ECLI:NL:RBLIM:2023:3528

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
C/03/316842 / KG ZA 23-152
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning na overlijden huurder en vordering tot schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, eigenaar van een woning, heeft gedaagde, die zonder recht of titel in de woning verblijft, aangesproken op ontruiming. De huurovereenkomst was gesloten met de (overleden) zoon van eiser, die een affectieve relatie had met gedaagde. Na het overlijden van de zoon heeft eiser gedaagde verzocht de woning te verlaten. Tijdens de zitting op 30 mei 2023 hebben partijen een regeling getroffen waarbij gedaagde heeft ingestemd de woning voor 1 juli 2023 te verlaten. De rechtbank heeft deze regeling bevestigd en gedaagde veroordeeld om de woning te ontruimen en een schadevergoeding van € 900,- per maand te betalen voor elke maand dat gedaagde de woning na 1 juli 2023 niet heeft verlaten. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.140,86. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/316842 / KG ZA 23-152
Vonnis in kort geding van 13 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. D.N. Lavain,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. F.E.H.M. van Aken.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 6,
  • de e-mail van 25 mei 2023 waarin mr. Van Aken zich heeft gesteld voor [gedaagde] ,
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 30 mei 2023, waarbij partijen een regeling hebben getroffen waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] (hierna: de woning).
2.2.
[eiser] heeft op 31 maart 1999 een huurovereenkomst gesloten met zijn (wijlen) zoon de heer [naam zoon] (hierna: [naam zoon] ) aangaande voornoemde woning (productie 1).
2.3.
[naam zoon] is op [overlijdensdatum] 2022 overleden.
2.4.
[naam zoon] had ten tijde van het ingaan van de huurovereenkomst een affectieve relatie met [gedaagde] . [gedaagde] is destijds bij [naam zoon] ingetrokken.
2.5.
[eiser] heeft na het overlijden van zijn zoon aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat hij (binnen een redelijke termijn) weer over de woning wil kunnen beschikken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:
[gedaagde] te veroordelen om binnen 60 dagen na betekening van dit vonnis de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , met aanhorigheden en alle daarin bevindende personen en goederen te verlaten, te ontruimen, ontruimd te houden en onder overgave van alle sleutels en hetgeen daartoe verder behoort, ter vrije en algehele beschikking leeg en bezemschoon, aan [eiser] te stellen, althans zodanig te bepalen zoals het de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren,
[gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen (bij wijze van voorschot) een (gebruiks/schade)vergoeding van € 900,- per maand voor elke maand of gedeelte van de maand die ingaat vanaf 1 juli 2023 totdat de woning door [gedaagde] naar behoren is verlaten en opgeleverd, althans zodanig te bepalen zoals het de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren,
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis,
[gedaagde] te veroordelen in de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft en derhalve een onrechtmatige inbreuk op zijn eigendom maakt. [naam zoon] en [gedaagde] waren niet met elkaar gehuwd, zijn geen samenlevingsovereenkomst aangegaan en [gedaagde] is geen (mede)huurder.
3.3.
[gedaagde] voert verweer ten aanzien van de gevorderde proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid van de vorderingen vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] de woning voor 1 juli 2023 zal verlaten, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting op 30 mei 2023.
Zoals eveneens uit het proces-verbaal blijkt, wordt van voormelde regeling vonnis gevraagd. De rechtbank zal daarom dienovereenkomstig beslissen.
4.3.
Tegen de onder 2 gevorderde vergoeding van € 900,- per maand met ingang van 1 juli 2023 is door [gedaagde] geen verweer gevoerd. Deze vordering kan dan ook worden toegewezen. Indien [gedaagde] voldoet aan hetgeen ter zake van de ontruiming vóór 1 juli 2023 is overeengekomen, wordt aan de startdatum voor de gevorderde vergoeding niet toegekomen en is [gedaagde] dus niets verschuldigd aan [eiser] .
4.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover zoals gevorderd en niet weersproken. De kosten aan de zijde van [eiser] worden, tot op heden, begroot op:
- betekening oproeping € 129,86
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
697,00
Totaal € 1.140,86
4.5.
Met betrekking tot de gevorderde nakosten overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de rechtbank aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk
HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , met aanhorigheden en alle zich daarin bevindende personen en goederen voor 1 juli 2023 te verlaten, te ontruimen, ontruimd te houden en onder overgave van alle sleutels en hetgeen daartoe verder behoort, leeg en bezemschoon ter vrije en algehele beschikking te stellen aan [eiser] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen (bij wijze van voorschot) een vergoeding van € 900,- per maand voor elke maand of gedeelte van de maand vanaf 1 juli 2023 totdat de woning door [gedaagde] naar behoren is verlaten en opgeleverd,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.140,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad ,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: CB