14.4.In het licht van het vorenstaande en nu niet gebleken is dat de belangen van derden onevenredig worden aangetast door niet te handhaven komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de uitoefening van het recht op betoging voor eisers zwaarder weegt dan het algemeen belang van verweerder bij handhavend optreden. Wel handhavend optreden is volgens de voorzieningenrechter onevenredig en betekent dat er van het grondrecht om te betogen geen of te weinig gebruik van betekenis overblijft. Dit betekent dat het beroep van eisers slaagt.
15. De voorzieningenrechter is op grond van voorgaande overwegingen van oordeel dat verweerder bij het bestreden besluit geen last onder dwangsom mocht opleggen. Het beroep van eisers is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Omdat er sprake is van een (voortgezette) betoging en mede in het licht van de eerder vermelde uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 oktober 2022 zal de voorzieningenrechter ook het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat een eventuele verdere opschorting van de begunstigingstermijn
tot 6 weken na deze uitspraak op het beroep, zoals besproken ter zitting, niet (meer) nodig is.
16. Gezien het voorgaande bestaat er geen reden een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen.
17. De voorzieningenrechter stelt de op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoek- / beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1). Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat er voor de bezwaarfase al een vergoeding van proceskosten heeft plaatsgevonden door verweerder.
18. De voorzieningenrechter bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 368,- (tweemaal € 184,-) vergoedt.
19. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog het volgende op. Naar aanleiding van hetgeen op de zitting uitgebreid is besproken vindt de voorzieningenrechter dat eisers en verweerder zo snel mogelijk in gesprek moeten gaan over het al dan niet (met voorschriften) voortzetten van de betoging op het onderhavige perceel. Mogelijk kan de derde-partij daarbij worden betrokken.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit; - herroept het primaire besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1674,-;
- draagt verweerder op het door eisers betaalde griffierecht van € 368,- aan hen te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Bergmans, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
8 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 8 juni 2023.