In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, Timing Flexgroep B.V. [verzoeker] had een arbeidsovereenkomst die eindigde op 1 januari 2023, en verzocht de kantonrechter om betaling van een aanzegvergoeding van € 582,00 en een transitievergoeding van € 370,00, alsook om een specificatie van deze bedragen. De procedure volgde op een mondelinge behandeling op 25 mei 2023, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten.
De kantonrechter oordeelde dat Timing Flexgroep niet tijdig had voldaan aan de aanzegverplichting zoals vastgelegd in artikel 7:668 BW, wat leidde tot de verplichting om een vergoeding te betalen. De kantonrechter bevestigde dat de aanzegvergoeding van € 582,00 terecht was gevorderd, aangezien Timing Flexgroep de werknemer niet tijdig had geïnformeerd over het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast werd de transitievergoeding van € 370,00 toegewezen, waarbij Timing Flexgroep al een deel van dit bedrag had betaald, maar het resterende bedrag werd alsnog toegewezen.
Verder werd Timing Flexgroep veroordeeld om binnen veertien dagen na de beschikking een schriftelijke specificatie van de te betalen bedragen te verstrekken, met een dwangsom van € 50,00 per dag bij niet-nakoming. De kantonrechter wees ook de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten af, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Tot slot werd Timing Flexgroep veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [verzoeker] tot dat moment waren begroot op € 214,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.