ECLI:NL:RBLIM:2023:3113

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
C/03/316294 /KG ZA 23/127
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen over een advocaat in een recensie op Google Ads

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een advocaat, aangeduid als [eiser], en zijn voormalige cliënte, aangeduid als [gedaagde]. De zaak draait om onrechtmatige uitlatingen die [gedaagde] heeft gedaan over [eiser] in een recensie op Google Ads. [Eiser] heeft juridische werkzaamheden verricht voor [gedaagde] in het kader van haar echtscheidingsprocedure, maar na een klacht van [gedaagde] over zijn functioneren, heeft zij hem in e-mails beschuldigd van oplichting en omkoping. Ondanks waarschuwingen van [eiser] en zijn kantoor, heeft [gedaagde] op 27 maart 2023 een negatieve recensie geplaatst waarin zij [eiser] als oplichter bestempelt.

In het kort geding vorderde [eiser] de verwijdering van de onrechtmatige recensies en een verbod op verdere onrechtmatige uitlatingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn, gezien de ernstige beschuldigingen die de reputatie van [eiser] aantasten. De rechter wees de vorderingen van [eiser] grotendeels toe, inclusief een rectificatie en een dwangsom voor het geval [gedaagde] niet aan de veroordelingen voldoet. De rechter benadrukte dat de vrijheid van meningsuiting niet absoluut is en dat onterecht beschuldigen van een professional ernstige gevolgen kan hebben. De proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde], die in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/316294 / KG ZA 23-127
Vonnis in kort geding van 17 mei 2023
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. B.A.L.H. Robijns,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat mr. R. Tamourt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 15,
- de producties 16 tot en met 28 van [eiser] ,
- de bij akte overgelegde producties 1 en 2 van Makadasi,
- de mondelinge behandeling op 4 mei 2023,
- de wijziging van eis zoals mondeling gedaan ter zitting.
Op verzoek van haar raadsman worden de door [gedaagde] in persoon bij de griffie aangeleverde stukken en geluidsopnamen buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van het geschil.
1.2.
Vervolgens is vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft als advocaat juridische werkzaamheden verricht voor [gedaagde] in het kader van haar echtscheidingsprocedure.
2.2.
[gedaagde] heeft bij [eiser] op 29 september 2022 een klacht ingediend over zijn functioneren. Vervolgens heeft [gedaagde] diverse e-mails aan [eiser] gestuurd en daarnaast een e-mail aan de secretaresse van [eiser] d.d. 30 september 2022, waarin [gedaagde] stelt dat [eiser] haar heeft opgelicht en dat hij zou zijn omgekocht door de ex-partner van [gedaagde] .
2.3.
[eiser] heeft hierop gereageerd bij e-mail van 30 september 2022 en heeft [gedaagde] erop gewezen dat haar uitlatingen onterecht en ongefundeerd zijn en heeft [gedaagde] verwezen naar de klachtenprocedure binnen zijn kantoor. De klacht van [gedaagde] is vervolgens op 6 oktober 2022 door de klachtenfunctionaris van het kantoor van [eiser] behandeld in aanwezigheid van partijen en naar aanleiding van die bespreking is een gespreksverslag opgemaakt.
2.4.
Vervolgens heeft [gedaagde] [eiser] in een aan hemzelf gerichte e-mail d.d. 10 oktober 2022 een “hufter” genoemd en heeft zij ook aan derden, waaronder haar rechtsbijstandsverzekeraar Achmea en de in het echtscheidingsdossier betrokken makelaar, bericht dat [eiser] een ‘hufter’ is en dat zijnerzijds sprake is van “chantage” en “omkoping”.
Bij e-mail d.d. 11 oktober 2022 heeft [gedaagde] nogmaals dergelijke uitingen gedaan en heeft zij aangekondigd [eiser] slechte reviews te zullen geven.
2.5.
[eiser] heeft hierop diezelfde dag schriftelijk gereageerd in de richting van [gedaagde] en heeft de opdracht tot dienstverlening beëindigd.
2.6.
[gedaagde] heeft daarna nogmaals [eiser] , maar ook de rechtbank en eerdergenoemde makelaar, aangeschreven met de mededeling dat [eiser] misbruik heeft gemaakt van de situatie waarin [gedaagde] verkeert. De klachtenfunctionaris van het kantoor van [eiser] heeft vervolgens op 11 oktober 2022, voor zover thans relevant, aan [gedaagde] bericht:
“Tot slot merk ik op dat u in verschillende correspondentie van gisteren en vandaag dreigt met het plaatsen van slechte recensies. Indien u over gaat tot het plaatsen van slechte
recensies met daarin verwijten dat de heer [eiser] is omgekocht, een oplichter is of een hufter
of iets van dien aard, wijs ik u erop dat er geen bewijs voorhanden is waar dat uit blijkt. U
stelt meerdere keren daartoe bewijs te hebben, maar weigert dit te overleggen. Ik kan dan
ook niet anders concluderen dat de verwijten die u maakt onterecht zijn wegens een gebrek
aan bewijs daartoe. Indien u dergelijke recensies plaatst met de genoemde verwijten,
handelt u onrechtmatig. U brengt daartoe niet alleen schade toe aan de heer [eiser] maar
tevens aan kantoor. Het kantoor zal dan ook over gaan tot een aansprakelijkheidsstelling
voor de onrechtmatige gedraging en zal daarbij evenwel overwegen om aangifte te doen
van smaad en laster. Ik hoop echter dat u dergelijke stappen achterwege zult laten nu dit
alleen maar nog meer negatieve gevolgen met zich zal meebrengen.”
2.7.
Op 13 oktober 2022 heeft [gedaagde] ten behoeve van de algemeen toegankelijke website “ [internetsite 1] ” een negatieve recensie met betrekking tot [eiser] ingezonden. De recensie is niet online geplaatst en daarmee voor derden zichtbaar gemaakt. Volgens [eiser] is dat het geval omdat (een medewerker van) de website de recensie tijdig heeft verwijderd. Volgens [gedaagde] heeft zijzelf de recensie tijdig verwijderd.
2.8.
Op 2 april 2023 is [eiser] er door een derde op gewezen dat [gedaagde] op 27 maart 2023 op “Google Ads” - en doorgelinkt naar (het recensie-deel van) de website van zijn kantoor - een recensie met de volgende inhoud had geplaatst:
“De heer [eiser] is een oplichter!!!
Pas op van hem, hij is onbekwaam advocaat en werd omgekocht door de ex man.
Als je je zaak wilt verloren hebben dan moet je bij deze gemene advocaat gaan.
Zeer niet aan te raden!! Ik sleep hem naar de rechter toe. Hij verdient geen ster.
[gedaagde] ”
2.9.
[eiser] heeft de nieuwe advocaat van [gedaagde] - zijnde de advocaat die althans de behandeling van de echtscheidingszaak van hem had overgenomen - per e-mail van 2 april 2023 gesommeerd om deze recensie met onmiddellijke ingang te verwijderen. De advocaat heeft [eiser] daarop bericht dat hij geen reactie ter zake van [gedaagde] heeft ontvangen en dat hij evenmin in deze kwestie voor haar wil optreden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft aanvankelijk gevorderd - samengevat - verwijdering van naar [eiser] verwijzende (onrechtmatige) reviews en berichten op internet, een verbod tot het zich in het openbaar onrechtmatig uitlaten over [eiser] en online plaatsing van een rectificatie.
Omdat tijdens de mondelinge behandeling definitief is komen vast te staan dat de recensie op “ [internetsite 1] ” vóór plaatsing is verwijderd en tevens is vastgesteld dat de recensie op “Google Ads” door [gedaagde] is verwijderd, heeft [eiser] zijn vordering gewijzigd.
Zijn eis luidt nu als volgt:
[gedaagde] te veroordelen om de inmiddels verwijderde op [eiser] in persoon betrekking hebbende c.q. naar [eiser] verwijzende review(s) en berichten op internet, waaronder de websites www.google.nl /www.google.com en/of [internetsite 2] en/of [internetsite 1] verwijderd te houden, voor zover deze onrechtmatig zijn en/of de woorden “oplichter/oplichting” en/of “omkoping” bevatten;
[gedaagde] met onmiddellijke ingang te verbieden om zich op internet of op
welke andere wijze dan ook in het openbaar onrechtmatig uit te laten over
[eiser] , waaronder, doch niet uitsluitend, het beweren of impliceren dat [eiser]
zich schuldig maakt, heeft gemaakt of zal maken aan het plegen van strafbare
feiten (waaronder, doch niet uitsluitend, beschuldigingen van oplichting en/of
omkoping en/of diefstal), een onrechtmatige daad en/of wanprestatie,
3. [gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de
volgende rectificatie te (laten) opnemen in een door [gedaagde] ondertekende en aan [eiser] (via e-mail) toe te sturen brief,
inhoudende:

Hierbij bied ik, [gedaagde] , mijn excuses aan voor de onjuiste berichtgeving die ik
heb verspreid ten aanzien van de heer [eiser] . Ik heb bericht dat [eiser] een
oplichter is en is omgekocht door mijn ex-man. Deze uitlatingen zijn onjuist en
daar is niets van waar. Ik zal deze beschuldigingen niet meer herhalen.
Ik heb mij niet gerealiseerd welke gevolgen het verspreiden van deze
onwaarheden voor [eiser] heeft.”,
4. zowel het een als het ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,00 voor elke dag of deel van een dag dat [gedaagde] na ommekomst van
de termijn in gebreke mocht blijven integraal aan de in dezen uit te spreken
veroordeling te voldoen, met een maximum van € 20.000,00,
5. met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, waaronder
een bedrag van € 173,00 ter zake nakosten indien geen betekening van het
vonnis plaatsvindt, dan wel € 263,00 vermeerderd met de explootkosten indien
betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de proceskosten te voldoen
binnen 14 dagen na de dag waarop dit vonnis wordt gewezen, bij niet (tijdige)
betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de
uitspraak van dit vonnis tot aan de dag er algehele voldoening.
3.2.
[eiser] heeft aan de vordering het volgende ten grondslag gelegd.
[gedaagde] heeft onrechtmatig jegens hem gehandeld door een onwaar bericht te plaatsen op internet. De uitlatingen van [gedaagde] inzake [eiser] kwalificeren als laster en smaad. [eiser] wordt hierdoor ernstig in zijn eer en goede naam aangetast. [gedaagde] maakt daarnaast misbruik van haar recht op vrijheid van meningsuiting. Door in haar review gebruik te maken van woorden als
“De heer [eiser] is een oplichter”en
“(Hij) werd omgekocht door de ex-man”, heeft [gedaagde] [eiser] direct en doelbewust (reputatie)schade berokkend. [eiser] is inmiddels door cliënten aangesproken op de inhoud van deze recensie.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en wel als volgt.
[eiser] heeft toen hij werkzaamheden verrichte in verband met haar echtscheiding beroepsfouten gemaakt. Hierover wacht zij het oordeel van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [eiser] af. Zo nodig zal zij ter zake procederen. [gedaagde] (die afkomstig is uit Irak
)wist, toen zij haar recensie instuurde naar “ [internetsite 1] ” en toen zij haar recensie plaatste op “Google Ads” niet dat zij dergelijke uitlatingen niet op internet dient te plaatsen. Haar huidige raadsman heeft dit met haar besproken en zij begrijpt nu dat en waarom zij dit niet had dienen te doen. In de toekomst zal het niet meer gebeuren. [gedaagde] ziet in dat zij verkeerd heeft gehandeld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Als dat het geval is, dient de voorzieningenechter te beoordelen of de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in een kort geding-procedure als de onderhavige geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de spoedeisendheid volgt uit de aard van de vorderingen. De bewuste recensies zijn weliswaar niet geplaatst c.s. weer verwijderd (op een moment na het uitbrengen van de dagvaarding), maar dat neemt niet weg dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij het voorkomen van verdere onrechtmatige publicaties en verdere schade, dit een en ander zoals door hem gesteld.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de (al dan niet) onrechtmatigheid van recensies als hier aan de orde moet worden beschouwd in nauw verband met de verdragsrechtelijk- en Grondwettelijk beschermde vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] die, meer in het bijzonder, valt onder het bereik van artikel 10 EVRM en artikel 7 van de Grondwet. Dit grondrecht is niet absoluut. Beperking daarvan is toegestaan als deze bij wet is voorzien en noodzakelijk is in het belang van onder meer de rechten en vrijheden van anderen (artikel 8 lid 2 EVRM) respectievelijk de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM).
4.4.
Gelet op de grondslag van [eiser] ’ vordering komt het hier aan op een afweging tussen zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, waaronder begrepen het recht op bescherming van eer en goede naam, en het recht op vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] . Bij deze belangenafweging moet het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten zwaarder weegt, worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden. Wat betreft de bij de afweging in aanmerking te nemen omstandigheden, is in de (Europese) rechtspraak een aantal gezichtspunten ontwikkeld, waaronder de bijdrage aan het algemeen belang of maatschappelijk debat en de juistheid, de inkleding, de vorm en de gevolgen van de uitlating. Om een inbreuk op artikel 8 EVRM te kunnen aannemen, moet sprake zijn van een serieuze aantasting van privéleven.
4.5.
In haar recensie op “Google Ads” heeft [gedaagde] gesteld dat [eiser] een oplichter is, dat hij zich heeft laten omkopen door haar ex-man en dat hij een gemene advocaat is. Dit zijn ernstige beschuldigingen, die de kern van zijn professie en zijn reputatie raken. Gelet op de schadelijke gevolgen die deze beschuldigingen met zich kunnen meebrengen, mag van [gedaagde] worden verwacht dat zij dergelijke beschuldigingen alleen publiekelijk uit als die beschuldigingen voldoende steun vinden in de haar op het moment van de uiting bekende feiten. De voorzieningenrechter heeft niet kunnen vaststellen dat de genoemde beschuldigingen een deugdelijke feitelijke grondslag in deze zin hebben. De door [gedaagde] in haar recensie op “Google Ads” gedane uitlatingen kunnen dan ook worden aangemerkt als onrechtmatig. [eiser] is in zijn professionele hoedanigheid als advocaat niet gevrijwaard van in het openbaar geuite kritiek op zijn functioneren, maar hij verdient wel bescherming tegen de ongefundeerde ernstige beschuldigingen waar het hier om gaat.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [gedaagde] voorafgaand aan het plaatsen van haar recensie op “Google Ads” door [eiser] en door de klachtenfunctionaris van zijn kantoor is gewezen op de onrechtmatigheid van haar handelen, als zij tot plaatsing van een recensie met de kennelijk door haar voorgenomen inhoud zou overgaan. [gedaagde] is niettemin overgegaan tot plaatsing van de recensie.
heeft inmiddels haar recensie op “Google Ads” verwijderd en uit haar uitlatingen tijdens de mondelinge behandeling kan volgen dat zij inmiddels de onrechtmatigheid van haar eerdere handelen inziet.
Anderzijds stelt [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht dat, gelet op haar eerdere handelen en ook op uitlatingen die zij nog ter zitting heeft gedaan, er niet op kan worden vertrouwd dat [gedaagde] zich daadwerkelijk zal houden aan haar toezegging dat zij soortgelijke uitlatingen niet meer zal doen.
De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande aanleiding om de vordering van [eiser] sub 1 toe te wijzen.
De vordering sub 2 zal eveneens worden toegewezen, met uitzondering van het onderdeel dat betrekking heeft op uitlatingen in het openbaar over de eventuele wanprestatie van [eiser] jegens [gedaagde] . Of en zo ja, in welke omvang daarvan sprake is geweest staat niet vast. Mede gelet daarop kan, oordelend op voorhand, niet worden vastgesteld of openbare uitlatingen over die (gestelde) wanprestatie onrechtmatig zijn. Het opleggen van het gevorderde verbod aan [gedaagde] zou daarom in zoverre op dit moment te ver strekken. Zo lang niet is vastgesteld dat daadwerkelijk sprake is geweest van de door haar gestelde wanprestatie, doet [gedaagde] er verstandig aan zich te onthouden van uitlatingen daaromtrent in het openbaar.
4.7.
Omdat [gedaagde] ter zitting heeft ingestemd met een rectificatie middels afgifte van een brief met de hierboven vermelde inhoud, conform de vordering zoals deze luidt na de eiswijziging, zal de vordering sub 3 worden toegewezen.
4.8.
De voorzieningenrechter ziet tevens aanleiding om de gevorderde dwangsommen op overtreding van de vorderingen sub 1 tot en met 3 toe te wijzen conform de vordering sub 4.
4.9.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,32
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
697,00
- overige kosten
0,00
Totaal
1.118,32
4.10.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de voorzieningenrechter aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de verwijderde, op [eiser] in persoon betrekking hebbende c.q. naar [eiser] verwijzende review(s) en berichten op internet, waaronder de websites www.google.nl /www.google.com en/of [internetsite 2] en/of [internetsite 1] verwijderd te houden, voor zover deze onrechtmatig zijn en/of de woorden “oplichter/oplichting” en/of “omkoping” bevatten;
5.2.
verbiedt [gedaagde] met onmiddellijke ingang om zich op internet of op
welke andere wijze dan ook in het openbaar onrechtmatig uit te laten over [eiser] , waaronder, doch niet uitsluitend, het beweren of impliceren dat [eiser] zich schuldig maakt, heeft gemaakt of zal maken aan het plegen van strafbare feiten (waaronder, doch niet uitsluitend, beschuldigingen van oplichting en/of omkoping en/of diefstal) en/of een onrechtmatige daad;
5.3.
gebiedt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de
volgende rectificatie te (laten) opnemen in een door [gedaagde] ondertekende en aan [eiser] toe te sturen brief, inhoudende:

Hierbij bied ik, [gedaagde] , mijn excuses aan voor de onjuiste berichtgeving die ik
heb verspreid ten aanzien van de heer [eiser] . Ik heb bericht dat [eiser] een
oplichter is en is omgekocht door mijn ex-man. Deze uitlatingen zijn onjuist en
daar is niets van waar. Ik zal deze beschuldigingen niet meer herhalen.
Ik heb mij niet gerealiseerd welke gevolgen het verspreiden van deze
onwaarheden voor [eiser] heeft.”;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan enige veroordeling onder 5.1. tot en met 5.3. voldoet, tot het maximum van € 20.000,- is bereikt;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.118,32;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.