ECLI:NL:RBLIM:2023:3157

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
C/03/291606 / HA ZA 21-226
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussen partijen gemaakte afspraken over maandelijkse betalingen en bewijsvoering van een renteloze lening

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie]. De eiseres heeft gesteld dat er een overeenkomst was gesloten waarbij de gedaagde maandelijks een bedrag aan haar zou betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres met de gedaagde een afspraak heeft gemaakt over een maandelijkse betaling van € 1.500,00, die later is gewijzigd naar € 600,00 per maand. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde zijn verplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot de toewijzing van de vordering van de eiseres tot een bedrag van € 42.700,86, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering in reconventie van de gedaagde afgewezen, omdat hij niet heeft bewezen dat de bedragen die hij aan de eiseres heeft betaald, een renteloze lening betroffen. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/291606 / HA ZA 21-226
Vonnis van 17 mei 2023
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.H.J.G. Borger,
tegen
[gedaagde in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. H.J. Bakker.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 april 2022,
  • de akte uitlaten en overleggen productie 16 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 16 november 2022,
  • de conclusie na getuigenverhoor van [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] van 18 januari 2023,
  • de conclusie na getuigenverhoor, tevens houdende akte vermeerdering van eis, van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] met de daarbij gevoegde producties 17 en 18, van 18 januari 2023,
  • de antwoordakte van [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] van 1 maart 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

In conventie

De vermeerdering van eis
2.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft haar vordering vermeerderd. Zij vordert, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen € 51.600,00, althans € 48.616,42, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van deze dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
2. [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt om met ingang van 1 mei 2021 tot februari 2023 maandelijks – uiterlijk de eerste dag van de betreffende maand – te betalen € 1.500,00, subsidiair € 1.421,49, en bij niet (tijdige) betaling te vermeerderen met de wettelijke rente over de aldus verschuldigde maandelijkse bedragen vanaf de eerste dag van de maand waarop de betaling ziet, tot de dag der algehele voldoening,
3. [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen het nasalaris forfaitair berekend op € 163,00 zonder betekening in conventie of reconventie/voor de vordering of voor de tegenvordering, € 255,00 zonder betekening in conventie en reconventie/voor de vordering en voor de tegenvordering tezamen, en verhoogd met € 85,00 in geval van betekening en onder de bepaling dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd is, indien deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis volledig aan haar zijn voldaan.
2.2.
De rechtbank begrijpt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan haar vermeerdering van eis de stelling ten grondslag legt dat zij met [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] afspraken heeft gemaakt tot betaling van een bedrag van
€ 1.500,00, subsidiair een bedrag van € 1.421,49 per maand, tot het einde van de looptijd van de lening bij Qredits. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] deze afspraak niet is nagekomen, behoudens (deels) in de maanden april 2019 tot en met december 2019, waarin hij maandelijks een bedrag van € 600,00 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft betaald. Tot en met het uitbrengen van de dagvaarding zijn 38 maanden verstreken, waardoor op dat moment een bedrag van € 51.600,00 verschuldigd was. Hier zijn de betaalde bedragen vanaf gehaald, te weten negen maal een bedrag van € 600,00. Voorts heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de volgens haar door [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] verschuldigde maandelijkse bedragen tot februari 2023 gevorderd.
2.3.
De rechtbank begrijpt dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] geen op artikel 130 Rv gestoelde bezwaren naar voren heeft gebracht. De rechtbank ziet evenmin dergelijke bezwaren, zodat recht zal worden gedaan op de vermeerderde eis.
De bewijsopdracht
2.4.
Bij tussenvonnis van 20 april 2022 is [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] toegelaten te bewijzen:
dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] met [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] een overeenkomst heeft gesloten, op basis waarvan [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vanaf februari 2018 maandelijks € 1.500,00 diende te betalen,
en dat deze afspraak met ingang van april 2019 is gewijzigd, in die zin dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] € 600,00 per maand aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zou betalen tot en met het einde van de looptijd van de lening bij Qredits, te weten februari 2023.
2.5.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft ter voldoening aan de aan haar verstrekte bewijsopdracht een drietal producties overgelegd en, naast zichzelf, drie getuigen doen horen, te weten de heer [getuige 1] , ex-partner van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en werkzaam als politieagent (hierna: “ [getuige 1] ”), de heer [getuige 2] , gepensioneerd (hierna: “ [getuige 2] ”) en mevrouw [getuige 3] , de zus van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , zonder beroep (hierna: “ [getuige 3] ”). Mevrouw [naam 1] , de moeder van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (hierna: “ [naam 1] ”) en de heer [naam 2] zijn niet verschenen.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geslaagd in het haar opgedragen bewijs ten aanzien van de bewijsopdracht. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
2.7.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard:
‘(…). De afspraak met [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] was dat ik mijn inkomsten ook na opening van het café zou behouden. Het was de bedoeling dat er in de eerste vijf jaar geen onttrekkingen uit de VOF zouden plaatsvinden. (…). De inkomsten binnen de VOF konden dan ook gebruikt worden voor de aflossing van de lening bij Qredits. Voor de overname van het café was ik werkzaam bij [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] . Ook na februari 2018 bleef ik in de praktijk, voor zover ik dat kon wel eens uithelpen. Het idee was dat wij elkaar binnen ons gezin hielpen. Zowel in het café als in de praktijk. De gedachte was dat ik anders niet zou kunnen rondkomen, omdat ik ook kosten voor levensonderhoud heb en bijvoorbeeld de huur van een woning. Met mijn verklaring dat ik mijn inkomsten zou behouden bedoel ik dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] mij hetzelfde salaris zou uitkering als dat ik bij hem in de praktijk verdiende. Het gaat dan om iets meer dan € 1.400, bijna € 1.500. Op uw vraag wanneer deze afspraak is gemaakt, antwoord ik dat we vaker samen hebben gezeten om de overname van het café te bespreken. Dat is gaandeweg zo gegaan. Uiteindelijk zijn we in de herfstvakantie van 2017 bij Centerparcs geweest. daarbij waren naast ikzelf, mijn toenmalige partner, mijn zusje die toen nog op school zat, mijn moeder en [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] aanwezig. Alles is toen besproken, het bedrijfsplan voor het café, de financiering bij Qredits, de financiële gevolgen, maar ook wat de overname van het café voor onze levens zou betekenen. (…). In juni of juli 2018, ik denk dat het juni is geweest, heb ik de huur van mijn huurwoning opgezegd en ben ik bij mijn moeder en vader [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] ingetrokken. Toen hoefde geen huur meer betaald te worden want ik woonde thuis. Op een zeker moment kreeg ik een aanbod om een bovenwoning op de [adres] te huren. Ik wilde dat toen in eerste instantie eigenlijk niet, omdat ik geen geld had. [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] zei tegen mij dat ik dit toch moest overwegen. [getuige 3] woonde toen op kamers en het zou [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] in de kosten schelen als wij daar samen zouden gaan wonen. De kosten die [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] maakte voor [getuige 3] zouden dan wegvallen. Ik kreeg in april 2019 de sleutel van die bovenwoning. Vanaf dat moment hield de afspraak in dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] € 600 voor de huurkosten zou betalen en als er andere kosten zouden zijn, dan zouden we daar samen wel uitkomen. (…). We hebben bij de afspraak over het bedrag van € 600 per maand niet gesproken over een concrete einddatum. Wel heeft [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] toen aangegeven dat hij zou zorgen voor voldoende liquiditeit gedurende de looptijd van de lening bij Qredits. (…).’
2.8.
[getuige 1] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard:
‘(…). Er was een afspraak over financiële compensatie met betrekking tot het café voor het geval het met het café mis zou gaan. U moet weten dat er een krediet, van volgens mij € 80.000 is afgesloten, waarvoor [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] en ik garant staan. Ik was nodig voor het laatste zetje, om het krediet te krijgen. (…). Daarnaast is er een afspraak tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] gemaakt om een periode van vijf jaar te overbruggen. Als er geen geld uit het café gehaald kon worden dan zou hij volgens mij € 1500 per maand betalen. Ik weet van deze afspraak, omdat ik erbij was toen hij gemaakt werd. Wij zijn toen een midweek of een weekend, dat laat ik even in het midden, bij Centerparcs geweest in oktober of november 2017. Wij hebben toen de plannen om een horecagelegenheid te gaan exploiteren besproken. Wij bespraken het doen en laten met betrekking tot het café en de financiële mogelijkheden die daaruit kwamen of niet kwamen. Toen is ook die afspraak gemaakt. (…). Die afspraak is hij niet nagekomen. (…). Ik blijf bij mijn verklaring zoals ik die heb afgelegd op 5 januari 2020 en waarvan ik u hoor zeggen dat die als productie 4 bij dagvaarding is overgelegd. In mijn verklaring van 5 januari heb ik aangegeven dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft afgesproken dat hij zou staan voor de volledige huur. Ik bedoel daarmee dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op een zeker moment op zichzelf is gaan wonen op de [adres] in [woonplaats] en dat toen de afspraak is gemaakt dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] de huurkosten zou betalen. Ik weet daarvan omdat ik bij het maken van die afspraak aanwezig was. Ik had toen geen relatie meer met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , maar wij gingen wel met elkaar om en ik verbleef wel eens bij haar.
(…). Het klopt dat de afspraak, waarover ik zojuist verklaard heb, niet in het bedrijfsplan is opgenomen. Maar het is wel zo dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] die afspraak mondeling heeft gemaakt. het is mooi als je in het eerste jaar break-even zou draaien. De afspraak is dat gedurende de vijf jaar, de looptijd bij Qredits, [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gecompenseerd zou worden met een bedrag van € 1500 per maand. Dit is gelijk aan het bedrag dat zij verdiende toen zij bij [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] werkte. De reden dat die afspraak niet in het bedrijfsplan is opgenomen, komt voort uit de vader-dochter band die [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] toentertijd met elkaar hadden. Gelet op de familieband hoef je dan niet alles op papier te zetten. (…).Ten tijde van het opstellen van de verklaring, waarvan een kopie als productie 4 bij dagvaarding is overgelegd, was ik dus betrokken bij het café. (…).
Met mijn betrokkenheid bij het café in 2020 bedoel ik een financiële betrokkenheid, omdat Qredits als het mis zou gaan loonbeslag bij mij zou kunnen leggen. Het is dus niet zo dat ik nog feitelijk in het café hielp of werkzaam was.’
2.9.
[getuige 2] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard:
‘(…). Ik was een vaste klant in het café en ik had een bijzonder goede band met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en haar moeder. (..). Ik weet dat de afspraak inhield dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] voor het café zou betalen, dat hij aan [getuige 3] een bedrag zou betalen en ook aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Ik heb geen idee van de omvang daarvan. Ik was niet betrokken bij het maken van die afspraak. (…).’
2.10.
[getuige 3] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard:
(…). U toont mij productie 7 bij de dagvaarding. Dat is mijn verklaring. Op uw vraag van wanneer deze verklaring dateert, zeg ik u dat ik denk dat het in 2019 was. Ik denk dat ik toen 19 was. Ik kan op dit moment niet precies verwoorden wat er in mijn verklaring staat. Ik weet dat er afspraken met [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] gemaakt zijn bij ons thuis. Daarmee bedoel ik afspraken die gemaakt zijn toen ik met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] samenwoonde. Er zijn meerdere afspraken gemaakt en alles ging met goede bedoelingen. Ik weet ook dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] zijn afspraken niet is nagekomen. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] werkte eerst voor [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] in zijn praktijk. De afspraken zijn gemaakt, volgens mij bij het begin van het café. Ik weet dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] nog een stuk salaris niet had uitbetaald. [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] is op een avond bij ons gekomen en heeft aangegeven dat hij de huur wilde betalen. Wij woonden toen samen op de [adres] . De huur bedroeg
€ 600 per maand. De woning was dichtbij het café gelegen en ook dicht bij zijn huis. (…).
2.11.
[naam 1] is als getuige naar voren gebracht, maar is vanwege medische omstandigheden niet in staat geweest haar verklaring bij de rechtbank af te leggen. Zij heeft op een later tijdstip ten overstaan van notaris [naam notaris 1] , voor zover thans van belang, de volgende beëdigde verklaring afgelegd (productie 17 bij conclusie na getuigenverhoor tevens houdende akte vermeerdering van eis):
‘(…). In het kader van de plannen om de horecagelegenheid [naam café] over te nemen zijn wij als gezin, [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] , [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , [getuige 3] , [getuige 1] en ik medio oktober 2017 enkele dagen verbleven in Centerparcs te Lommel. Dit hebben wij gedaan om als gezin alles door te spreken met betrekking tot de gewenste overname. Met alles bedoel ik de impact op onze levens zoals ze op dat moment ingericht waren, de financiën, de taakverdeling en de horecagelegenheid op zich. Zowel mijn dochter, [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , als ik waren op dat moment werkzaam voor het advocatenkantoor van [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] . Er is toen afgesproken dat hij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dezelfde financiële compensatie zou blijven betalen wanneer de overname een feit zou worden. Dit omdat wij de overname nooit zonder hulp van een financiering zouden kunnen realiseren en er daarom de eerste vijf jaar niets onttrokken zou worden uit de nieuwe VOF casu quo het café. De lasten zouden immers gelijk blijven en net zo goed als we het café gezamenlijk zouden “draaien” zouden we dat indien nodig ook op kantoor gezamenlijk doen. Daarnaast woonden mijn dochter en haar toenmalige partner op dat moment reeds samen in een huurwoning. Leven van één inkomen was niet mogelijk, hiervan waren wij ons allemaal bewust. De afgesproken maandelijkse compensatie was om en nabij de eenduizend vierhonderdvijftig euro (€1450,-), in ieder geval gelijk aan het salaris dat ze op dat moment ontving. Dit zou zo blijven totdat Qredits volledig afgelost zou zijn, Qredits heeft een looptijd van vijf jaar. Dus tot februari tweeduizend drieëntwintig.
Helaas is deze afspraak niet nagekomen; er werd mijn dochter [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (en mijzelf overigens ook) voorgehouden dat het “even niet ging” en het in orde gemaakt zou worden. Als gezin samen stel je dan verder geen vragen. (…). In tweeduizend negentien zijn [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] en ik gescheiden. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is toen in overleg met [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] in een bovenwoning gaan wonen op de [adres] te [woonplaats] , [getuige 3] is daar bij haar ingetrokken. Om een begin te maken met het nakomen van de bovengenoemde afspraak heeft [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] toen voorgesteld om in ieder geval de huur voor zijn rekening te nemen ad zeshonderd euro (600,-), [getuige 3] trok immers ook in bij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en wij betaalden op dat moment sowieso al de huur van [getuige 3] ’s kamer. De rest zou nog “rechtgetrokken” worden, hiermee bedoel ik dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de compensatie van het salaris alsnog zou ontvangen. (…). Helaas is deze afspraak, net als alle andere afspraken die ik toen met [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] gemaakt heb of toen (nogmaals) besproken heb, nooit door [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] nagekomen. (…).’
2.12.
Het bewijs wordt als volgt gewaardeerd. In deze zaak zijn diverse getuigen gehoord, van wie [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als partijgetuige moet worden aangemerkt, nu zij het bewijsrisico draagt. Gevolg hiervan is dat op grond van artikel 164 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: “Rv”) de verklaring van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] omtrent de te bewijzen feiten geen bewijs in het voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Dit betekent dat aanvullend bewijs voorhanden moet zijn dat zodanig sterk is en zodanige essentiële punten betreft, dat het de partijgetuigenverklaring van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voldoende geloofwaardig maakt.
2.13.
De verklaring van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] komt er in de kern op neer dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] hetzelfde bedrag zou uitkeren als dat zij bij hem eerder in de praktijk verdiende. Het gaat daarbij volgens haar om een bedrag van bijna € 1.500,00. Dit idee kwam voort uit de gedachte dat er in de eerste vijf jaar geen onttrekkingen uit de VOF zouden plaatsvinden. Vanaf het moment dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de sleutel van de bovenwoning kreeg, te weten in april 2019, hield de afspraak in dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] in ieder geval € 600,00 voor de huurkosten zou betalen, aldus [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
2.14.
Gelet op hetgeen in r.o. 2.12. is overwogen, ligt vervolgens de vraag voor of aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanige essentiële punten betreffen dat zij de hiervoor zakelijk weergegeven verklaring van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voldoende geloofwaardig maken. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Uit de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 3] en [naam 1] blijkt dat partijen afspraken hebben gemaakt over de betaling en dat zowel [getuige 1] als ook [naam 1] aanwezig zijn geweest bij de aanvankelijke afspraak dat, als er geen geld uit het café gehaald kon worden, [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] € 1.500,00 per maand aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zou betalen. Deze afspraak had volgens hen een looptijd van vijf jaar, te weten gelijk aan de looptijd van de lening bij Qredits. [getuige 3] heeft eveneens verklaard te weten dat er afspraken zijn gemaakt. [getuige 1] , [naam 1] en [getuige 3] waren allen aanwezig bij de gesprekken voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, zodat zij uit eigen waarneming hebben kunnen verklaren over hetgeen voorafgaand en tijdens die gesprekken is gezegd. [getuige 1] , [getuige 3] en [naam 1] hebben op een later tijdstip ook zelf gehoord dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] heeft toegezegd volledig in te zullen staan voor de betaling van de huur. Uit de getuigenverklaring van [getuige 2] volgt dat hij in zijn geheel niet bij de totstandkoming van de afspraken tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] is betrokken en derhalve niet uit eigen waarneming verklaart.
2.15.
Weliswaar is [naam 1] , zoals door [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] naar voren is gebracht, niet als getuige ter zitting verschenen, maar dat neemt niet weg dat deze verklaring onder ede bij de notaris is afgelegd. Daarenboven kan deze verklaring worden gezien als een aanvulling op het hetgeen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , [getuige 1] en [getuige 3] hebben verklaard, nu deze verklaringen de rechtbank reeds voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat voormelde afspraken zijn gemaakt. De omstandigheid dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft verklaard dat voor de betaling van € 600,00 geen einddatum is overeengekomen, terwijl [naam 1] heeft verklaard dat bij het bedrag van € 1.500,00 een termijn van vijf jaar, gekoppeld aan de aflossing van Qredits, zou zijn overeengekomen, maakt het voorgaande niet anders, nu dit de verklaring niet onaannemelijk maakt. Het betrof immers een gewijzigde afspraak, waarbij partijen enkel de hoogte van het maandelijkse bedrag hebben veranderd en verder geen concrete einddatum zijn overeengekomen omdat het voor beiden duidelijk was dat de betaling verband hield met de looptijd van de lening bij Qredits.
2.16.
Op grond van die bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, komt het de rechtbank overtuigend voor dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de met [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] gemaakte afspraken heeft gemaakt en dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] op grond daarvan vanaf februari 2018 (iets minder dan) € 1.500,00 per maand aan haar diende te betalen en dat deze afspraak vanaf april 2019 is gewijzigd, in die zin dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] € 600,00 per maand aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] diende te betalen tot en met het einde van de looptijd van de lening bij Qredits, te weten februari 2023. [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] heeft geen gebruik gemaakt van contra-enquête en ook voorts geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt die de rechtbank hieraan doen twijfelen.
2.17.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , gezien het voorgaande, voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de te bewijzen afspraken met [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] heeft gemaakt, met dien verstande dat de rechtbank uit zal gaan van een bedrag van € 1.421,49 per maand, zoals subsidiair gevorderd, voor de maanden februari 2018 tot en met maart 2019 (14 maanden in totaal), nu [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zelf heeft aangegeven dat het een bedrag lager dan
€ 1.500,00 betrof en uit de verklaring van [naam 1] blijkt dat een bedrag van
€ 1.450,00 tussen partijen was afgesproken. Nu deze afspraak vanaf april 2019 is gewijzigd, in die zin dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] € 600,00 per maand aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zou betalen tot en met het einde van de looptijd van de lening bij Qredits, te weten februari 2023, zal vanaf april 2019 worden uitgegaan van een verschuldigd bedrag van € 600,00 per maand. Daarbij dient een bedrag van € 5.400,00 in mindering te worden gebracht, nu tussen partijen vaststaat dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] in de maanden april 2019 tot en met december 2019 maandelijks een bedrag van € 600,00 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft betaald.
2.18.
De stelling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat zij met [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] is overeengekomen dat zij tot het einde van de looptijd bij Qredits maandelijks een bedrag van € 1.500,00 van hem zou ontvangen, acht de rechtbank gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet aannemelijk. Immers, eerder in deze procedure heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de stelling ingenomen dat zij met [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] een overeenkomst heeft gesloten, op basis waarvan [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vanaf februari 2018 maandelijks
€ 1.500,00 diende te betalen en dat deze afspraak met ingang van april 2019 is gewijzigd, in die zin dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] € 600,00 per maand aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zou betalen tot en met het einde van de looptijd van de lening bij Qredits, te weten februari 2023. Op grond van die stellingen heeft de rechtbank de bewijsopdracht geformuleerd en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot het bewijs toegelaten. Daarbij komt dat de nieuw door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ingenomen stelling ook niet uit haar eigen getuigenverklaring volgt. De rechtbank verwerpt deze nieuw door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ingenomen stelling dan ook.
Conclusie
2.19.
De conclusie is dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs, met als gevolg dat in rechte is komen vast te staan dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Dit betekent dat de conventionele vordering onder 1 en 2 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 42.700,86 (14 maanden x € 1.1421,49 (februari 2018 tot en met maart 2019) + 38 maanden x € 600,00).
2.20.
[gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden begroot op:
- dagvaarding € 106,01
- griffierecht 85,00
- salaris advocaat
2.681,00(3,5 punt × tarief € 766,00)
Totaal € 2.872,01
2.21.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de rechtbank aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).
in reconventie
De bewijsopdracht
2.22.
Bij vonnis van 20 april 2022 is [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] toegelaten door alle middelen rechtens te bewijzen dat partijen mondeling hebben afgesproken dat het bedrag van € 6.000,00 dat [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ter beschikking heeft gesteld, een renteloze lening betrof, die later zou worden terugbetaald.
2.23.
[gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] heeft bij akte van 11 mei 2022 aangegeven zichzelf en notaris [naam notaris 2] als getuige te willen laten horen. Op 16 november 2022 zijn [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] en de notaris niet verschenen, waarna [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] heeft aangegeven af te zien van het horen van getuigen.
2.24.
[gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] verwijst voor het bewijs van de mondelinge leningsovereenkomst naar de verklaring van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tijdens het getuigenverhoor. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft immers zelf verklaard dat de onderneming van [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] een pensioenvoorziening was, hetgeen impliceert dat de door [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] geïnvesteerde bedragen weer terug zouden vloeien. De door [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betaalde maandelijkse bedragen van € 600,00 zijn aan te merken als (indirect) in de onderneming van [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] geïnvesteerde bedragen, waaruit volgt dat deze bedragen aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als lening ter beschikking zijn gesteld, aldus [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] .
2.25.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet kan worden afgeleid dat het bedrag van € 6.000,00 dat aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ter beschikking is gesteld, een renteloze lening betrof die later moest worden terugbetaald. Dit kan eveneens niet worden afgeleid uit de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als productie 16 overgelegde WhatsApp-berichten, waarin [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] meldt dat het in december betaalde bedrag aan huur als laatste betaling zal worden overgemaakt, maar dat ze daar vanaf december zelf voor dient te zorgen. Nu [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] geen verder bewijs heeft geleverd, is de rechtbank van oordeel dat het door [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] gestelde niet is komen vast te staan. De vordering zal gelet op het vorenstaande worden afgewezen.
2.26.
[gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden begroot op:
- salaris advocaat
957,50(2,5 punten × factor 0,5 × tarief € 766,00)
Totaal € 957,50
2.27.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de rechtbank aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] om aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen een bedrag van € 42.700,86, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot op heden begroot op een bedrag van € 2.872,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.5.
wijst de vorderingen af,
3.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot op heden begroot op € 957,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.type: AP