Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 21;
- de conclusie van antwoord met verwijzing naar tien producties die door [eiser] als productie 16 in het geding zijn gebracht;
- de bij e-mail van 5 juni 2023 door [gedaagde] in het geding gebrachte producties 11 t/m 13;
- de bij e-mail van 6 juni 2023 door [gedaagde] in het geding gebrachte producties 14 t/m 16;
- de mondelinge behandeling op 8 juni 2023;
- de e-mail van 8 juni 2023 van [gedaagde] ;
- de e-mail van 12 juni 2023 van de rechtbank aan [gedaagde] en mr. Nass;
- de e-mail van 13 juni 2023 van [gedaagde] aan de rechtbank;
- de e-mail van 20 juni 2023 van [gedaagde] aan de rechtbank.
2.De feiten
28 december 2007 door [gedaagde] en haar ex-echtgenoot aan [eiser] van een woning aan de [adres] te [woonplaats 1] . [eiser] weigerde namelijk aanvankelijk die woning af te nemen.
3 november 2008 – is [eiser] veroordeeld om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 23.040,-- en een boete van € 360,-- voor elke dag dat [eiser] vanaf 14 april 2008 in gebreke is gebleven en blijft medewerking te verlenen aan de levering van de woning, tot de dag dat [eiser] medewerking verleent aan de overdracht van de woning. Ook is
bij dat vonnis veroordeeld om uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning, op straffe van
verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag, of deel daarvan dat [eiser] niet voldoet aan deze veroordeling met een maximum van € 10.000,--.
Den Bosch heeft bij arrest van 13 januari 2009 het vonnis in kort geding van 5 juni 2008 bekrachtigd.
woning van [eiser] executoriaal beslag gelegd. Dit beslag is op 17 november 2008 ingeschreven in de registers van het kadaster.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Veiling 29 juni 2023
proces-verbaal van beslaglegging, als bedoeld in artikel 505 lid 1 Rv. Bovendien is bij de
e-mail van [gedaagde] een e-mail van de executerend notaris gevoegd, die verklaart dat de stukken van betekening niet bekend zijn in zijn dossier. Bij e-mail van 20 juni 2023 heeft [gedaagde] de rechtbank nog laten weten het bewuste stuk niet te kunnen verstrekken. De deurwaarder die destijds beslag heeft gelegd is in staat van faillissement verklaard en de toenmalige curator beschikt niet meer over het archief van de deurwaarder. De toenmalige advocaat van [gedaagde] beschikt door het verstrijken van de tijd ook niet meer over de beslagstukken. De voorzieningenrechter kan uit de overige stukken die in het geding gebracht zijn niet afleiden dat de overbetekening van het proces-verbaal van beslaglegging op de woning van [eiser] (als bedoeld in artikel 505 lid 1 Rv) heeft plaatsgevonden. Evenmin kan vastgesteld worden dat het proces-verbaal destijds niet betekend is en het beslag nietig is.
14 november 2018, schorsen, totdat is (gebleken dat is) voldaan aan de wettelijke vereisten voor een dergelijke verkoop. De vordering onder primair I, sub a moet derhalve worden afgewezen.
[eiser] , of een belang van [gedaagde] bij een executieveiling ontbreekt en of een deel van de vordering verjaard is, zoals [eiser] nu stelt. De stellingen die [eiser] daaromtrent heeft ingenomen zullen daarom onbeoordeeld blijven.
1.079,00;
HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).