Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22 / 1075
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten, verweerder
(gemachtigde: ing. J.G.H.M. Ackermans).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder, waarin verweerder het besluit om het handhavingsverzoek van eiser af te wijzen, in stand heeft gelaten.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
Besluitvorming
2. Op 22 juni 2021 heeft eiser verweerder verzocht handhavend op te treden tegen door hem ervaren geluidsoverlast, afkomstig van de mechanische afzuiginstallatie aan de woning [adres 1] te [woonplaats] . Eiser woont daar tegenover ( [adres 2] ).
2.1.
Bij besluit van 9 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen, nu er volgens verweerder geen sprake is van een buitensporig geluidsniveau als gevolg van de airco-unit.
2.2.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft er door verweerder een heroverweging plaatsgevonden, nu het handhavingsverzoek van eiser geen betrekking heeft op de airco-unit, maar op de mechanische afzuiginstallatie. Verweerder heeft op 31 januari 2022 een nieuwe controle uitgevoerd. Uit deze controle volgt volgens verweerder dat er geen sprake is van een overtreding op grond waarvan verweerder handhavend dient op te treden. Verweerder heeft vervolgens bij besluit van 4 mei 2022 (het bestreden besluit), in navolging van het advies van de Intergemeentelijke Adviescommissie Bezwaarschriften (hierna: bezwaarcommissie), het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, het bestreden besluit in stand gelaten, het verzoek om proceskosten afgewezen en bepaald geen nieuwe hoorzitting bij de bezwaarcommissie te organiseren.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beroepsgronden
4. Eiser is het er - samengevat weergegeven - niet mee eens dat zijn bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond is verklaard, omdat verweerder pas naar aanleiding van zijn bezwaar op de juiste plaats is gaan controleren. Door onzorgvuldig handelen van verweerder is het niet juist het primaire besluit in stand te laten, zijn er kosten gemaakt en had het verzoek om proceskosten niet mogen worden afgewezen. Voorts had er een nieuwe hoorzitting moeten plaatsvinden met name omdat hij geen uitnodiging voor de gehouden hoorzitting heeft ontvangen.
Verweerschrift
5. Verweerder heeft op de beroepsgronden gereageerd en blijft bij zijn in het
besteden besluit ingenomen standpunt. Hij vindt voorts dat eiser geen procesbelang heeft
omdat er geen sprake is van een reëel en actueel belang: eiser geeft immers zelf aan dat de
geluidsoverlast is gestopt.
Reactie eiser
6. Eiser vindt dat er wel een procesbelang is omdat dat ziet op een vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. Hij stelt voorts schade te hebben geleden omdat de verhoudingen met de buren scheef zijn komen te liggen omdat die dachten dat hij geklaagd had over een airco-unit. Tot slot geeft hij aan dat het afwijzen van het verzoek om handhaving hier wel ter discussie staat.
Procesbelang
7. De rechtbank ziet zich allereerst, zowel ambtshalve als naar aanleiding van het standpunt van verweerder dat eiser geen procesbelang meer heeft bij deze procedure, gesteld voor de vraag of het beroep van eiser ontvankelijk is. De bestuursrechter hoeft een bij hem ingediend beroep alleen inhoudelijk te behandelen, als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Eiser heeft procesbelang als hij met zijn beroep datgene kan bereiken dat hij voor ogen heeft. [1]
8. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen. [2] Nu eiser stelt dat hij recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten in bezwaar, heeft hij volgens de rechtbank in ieder geval met betrekking tot dit onderdeel van zijn beroep nog procesbelang. Hij kan met zijn beroep immers dit doel bereiken. De rechtbank zal het beroep van eiser om vergoeding van deze proceskosten inhoudelijk behandelen onder 9.
8.1.
Met betrekking tot de andere beroepsgronden van eiser is de rechtbank van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft.
8.1.1.
Procesbelang kan bestaan indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden ten gevolge van de bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk als gevolg van deze bestuurlijke besluitvorming is geleden. [3] Eiser heeft bij verweerder een verzoek om handhavend optreden ingediend, dat is gericht tegen de bewoner van [adres 1] . In het kader van zorgvuldigheid diende verweerder daarom een controle uit te voeren en de bewoner van [adres 1] te informeren over de aard en aanleiding van de controle. Dat verweerder in eerste instantie de verkeerde installatie heeft gecontroleerd doet daar niets aan af, nu verweerder de bewoner ook geïnformeerd zou hebben als hij direct een inspectie van de mechanische afzuiginstallatie had uitgevoerd. Dat eiser naar aanleiding van de hieruit voortvloeiende besluitvorming schade heeft geleden in de vorm van een verslechterde verhouding met zijn buurman is naar oordeel van de rechtbank niet voldoende aannemelijk gemaakt.
8.1.2.
De stelling van eiser dat hij procesbelang heeft doordat verweerder de verkeerde installatie heeft gecontroleerd (en er daarmee fouten zijn gemaakt bij de totstandkoming van het primaire besluit) volgt de rechtbank niet. Nu gebleken is dat eiser geen overlast meer ervaart van de mechanische afzuiginstallatie is de rechtbank van oordeel dat eiser het doel heeft bereikt dat hem voor ogen staat. Het doel van zijn handhavingsverzoek en de feitelijke betekenis voor eiser hiervan is immers het beëindigen van de door hem ervaren geluidsoverlast, niet het handhavend optreden op zichzelf. Het eventueel vernietigen van het bestreden besluit door de rechtbank kan daar ook verder niet aan bijdragen.
8.1.3.
Om voorgaande reden ziet de rechtbank ook geen reden om procesbelang aan te nemen ten aanzien van het niet of verkeerd horen in bezwaar door verweerder. Daarbij betrekt de rechtbank dat, zoals ter zitting bij de rechtbank ook is besproken, dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de uitnodiging voor de hoorzitting van de bezwaarcommissie is verzonden en aanvullend horen niet noodzakelijk was gezien het gewijzigde standpunt van verweerder. Overigens heeft eiser ter zitting bij de behandeling van zijn beroep alles naar voren kunnen brengen en is hij dus eigenlijk alsnog ‘gehoord’.
Had verweerder de proceskosten die eiser mogelijk in bezwaar gemaakt heeft moeten vergoeden?
9. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, uitsluitend door verweerder vergoed voor zover het besluit wordt herroepen wegens aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Nu verweerder het primaire besluit niet heeft herroepen en volgens de rechtbank ook niet hoefde te herroepen maar op gewijzigde gronden in stand heeft gelaten / heeft kunnen laten, heeft eiser geen recht op vergoeding van proceskosten in bezwaar. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat, zoals besproken ter zitting, een eventuele vergoeding van proceskosten met name ziet op kosten voor juridische bijstand en die heeft eiser niet gehad. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
10. Omdat de rechtbank de beroepsgrond over de vergoeding van de proceskosten in bezwaar inhoudelijk heeft beoordeeld is het beroep ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en (in beroep) ook geen vergoeding van zijn proceskosten, voor zover hij die gemaakt heeft.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.C.M. van Bijnen, griffier, en openbaar gemaakt op 22 juni 2023.
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 22 juni 2023.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.