ECLI:NL:RBLIM:2023:3758

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
C/03/317986 / KG ZA 23-182
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing executoriale verkoop van een woning wegens niet-naleving van overbetekeningseisen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. Het geschil betreft de executoriale verkoop van een woning die in beslag is genomen. [eiser] stelt dat het beslag nietig is omdat het proces-verbaal van beslaglegging niet tijdig aan hem is betekend, zoals vereist door artikel 505 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is overgelegd waaruit blijkt dat de overbetekening van het proces-verbaal van beslaglegging aan [eiser] heeft plaatsgevonden. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of het beslag geldig is. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de executoriale verkoop van de woning te schorsen totdat is gebleken dat aan de wettelijke vereisten voor een dergelijke verkoop is voldaan. De vorderingen van [eiser] om het beslag op te heffen en de executieveiling te verbieden zijn afgewezen, omdat de executieveiling inmiddels niet meer doorgaat. [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/317986 / KG ZA 23-182
Vonnis in kort geding van 23 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. P.H.J. Nass te Gulpen, gemeente Gulpen-Wittem;
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 21;
  • de conclusie van antwoord met verwijzing naar tien producties die door [eiser] als productie 16 in het geding zijn gebracht;
  • de bij e-mail van 5 juni 2023 door [gedaagde] in het geding gebrachte producties 11 t/m 13;
  • de bij e-mail van 6 juni 2023 door [gedaagde] in het geding gebrachte producties 14 t/m 16;
  • de mondelinge behandeling op 8 juni 2023;
  • de e-mail van 8 juni 2023 van [gedaagde] ;
  • de e-mail van 12 juni 2023 van de rechtbank aan [gedaagde] en mr. Nass;
  • de e-mail van 13 juni 2023 van [gedaagde] aan de rechtbank;
  • de e-mail van 20 juni 2023 van [gedaagde] aan de rechtbank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een geschil gerezen naar aanleiding van de verkoop op
28 december 2007 door [gedaagde] en haar ex-echtgenoot aan [eiser] van een woning aan de [adres] te [woonplaats 1] . [eiser] weigerde namelijk aanvankelijk die woning af te nemen.
2.2.
In verband daarmee heeft [gedaagde] [eiser] in kort geding gedagvaard en – zakelijk weergegeven – gevorderd dat [eiser] wordt veroordeeld tot medewerking aan de levering van de woning, dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van een boete, in verband met de weigering om aan die levering mee te werken, en dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom, indien [eiser] verder weigerachtig blijft om aan de overdracht van de woning mee te werken.
2.3.
Bij vonnis in kort geding van 5 juni 2008 – hersteld bij vonnis in kort geding van
3 november 2008 – is [eiser] veroordeeld om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 23.040,-- en een boete van € 360,-- voor elke dag dat [eiser] vanaf 14 april 2008 in gebreke is gebleven en blijft medewerking te verlenen aan de levering van de woning, tot de dag dat [eiser] medewerking verleent aan de overdracht van de woning. Ook is
bij dat vonnis veroordeeld om uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning, op straffe van
verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag, of deel daarvan dat [eiser] niet voldoet aan deze veroordeling met een maximum van € 10.000,--.
2.4.
[eiser] heeft van dat vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof te
Den Bosch heeft bij arrest van 13 januari 2009 het vonnis in kort geding van 5 juni 2008 bekrachtigd.
2.5.
[eiser] heeft de woning op enig moment alsnog afgenomen.
2.6.
Op 14 november 2008 is in opdracht van [gedaagde] op de hiervoor genoemde
woning van [eiser] executoriaal beslag gelegd. Dit beslag is op 17 november 2008 ingeschreven in de registers van het kadaster.
2.7.
Bij brief van 6 januari 2023 heeft [gedaagde] [eiser] op de hoogte gesteld van het feit dat [gedaagde] voornemens is de beslagen woning van [eiser] te verkopen. De executerend notaris heeft bij brief van 8 mei 2023 de veilingdatum, het veilingtijdstip en veilinglocatie bekend gemaakt: 29 juni 2023 vanaf 13.30 uur te Leende.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] stelt zich onder meer op het standpunt dat het gelegde beslag nietig is, nu niet is gebleken dat het proces-verbaal van de beslaglegging binnen de in artikel 505 lid 1 Rv bedoelde termijn aan hem is betekend.
3.2.
[eiser] vordert, na wijziging van zijn eis tijdens de mondelinge behandeling, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren:
Primair
I. het onderhavige executoriale beslag op de woning van [eiser] opheft, dan wel [gedaagde] veroordeelt om dit beslag met onmiddellijke ingang op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 500,--, dan wel een dwangsom door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, voor elke dag dat zij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen en:
primair [gedaagde] verbiedt om tot executiemaatregelen tegen de woning van [eiser] over te gaan, op straffe van een dwangsom van € 100.000,-- dan wel een dwangsom door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, zulks voor het geval zij, in weerwil van het oordeel van de voorzieningenrechter, daartoe alsnog mocht overgaan;
subsidiair om de geplande executieveiling, op 29 juni 2023 vanaf 13.30 uur op de locatie Fletcher Hotel-Restaurant Jagershof te Leende, te verbieden, op straffe van een door [gedaagde] verschuldigde dwangsom door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, zulks voor het geval de executieveiling, in weerwil van het oordeel van de de voorzieningenrechter, alsnog op de genoemde datum en locatie mocht plaatsvinden;
II. de op basis van het vonnis van 5 juni 2008 en het herstelvonnis van 3 november 2008 voor verhaal vatbare vordering van [gedaagde] begrenst tot een bedrag van € 23.040,--, te vermeerderen met de daarmee gepaard gaande en op [eiser] verhaalbare executiekosten van € 99,17 en te verminderen met de door [eiser] verrichte betalingen van € 2.000,-, dan wel tot een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
Subsidiair
III. de tenuitvoerlegging tegen de woning van [eiser] schorst totdat in een bodemvonnis zal zijn beslist over de rechtsgeldigheid van de executie, althans totdat voldaan is aan de voor de tenuitvoerlegging tegen de woning van [eiser] vereiste formaliteiten;
IV. de geplande executieveiling, op 29 juni 2023 vanaf 13.30 uur op de locatie Fletcher Hotel-Restaurant Jagershof te Leende, verbiedt op straffe van een door [gedaagde] verschuldigde dwangsom van € 100.000,--, dan wel een dwangsom door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, zulks voor het geval de executieveiling, in weerwil van van het oordeel van de voorzieningenrechter, alsnog op genoemde datum en locatie mocht plaatsvinden;
V. de op basis van het vonnis van 5 juni 2008 en het herstelvonnis van 3 november 2008 voor verhaal vatbare vordering van [gedaagde] begrenst tot een bedrag van € 23.040,--, te vermeerderen met de daarmee gepaard gaande en op [eiser] verhaalbare executiekosten van € 99,17 en te verminderen met de door [eiser] verrichte betalingen van € 2.000,-, dan wel tot een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
Meer subsidiair
VI. voor het overige een zodanige voorziening treft die de voorzieningenrechter – met het oog op de belangen van partijen – in goede justitie geraden acht;
Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair
VII. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten van [eiser] , zulks met inbegrip van de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten, te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Veiling 29 juni 2023

4.1.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat vanwege deze kortgedingprocedure de voor 29 juni 2023 aangezegde executoriale verkoop geen doorgang zal vinden. Derhalve heeft [eiser] geen belang bij zijn vorderingen primair onder I b en subsidiair onder IV, zodat deze vorderingen moeten worden afgewezen.
Is het op 14 november 2008 gelegde beslag geldig?
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat thans niet kan worden vastgesteld of het op 14 november 2008 op de woning van [eiser] gelegde executoriale beslag geldig is, omdat er geen proces-verbaal is overgelegd waaruit blijkt dat een afschrift van het proces-verbaal van beslaglegging (binnen drie dagen na de inschrijving van het beslag) aan [eiser] is overbetekend. Een dergelijke overbetekening is, op straffe van nietigheid van het beslag, voorgeschreven door artikel 505 lid 1 Rv.
4.3.
De voorzieningenrechter heeft na afloop van de zitting op 8 juni 2023 [gedaagde] in de gelegenheid gesteld alsnog een afschrift van de betekening van het proces-verbaal van beslaglegging aan [eiser] over te leggen. [gedaagde] heeft weliswaar diezelfde dag nog een proces-verbaal overgelegd, maar dat is niet een afschrift van de betekening van het
proces-verbaal van beslaglegging, als bedoeld in artikel 505 lid 1 Rv. Bovendien is bij de
e-mail van [gedaagde] een e-mail van de executerend notaris gevoegd, die verklaart dat de stukken van betekening niet bekend zijn in zijn dossier. Bij e-mail van 20 juni 2023 heeft [gedaagde] de rechtbank nog laten weten het bewuste stuk niet te kunnen verstrekken. De deurwaarder die destijds beslag heeft gelegd is in staat van faillissement verklaard en de toenmalige curator beschikt niet meer over het archief van de deurwaarder. De toenmalige advocaat van [gedaagde] beschikt door het verstrijken van de tijd ook niet meer over de beslagstukken. De voorzieningenrechter kan uit de overige stukken die in het geding gebracht zijn niet afleiden dat de overbetekening van het proces-verbaal van beslaglegging op de woning van [eiser] (als bedoeld in artikel 505 lid 1 Rv) heeft plaatsgevonden. Evenmin kan vastgesteld worden dat het proces-verbaal destijds niet betekend is en het beslag nietig is.
4.4.
Bij deze stand van zaken zal de voorzieningenrechter het executoriale beslag niet opheffen, doch de executoriale verkoop, gebaseerd op de beslaglegging van
14 november 2018, schorsen, totdat is (gebleken dat is) voldaan aan de wettelijke vereisten voor een dergelijke verkoop. De vordering onder primair I, sub a moet derhalve worden afgewezen.
4.5.
De vordering onder III zal wel worden toegewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter zal bepalen dat de executie wordt geschorst totdat is gebleken dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een dergelijke verkoop. Pas als aan die voorwaarden voldaan is, kan op basis van de dan bestaande feiten en omstandigheden aan de zijde van partijen beoordeeld worden of er sprake is van een noodtoestand aan de zijde van
[eiser] , of een belang van [gedaagde] bij een executieveiling ontbreekt en of een deel van de vordering verjaard is, zoals [eiser] nu stelt. De stellingen die [eiser] daaromtrent heeft ingenomen zullen daarom onbeoordeeld blijven.
4.6.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen primair onder II en subsidiair onder V worden afgewezen.
4.7.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening exploot € 129,14;
- griffierecht € 86,00;
- salaris advocaat €
1.079,00;
Totaal € 1.294,14.
4.8.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de voorzieningenrechter aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk
HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
schorst de executoriale verkoop van de woning van [eiser] totdat is gebleken dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een dergelijke verkoop;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.294,14, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT