ECLI:NL:RBLIM:2023:3452

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
ZAAK 10365994 AZ 23-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanzegvergoeding en transitievergoeding in arbeidsovereenkomst met Timing Flexgroep

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, Timing Flexgroep B.V. [verzoeker] had een arbeidsovereenkomst die eindigde op 1 januari 2023, en verzocht de kantonrechter om betaling van een aanzegvergoeding van € 582,00 en een transitievergoeding van € 370,00, alsook om een specificatie van deze bedragen. De procedure volgde op een mondelinge behandeling op 25 mei 2023, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten.

De kantonrechter oordeelde dat Timing Flexgroep niet tijdig had voldaan aan de aanzegverplichting zoals vastgelegd in artikel 7:668 BW, wat leidde tot de verplichting om een vergoeding te betalen. De kantonrechter bevestigde dat de aanzegvergoeding van € 582,00 terecht was gevorderd, aangezien Timing Flexgroep de werknemer niet tijdig had geïnformeerd over het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast werd de transitievergoeding van € 370,00 toegewezen, waarbij Timing Flexgroep al een deel van dit bedrag had betaald, maar het resterende bedrag werd alsnog toegewezen.

Verder werd Timing Flexgroep veroordeeld om binnen veertien dagen na de beschikking een schriftelijke specificatie van de te betalen bedragen te verstrekken, met een dwangsom van € 50,00 per dag bij niet-nakoming. De kantonrechter wees ook de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten af, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Tot slot werd Timing Flexgroep veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [verzoeker] tot dat moment waren begroot op € 214,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10365994 AZ VERZ 23-21
Beschikking van de kantonrechter van 1 juni 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonend aan het [adres] Heerlen,
verzoekende partij,
gemachtigde [naam gemachtigede] ,
tegen
TIMING FLEXGROEP B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende aan de Deventerstraat 15-2, 7311 BH Apeldoorn,
verwerende partij,
gemachtigde mr. B.A. Schuur.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Timing Flexgroep genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift
  • de nadere stukken van de zijde van [verzoeker]
  • de mondelinge behandeling van 25 mei 2023
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1971, is op 13 april 2021 bij Timing Flexgroep in dienst getreden in de functie van [functie] en ter beschikking gesteld aan opdrachtgever [naam opdrachtgever] De overeenkomst is na afloop tweemaal verlengd. De laatste overeenkomst is gesloten voor de duur van 11 april 2022 tot en met 1 januari 2023. In deze overeenkomst staat voor zover relevant:
“(…) Duur Van 11-4-2022 tot en met 1-1-2023 en eindigt dan van rechtswege. Wanneer wij jou niet laten weten dat jouw overeenkomst eindigt, dan wordt de laatste overeenkomst bij Timing stilzwijgend verlengd voor dezelfde duur, omvang en onder dezelfde voorwaarden. De overeenkomst eindigt altijd van rechtswege op de voorlaatste werkdag in jouw geldende ABU fasering. (…)
Aanzegging
De arbeidsovereenkomst aangegaan voor zes maanden of langer wordt niet verlengd - hetgeen
bij dezen schriftelijk tijdig wordt aangezegd in de zin van artikel 7:668 BW (nieuw) - tenzij
uiterlijk tenminste één maand vóór afloop van de arbeidsovereenkomst schriftelijk, waaronder
begrepen per email, SMS, WhatsApp of anderszins via internet, wordt aangezegd dat alsnog
verlenging zal plaatsvinden. (…)”
2.2.
Op de overeenkomst is de algemeen verbindend verklaarde ABU-Cao van toepassing.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt Timing Flexgroep te veroordelen tot:
  • betaling van € 582,00 bruto wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting als bedoeld in artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), althans tenminste het wettelijk minimum, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dag van volledige betaling,
  • betaling van € 370,00 bruto aan transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW, althans tenminste het wettelijk minimum, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dag van volledige betaling,
  • het verstrekken van een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie waarin de hiervoor genoemde bedragen zijn verwerkt, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, voor iedere dag dat Timing Flexgroep na betekening van de beschikking daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dag van volledige betaling,
  • betaling van de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dag van volledige betaling,
  • betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van de beschikking tot de dag van volledige betaling en vermeerderd met de nakosten.
3.2.
Timing Flexgroep heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Aanzegvergoeding
4.1.
Timing Flexgroep heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [verzoeker] het verzoekschrift niet tijdig heeft ingediend. Timing Flexgroep stelt daartoe dat in de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] staat opgenomen dat de overeenkomst altijd van rechtswege eindigt op de voorlaatste werkdag in de voor de flexkracht op dat moment geldende ABU fasering. Ingevolge artikel 10 ABU-Cao is de Fase A overeenkomst, die met [verzoeker] is gesloten, sinds 2 januari 2023 teruggebracht van 78 weken naar 52 gewerkte weken. Op 2 januari 2023 had [verzoeker] 67 gewerkte weken, aldus meer dan 52 gewerkte weken maar niet meer dan 78 gewerkte weken, waardoor Fase A voor hem eindigde en hij instroomde in Fase B. De laatste overeenkomst eindigde op de voorlaatste werkdag in Fase A , te weten 29 december 2022.
4.2.
De kantonrechter deelt het standpunt van Flexgroep Timing niet. Flexkrachten die voor 3 januari 2022 zijn begonnen, moeten nog 78 weken werken in fase A. Indien de flexkrachten 52 weken of meer hebben gewerkt op 2 januari 2023, dan gaan ze direct door naar fase B.
4.3.
Met [verzoeker] is de kantonrechter van oordeel dat de verkorte termijn van 52 weken niet van toepassing kan zijn geweest op [verzoeker] , omdat deze verkorte termijn pas geldt vanaf 2 januari 2023 en op dat moment de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Timing Flexgroep reeds was beëindigd (1 januari 2023).
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat [verzoeker] het voorliggende verzoek tijdig heeft ingediend. Het verzoekschrift is ter griffie op 1 maart 2023 ontvangen, derhalve binnen de termijn van drie maanden na de dag waarop de verplichting op grond van artikel 7:668 lid 1 BW is ontstaan (artikel 7:686a lid 4 onderdeel e BW).
4.5.
Tussen partijen is in geschil of Timing Flexgroep aan [verzoeker] de aanzegvergoeding verschuldigd is. Op grond van artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, BW moet de werkgever de werknemer uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zes maanden of langer van rechtswege eindigt, schriftelijk informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Uit artikel 7:668 lid 3 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand, indien de werkgever deze verplichting in het geheel niet is nagekomen. Is de werkgever die verplichting niet tijdig nagekomen, dan is hij aan de werknemer een vergoeding naar rato verschuldigd.
4.6.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de aanzegverplichting in het leven is geroepen om te verzekeren dat de werknemer op tijd weet wat de bedoelingen van de werkgever zijn als het gaat om het al dan niet voortzetten van de arbeidsrelatie, zodat daarover geen misverstand kan ontstaan en de werknemer, als dat nodig is, op tijd op zoek kan gaan naar ander werk.
4.7.
Verder volgt uit de kamerstukken (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 7, p. 34) dat de mogelijkheid bestaat dat reeds bij aanvang van de arbeidsovereenkomst kan worden aangezegd dat deze niet zal worden verlengd.
4.8.
Niet tussen partijen in geschil is dat er in de overeenkomst een aanzegging bij voorbaat is gedaan. Echter in de overeenkomst staat ook een bepaling over de duur opgenomen die tegenstrijdig is met de bepaling ter zake de aanzegging bij voorbaat. Derhalve bevat de overeenkomst naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke en ondubbelzinnige aanzegging van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
4.9.
Het vorenstaande betekent dat Timing Flexgroep op de voet van artikel 7:668 lid 3 BW een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het loon van één maand.
[verzoeker] heeft de aanzegvergoeding gesteld op € 582,00 bruto. Timing Flexgroep heeft de hoogte van deze vergoeding niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van dit bedrag. [verzoeker] verzoekt verder om een veroordeling tot betaling van de wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment van opeisbaarheid. Tegen de verschuldigdheid van de wettelijke rente is geen verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen.
Transitievergoeding
4.10.
Voorts heeft [verzoeker] aanspraak gemaakt op een transitievergoeding en deze bepaald op een bedrag van € 370,00 bruto. Tussen partijen staat vast dat Timing Flexgroep op 19 april 2023 een bedrag van € 308,63 bruto aan transitievergoeding aan [verzoeker] heeft betaald. Nu [verzoeker] zich kan vinden in de berekening van Timing Flexgroep, ligt het meerdere verzochte voor afwijzing gereed.
4.11.
Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Verstrekken specificatie
4.12.
[verzoeker] verzoekt om Timing Flexgroep te veroordelen om aan hem een specificatie te verstrekken van de - te betalen - loonbedragen (aanzegvergoeding en transitievergoeding). Dit zal worden toegewezen nu [verzoeker] daarop recht heeft. De termijn van verstrekking van deze stukken zal op veertien dagen na dagtekening van deze beschikking worden gesteld. De te verbeuren dwangsom zal vastgesteld worden op € 50,00 per dag en gemaximeerd worden op een totaalbedrag van € 500,00.
Buitengerechtelijke kosten
4.13.
[verzoeker] heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat deze zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.14.
Voor toekenning van een salaris gemachtigde is geen plaats, nu gebleken is dat familieleden voor elkaar optreden (de zoon staat zijn vader bij).
4.15.
Timing Flexgroep zal, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld worden tot betaling van de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van [verzoeker] worden tot aan deze uitspraak begroot op € 214,00 aan griffierecht. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.
4.16.
Een kostenveroordeling levert ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de kantonrechter aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Timing Flexgroep om aan [verzoeker] te betalen:
  • een bedrag van € 582,00 bruto wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting als bedoeld in artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, BW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,
  • de wettelijke rente over € 308,63 bruto vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Timing Flexgroep om binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking aan [verzoeker] te verstrekken een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie van de - hiervoor weergegeven - loonbedragen (aanzegvergoeding en transitievergoeding), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag voor iedere dag dat Timing Flexgroep hiermee in gebreke blijft, met een maximum van
€ 500,00,
5.3.
veroordeelt Timing Flexgroep in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 214,00, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van deze beschikking tot de dag van volledige voldoening,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
CJ