ECLI:NL:RBLIM:2023:3386

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
C/03/304652 KG ZA 22/157
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in kort geding tot verkoop en levering van een gemeenschapsgoed aan een derde, met het oog op verdeling van de (eenvoudige) gemeenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers, bestaande uit [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, [gedaagde], met als doel de verkoop van een gemeenschappelijke woning te bewerkstelligen. De woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2], is in het verleden door [eiseres sub 2] en [gedaagde] gezamenlijk aangeschaft. Na de beëindiging van hun relatie in 2015 is [eiseres sub 2] de woning verlaten, maar bleef zij hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheek. Gedaagde heeft in de loop der jaren een achterstand in de hypotheekbetalingen opgebouwd, wat leidde tot juridische stappen van de SNS Bank. Eisers hebben gedaagde herhaaldelijk gesommeerd om de hypotheek op zijn naam te zetten, maar dit is niet gebeurd. In het kort geding vorderden eisers onder andere dat gedaagde zou meewerken aan de verkoop van de woning en dat hij de woning verkoopklaar zou maken.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de vorderingen van eisers. De rechter heeft vastgesteld dat [eiseres sub 2] niet langer in een onverdeeldheid kan blijven en dat de hypotheeklasten haar financiële onafhankelijkheid belemmeren. De rechter heeft de vorderingen van eisers toegewezen, waarbij gedaagde werd veroordeeld om binnen drie dagen een makelaar aan te wijzen voor de taxatie en verkoop van de woning. Daarnaast werd gedaagde verplicht om medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht en de aflossing van de hypothecaire geldlening. De voorzieningenrechter heeft ook dwangsommen opgelegd voor het geval gedaagde niet aan de veroordelingen zou voldoen. De opbrengst van de verkoop zal in depot worden gehouden bij een notaris totdat er overeenstemming is bereikt over de verdeling van de gemeenschap.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/304652 / KG ZA 22-157
Vonnis in kort geding van 5 juni 2023
in de zaak van
1.
[eiser sub 1] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,in zijn hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder ex artikel 1:431 BW van eiseres sub 2,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. J.G. van Ek te Heerlen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eisers] – dan wel afzonderlijk [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] – en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 9,
  • de mondelinge behandeling op 2 juni 2022 en het daarvan opgemaakte proces-verbaal,
  • de aanhouding tot 1 januari 2023 ten einde [gedaagde] in de gelegenheid te stellen alsnog het ontslag van [eiseres sub 2] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te regelen,
  • de op verzoek van [eisers] verleende verlenging van de aanhouding tot 3 maart respectievelijk 14 april 2023.
1.2.
Ten slotte is op verzoek van [eisers] vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 2] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad. Tijdens die relatie hebben partijen de woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , destijds kadastraal bekend als gemeente [kadasternummer 1] (thans sectie [kadasternummer 2] ), gekocht. Op 21 januari 2004 zijn de leveringsakte en de hypotheekakte terzake voormelde woning verleden bij de notaris. Door [eiseres sub 2] en [gedaagde] is aan de SNS Bank een eerste hypotheekrecht verleend ten bedrage van € 125.000,-.
2.2.
Na de beëindiging van de relatie op 9 november 2015 heeft [eiseres sub 2] de woning verlaten en is [gedaagde] in de woning blijven wonen. Partijen zijn dat destijds zo overeengekomen, alsmede dat [gedaagde] de maandelijkse hypotheeklasten dient te voldoen, omdat hij in de woning verblijft. In 2019 heeft [gedaagde] een achterstand in de hypotheekbetalingen laten ontstaan. De bank heeft vervolgens de hypotheek opgezegd en een kort geding gestart teneinde de woning te laten ontruimen, opdat deze geveild kon worden. Die ontruiming is uiteindelijk voorkomen, doordat [gedaagde] de achterstand heeft ingelost.
2.3.
[eiseres sub 2] staat sinds 6 juni 2016 onder bewind. [eiser sub 1] is op 13 februari 2019 benoemd tot de bewindvoerder, na het ontslag van de bewindvoerster die in 2018 de bewindvoering heeft overgenomen van de eerst benoemde bewindvoerder.
2.4.
De advocaat van [eisers] heeft [gedaagde] bij brief van 3 maart 2020 gesommeerd om ervoor te zorgen dat de hypothecaire geldlening wordt overgesloten, waarbij [eiseres sub 2] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen, en de hypotheek volledig op naam van [gedaagde] wordt gezet. Omdat dit vervolgens niet is gebeurd, hebben [eisers] een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank. Bij vonnis van de rechtbank d.d. 7 april 2021, zaaknummer C1031281 1162 / HA ZA 20-402, heeft de rechtbank de primaire vordering van [eisers] toegewezen en beslist:

De rechtbank veroordeelt gedaagde, de heer [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis over te gaan tot het aan de SNS-bank overleggen van de daartoe vereiste formulieren, inhoudende het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling en ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van eiseres betreffende de op de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , rustende hypothecaire geldlening, alsmede alles in het werk te stellen wat redelijkerwijs mogelijk is voor de behandeling van voormelde formulieren door de SNS-bank, op straffe van verbeurte van een dwangsom van 650,- voor iedere dag dat aan deze veroordeling niet wordt voldaan, met een maximum van € 150.000,-.”
2.5.
Bij deurwaardersexploot van 21 april 2021 is dit vonnis aan [gedaagde] betekend.
Tot het moment van aanhangig maken van dit kort geding was de wijziging tenaamstelling en het ontslag van [eiseres sub 2] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid nog
niet geregeld. Bij de behandeling van het kort geding ter zitting hebben partijen verzocht het kort geding aan te houden, om [gedaagde] nogmaals de gelegenheid te bieden daarvoor zorg te dragen. Omdat [gedaagde] hierin, ook na verlenging van de geboden termijn, niet is geslaagd, is door [eisers] vonnis gevraagd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat:
[gedaagde] wordt veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan een door [eiseres sub 2] aan te wijzen makelaar een onvoorwaardelijke schriftelijk opdracht te verstrekken tot taxatie en verkoop van de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , welke makelaar een voor beide partijen bindende laat- en vraagprijs zal vaststellen en te bepalen dat indien [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakt akte waarbij [gedaagde] toestemming geeft tot het taxeren en het in verkoop geven van de woning door een door [eiseres sub 2] aan te wijzen makelaar;
[gedaagde] wordt veroordeeld om, indien een kandidaat-koper naar het oordeel van
voormelde makelaar op redelijk te achten voorwaarden, bereid is tot aankoop van de woning over te gaan, binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de makelaar of de vrouw een koopovereenkomst te ondertekenen;
3. indien [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, dit vonnis dezelfde kracht heeft
als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij de man toestemming geeft voor de verkoop van de woning;
4. [gedaagde] wordt veroordeeld om, indien een koopovereenkomst is getekend, binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de notaris of de vrouw, zijn volledige medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van de woning en de aflossing van de hypothecaire geldlening;
5. indien [gedaagde] in gebreke blijft met de eigendomsoverdracht van de woning, dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij [gedaagde] zijn toestemming geeft voor de overdracht van de woning;
6. [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning verkoopklaar en schoon te maken, waarbij [gedaagde] zich ten aanzien van de verkoopbare/verkoopklare staat van de woning zal dienen te conformeren aan de adviezen van de makelaar, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [gedaagde] deze veroordeling niet naleeft, met een maximum van € 25.000,-;
7. [gedaagde] wordt veroordeeld om kandidaat-kopers en/of de makelaar toe te laten tot de woning, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per keer dat [gedaagde] deze veroordeling niet naleeft, met een maximum van € 25.000,-;
8. [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning, ingeval van verkoop, uiterlijk 48 uur voor de dag van eigendomsoverdracht onder afgifte van de sleutels te ontruimen, inclusief alle daarin aanwezige personen en zaken, en de woning vanaf dan ontruimd te houden, op verbeurte van een dwangsom van €1.000,- per dag dat [gedaagde] deze veroordeling niet naleeft, met een maximum van € 25.000,- en voorts te bepalen dat, indien [gedaagde] niet aan de gestelde ontruiming voldoet, [eiseres sub 2] gemachtigd is de ontruiming van de woning en de aan [gedaagde] in eigendom toebehorende inboedelzaken te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van justitie en politie, waarbij de aan deze ontruiming verbonden kosten op [gedaagde] kunnen worden verhaald;
9. de opbrengst van de woning (na aftrek hypotheeklasten en verkoopkosten) tussen partijen bij helfte gedeeld wordt;
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eisers] leggen aan de vorderingen het volgende ten grondslag. Van [eiseres sub 2] kan niet worden verlangd dat zij tegen haar wil in een onverdeeldheid blijft. Bovendien belemmert de hoofdelijke aansprakelijkheid haar in haar eigen financiële onafhankelijkheid, te meer daar zij nu onder bewind staat en streeft naar een schuldenvrije toekomst. Zij loopt het risico de maandelijkse hypotheekrente te moeten voldoen op het moment dat [gedaagde] dat, om welke reden dan ook, gaat nalaten, en zij draagt het risico van verhaal door de SNS Bank van de restschuld als de woning executoriaal wordt geveild. Het heeft in 2019 weinig gescheeld of het was zo ver gekomen. [gedaagde] reageert niet en onderneemt geen actie op haar sommaties. Zij acht gewichtige redenen in de zin van artikel 3:174 BW aanwezig.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Ter zitting heeft hij aangevoerd dat de hypotheeklasten door hem worden voldaan, er is geen sprake van een achterstand. In 2019 heeft hij zijn jaarstukken ingediend bij de bank ten behoeve van de wijziging tenaamstelling. Dit is toen niet doorgegaan, omdat [eiseres sub 2] heeft geweigerd de papieren te tekenen. Hij heeft als zelfstandige een zwaar jaar gehad ten gevolge van ziekte en heeft daarom inmiddels gesolliciteerd op een vaste baan. Zodra hij een loonstrook heeft kan hij daarmee naar de bank ten behoeve van de wijziging tenaamstelling.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet eerst beoordelen of [eisers] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
In dit kort geding staat de vraag centraal of [gedaagde] medewerking moet verlenen aan de verkoop van de gemeenschappelijke woning van partijen. Recentelijk heeft de Hoge Raad bevestigd dat een veroordeling tot verkoop en levering van een gemeenschapsgoed aan een derde, met het oog op verdeling van de gemeenschap, kan worden toegewezen in kort geding (HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:499, r.o. 3.4).
4.3.
De enkele wens van [eiseres sub 2] spoedig uit de onverdeeldheid te geraken, is niet voldoende om een spoedeisend belang bij de desbetreffende vordering van [eisers] aan te kunnen nemen. Daartoe dienen bijkomende omstandigheden te worden aangevoerd waaruit blijkt van gewichtige redenen.
4.4.
Door [eisers] is in dit kader het volgende aangevoerd.
Partijen zijn in 2015 uit elkaar gegaan. [eiseres sub 2] is tot op de dag van vandaag hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheek die op de woning rust, en zij is nog steeds mede-eigenaar van de woning. [eiseres sub 2] heeft haar eigen woonlasten op haar huidige adres te betalen, zodat zij niet in staat is de hypotheeklasten (mee) te betalen, te meer daar zij van een minimuminkomen leeft. [eiseres sub 2] wenst schuldenvrij te worden en een eigen financieel leven op te bouwen, maar de hypotheek op de woning aan de Begoniastraat staat haar daarbij in de weg.
Gelet op de voorgeschiedenis valt niet in te zien dat [gedaagde] (vrijwillig) zal meewerken.
Daarnaast heeft [eiseres sub 2] reeds een bodemprocedure doorlopen en kan van haar niet verwacht worden, dat zij weer een bodemprocedure opstart om tot een verdeling van de woning te komen. Zij heeft er belang bij met haar leven door te gaan en de banden met [gedaagde] door te snijden. [eiseres sub 2] heeft belang bij nakoming van het vonnis van de rechtbank, thans in de vorm van verkoop van de woning aan een derde.
Gelet op de huidige (ten tijde van de dagvaarding,
toevoeging Vzr.) gunstige woningmarkt is het van belang, dat de woning snel in de verkoop kan worden gezet, om zo de maximale verkoopopbrengst te kunnen realiseren.
Gelet op het voorgaande achten [eisers] gewichtige redenen in de zin van artikel 3:174 BW aanwezig.
4.5.
Naar aanleiding van het verstrijken van de eerste termijn van de aanhouding is van de zijde van [eisers] in een brief van 13 januari 2023 aan de voorzieningenrechter medegedeeld dat volgens het laatste bericht van [gedaagde] de SNS Bank zes maanden wil wachten alvorens de hypotheekaanvraag kan worden beoordeeld én dat [gedaagde] een poging heeft gedaan om bij de ING Bank een gesprek aan te vragen. In verband met het verstrijken van de derde termijn op 14 april 2023 is vonnis gevraagd, waarbij is medegedeeld dat [gedaagde] nog druk bezig blijkt te zijn met het proberen af te sluiten van een hypotheek bij de ING Bank, maar dit nog niet officieel is gelukt.
Van de zijde van [gedaagde] heeft de voorzieningenrechter geen bericht ontvangen.
4.6.
De door [eisers] aangevoerde verwachting dat [gedaagde] niet in staat zal zijn om de woning over te nemen, acht de voorzieningenrechter aannemelijk gemaakt. Sinds het vertrek van [eiseres sub 2] in november 2015 is dit niet gerealiseerd. Sinds de eerste sommatie bij brief van 3 maart 2020 heeft [gedaagde] inmiddels ruim drie jaar de tijd gehad om de hypoheek om zijn naam te laten stellen en tot op heden is hij daar niet in geslaagd. Bewijs waaruit blijkt dat [gedaagde] dit in 2019 had geregeld, maar een en ander door toedoen van [eiseres sub 2] geen doorgang heeft kunnen vinden, is niet verstrekt tijdens de procedure. [eisers] hebben betwist dat daarvan sprake zou zijn geweest. Gelet op de door [eisers] overgelegde brief van 21 maart 2019 waarin de SNS Bank tot opeising van de totale schuld is overgegaan in verband met de toen bestaande achterstand, is dit ook weinig aannemelijk. [gedaagde] heeft voorts geen uitvoering gegeven aan het vonnis in de bodemprocedure. In dit kort geding heeft [gedaagde] een jaar de tijd gehad om alsnog de overname te regelen. Gelet op deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter de kans groot dat uiteindelijk zal blijken dat [gedaagde] de woning niet kan overnemen.
4.7.
De voorzieningenrechter ziet in met name deze omstandigheden een spoedeisend belang gelegen bij de door [eisers] gevorderde verkoop van de woning. [eiseres sub 2] heeft een financieel belang bij het in gang zetten van de verkoop van de woning, zodat zij niet langer gebonden is aan de daaraan verbonden hypotheek en de daaraan verbonden risico’s. Het risico heeft zich in 2019 reeds voorgedaan en [gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit risico thans niet meer speelt. Ten tijde van de behandeling ter zitting verkeerde de eenmanszaak van [gedaagde] in zware tijden; of hij inmiddels een baan en een vast loon heeft, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Gelet op de hiervoor geschetste aanzienlijk grote kans dat in een bodemprocedure – uit de door [eisers] overgelegde stukken is de voorzieningenrechter niet gebleken dat in de bodemprocedure de verdeling al aan de orde is geweest – zal worden beslist dat tot verkoop aan een derde en verdeling van de eventuele overwaarde dient te worden overgegaan, komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het belang van [eisers] bij verkoop van de woning in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang van [gedaagde] bij het nog langer afwachten van een beslissing van de SNS Bank of ING Bank op zijn aanvraag.
4.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de vorderingen sub 1 tot en met 8 kunnen worden toegewezen.
De voorzieningenrechter acht het in het kader van vordering sub 4 redelijk dat aan [gedaagde] een keuze uit een drietal door [eisers] te noemen notarissen wordt geboden. Indien [gedaagde] binnen twee weken nadat [eisers] een lijst met namen van notarissen heeft verstrekt, geen keuze heeft gemaakt, is het [eisers] toegestaan zelf één van de betreffende notarissen aan te wijzen. Bij toewijzing van de bij vordering sub 8 gevraagde machtiging tot inschakeling van de sterke arm hebben [eisers] geen belang. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie worden toereikend geacht.
4.9.
De vordering sub 9 tot verdeling van de opbrengst van de woning bij helfte kan in het kader van een kort geding niet worden toegewezen, nu dit niet kan worden aangemerkt als een ordemaatregel. Of verdeling bij helfte in de rede ligt is uit de standpunten van partijen ook niet gebleken. De voorzieningenrechter zal daarom bepalen dat de opbrengst van de verkoop van de voornoemde woning in depot zal worden gehouden bij de aan te wijzen notaris, die uit die verkoopopbrengst de openstaande schuld aan de SNS Bank en de verkoopkosten zal voldoen en voorts tot uitkering zal overgaan zodra over de verdeling van de eenvoudige gemeenschap zal zijn beslist in een bodemprocedure, dan wel zodra partijen daarover overeenstemming hebben bereikt.
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan een door [eiseres sub 2] aan te wijzen makelaar een onvoorwaardelijke schriftelijke opdracht te verstrekken tot taxatie en verkoop van de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , welke makelaar een voor beide partijen bindende laat- en vraagprijs zal vaststellen en bepaalt dat indien [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakt akte waarbij [gedaagde] toestemming geeft tot het taxeren en het in verkoop geven van de woning door een door [eiseres sub 2] aan te wijzen makelaar,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om, indien een kandidaat-koper naar het oordeel van
voormelde makelaar op redelijk te achten voorwaarden, bereid is tot aankoop van de woning over te gaan, binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de makelaar of [eiseres sub 2] een koopovereenkomst te ondertekenen,
5.3.
bepaalt dat indien [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij [gedaagde] toestemming geeft voor de verkoop van de woning,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om, indien een koopovereenkomst is getekend, binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de, door [gedaagde] op de wijze zoals onder 4.9 is bepaald aan te wijzen, notaris of [eiseres sub 2] , zijn volledige medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van de woning en de aflossing van de hypothecaire geldlening,
5.5.
bepaalt dat indien [gedaagde] in gebreke blijft met de eigendomsoverdracht van de woning, dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij [gedaagde] zijn toestemming geeft voor de overdracht van de woning,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] om de woning verkoopklaar en schoon te maken, waarbij [gedaagde] zich ten aanzien van de verkoopbare/verkoopklare staat van de woning zal dienen te conformeren aan de adviezen van de makelaar,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.6 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] om kandidaat-kopers en/of de makelaar toe te laten tot de woning,
5.9.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.8 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt,
5.10.
veroordeelt [gedaagde] om de woning, ingeval van verkoop, uiterlijk 48 uur voor de dag van eigendomsoverdracht onder afgifte van de sleutels te ontruimen, inclusief alle daarin aanwezige personen en zaken, en de woning vanaf dan ontruimd te houden,
5.11.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.10 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt,
5.12.
bepaalt dat de opbrengst van de verkoop van de voornoemde woning in depot zal
worden gehouden bij een door [gedaagde] , op de wijze zoals onder 4.9 is bepaald, aan te wijzen notaris, die uit die verkoopopbrengst de openstaande schuld aan de SNS Bank en de verkoopkosten zal voldoen en voorts tot uitkering zal overgaan zodra over de verdeling van de eenvoudige gemeenschap zal zijn beslist, dan wel zodra partijen daarover overeenstemming hebben bereikt,
5.13.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.14.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.15.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS