zin of zinsdeel te bepalen of verwevenheid een weigering kan rechtvaardigen [5] .
4. Verweerder heeft verder bevestigd dat er in dit geval sprake is van milieu-informatie. [6] Op grond van vaste rechtspraak [7] volgt uit artikel 11, vierde lid, van de Wob dat, in het geval van milieu-informatie, het belang van de bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen van geval tot geval dient te worden afgewogen tegen het door artikel 2, eerste lid, van de Wob vooropgestelde belang van openbaarheid. Dit betekent dat in geval van milieu-informatie enerzijds het belang van openbaarheid in beginsel vooropstaat, maar dat dit belang anderzijds moet worden afgewogen tegen alle legitieme belangen die zich tegen openbaarmaking verzetten. Mogelijkheden om belangen die zich in beginsel verzetten tegen openbaarmaking van de betrokken documenten op andere wijze te beschermen dan door de documenten in het geheel niet openbaar te maken, moeten zoveel mogelijk worden benut. Waar de tweede en de derde volzin van artikel 11, vierde lid, van de Wob bepalen dat informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm en dat het in niet tot personen herleidbare vorm verstrekken achterwege kan blijven als de betrokken personen daarmee hebben ingestemd, betekent dit dat deze mogelijkheden mede in aanmerking moeten worden genomen bij de door de eerste zin vereiste afweging van belangen.
Is het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ?
4. De rechtbank stelt vast dat uit het bestreden besluit niet blijkt of aan de betreffende ambtena(a)r(en) is gevraagd of hij kan instemmen met openbaarmaking van de betreffende documenten. [8] Omdat verweerder ter zitting heeft verklaard dat dit wel is gebeurd en de ambtena(a)r(en) daar niet mee instemt, is de rechtbank van oordeel dat dit motiveringsgebrek is hersteld.
5. De rechtbank stelt verder vast dat uit het bestreden besluit ook niet blijkt waarom de betreffende documenten niet kunnen worden ‘geanonimiseerd’ dat wil zeggen in niet tot personen herleidbare vorm kunnen worden versterkt. Ter zitting heeft verweerder in dit verband verklaard dat er bij de RUD zo weinig deskundigen/specialisten werken dat anonimiseren niet zinvol is. Verweerder heeft hierover geen verdere informatie verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling van verweerder onvoldoende -feitelijk- is onderbouwd. Zoals hiervoor is weergegeven, moeten, nu het hier gaat om milieu-informatie, mogelijkheden om belangen die zich in beginsel verzetten tegen openbaarmaking van de betrokken documenten op andere wijze te beschermen dan door de documenten in het geheel niet openbaar te maken, zoveel mogelijk worden benut. Verweerder moet dus goed onderzoeken of het mogelijk is om de stukken alsnog geanonimiseerd openbaar te maken. Als verweerder toch tot de conclusie zou komen dat anonimiseren niet mogelijk is, zal hij dit gedegen moeten onderbouwen..
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit voor wat betreft dit onderdeel onvoldoende is gemotiveerd.
Heeft verweerder een belangenafweging gemaakt?
6. De rechtbank is van oordeel dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat de bij milieu-informatie vereiste belangenafweging tussen het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen enerzijds en het belang van openbaarmaking van de documenten anderzijds heeft plaatsgevonden. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de relevante milieu-informatie (de onderzoeksrapporten) al openbaar is gemaakt in het besluit op de mer-aanmeldnotitie (ook aan eiser toegezonden). De rechtbank is van oordeel dat hiermee niet is gemotiveerd waarom het belang van de persoonlijke beleidsopvattingen van de ambtenaar zwaarder zou wegen dan het (algemene) belang van openbaarmaking van de documenten die immers ook betrekking hebben op milieu-informatie.
Is gedeeltelijke openbaarmaking van de documenten mogelijk?
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de persoonlijke beleidsopvattingen van de ambtena(a)r(en) zodanig (onderling) verweven zijn met de feitelijke gegevens in de documenten dat gedeeltelijke openbaarmaking van de documenten niet mogelijk zou zijn.
8. De rechtbank overweegt dat verweerder allereerst zal moeten heroverwegen of openbaarmaking van de documenten niet mogelijk is, gelet op wat hier voor is overwogen. Mocht verweerder toch weer tot de conclusie komen dat de documenten niet in zijn geheel openbaar gemaakt kunnen worden, dan overweegt de rechtbank, na kennisname van de betreffende documenten, dat grotendeels sprake is van verwevenheid als bedoeld in artikel 11 van de Wob. Echter de documenten bevatten ook feitelijke op-/aanmerkingen van de amtena(a)r(en). Gelet op de hiervoor vermelde rechtspraak is de rechtbank van oordeel dat verweerder moet motiveren waarom ook deze onderdelen/alinea’s uit de documenten niet openbaar gemaakt kunnen worden.
Conclusie.
9. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit voor wat betreft een aantal onderdelen onvoldoende is gemotiveerd. Dit betekent dat het bestreden besluit moet worden vernietigd. Het beroep is gegrond. Omdat de (motiverings) gebreken in de besluitvorming (mogelijk) door verweerder kunnen worden hersteld, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

11.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 20 juli 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Ex artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb),
2.Onder intern beraad wordt verstaan: het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid.
3.Onder persoonlijke beleidsopvatting wordt verstaan: een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten.
4.Bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2018:3299.
6.Op grond van artikel 11, vierde lid, van de Wob wordt bij milieu-informatie in afwijking van het eerste lid, het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
7.Bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2017:1298..
8.Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.