Uitspraak
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de mondelinge behandeling op 30 mei 2023.
Rechtbank Limburg
In deze zaak vorderde de verhuurder in kort geding ontruiming van een bedrijfsruimte vanwege niet-nakoming van huurbetalingsverplichtingen door de gedaagde. De huurovereenkomst, gesloten op 14 juli 2017, betrof een bedrijfsruimte die door de gedaagde werd gehuurd voor een maandelijkse huurprijs van € 3.541,52. De gedaagde had een huurachterstand opgebouwd van € 15.932,60 per 1 juni 2023, en had eerder ook al een huurachterstand gehad die in een eerdere procedure was vastgesteld. De gedaagde erkende de huurachterstand en gaf aan bereid te zijn het gehuurde te ontruimen, maar de verhuurder vorderde ontruiming vanwege het ontbreken van vertrouwen.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de vorderingen van de verhuurder grotendeels toewijsbaar waren. De rechter wees de vordering tot betaling van de huurachterstand, toekomstige huurtermijnen en contractuele boeterente toe. Ook werd de ontruiming van het gehuurde bevolen, met de afspraak dat dit uiterlijk op 15 juni 2023 moest gebeuren. De gedaagde werd verder veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder. Het vonnis werd uitgesproken op 1 juni 2023.