ECLI:NL:RBLIM:2023:3110

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
C/03/315477 KGZA 23-97
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermeende erfdienstbaarheid van overpad en parkeren; geschil over afsluitbare poort

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Wijngaardman Holding B.V. [eiser] vorderde de verwijdering van een toegangspoort die door Wijngaardman was geplaatst, waarmee de toegang tot een oostelijk pad werd afgesloten. Dit pad wordt door [eiser] gebruikt voor het parkeren van zijn voertuigen en als toegang tot zijn perceel. De kwestie draait om de vraag of [eiser] recht heeft op een erfdienstbaarheid van overpad en parkeren, die hij zou hebben verkregen door verjaring. In een eerdere procedure in 2018 was al overwogen dat er voorshands vanuit moet worden gegaan dat een erfdienstbaarheid ten gunste van [eiser] rustte.

De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel [eiser] beschikt over een sleutel van de poort en dus toegang heeft tot het oostelijk pad, de poort hem niet hindert in de uitoefening van de vermeende erfdienstbaarheid. De rechter benadrukte dat de eigenaar van een erf in beginsel bevoegd is zijn erf af te sluiten, mits de eigenaar van het heersend erf onbelemmerde toegang behoudt. Aangezien [eiser] de poort kan openen zonder afhankelijk te zijn van Wijngaardman, werd geoordeeld dat er geen grondslag is voor de gevraagde voorziening. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Wijngaardman, vastgesteld op € 1.755,00.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/315477 / KG ZA 23-97
Vonnis in kort geding van 17 mei 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A.H.M. van den Broek te Maastricht,
tegen
WIJNGAARDMAN HOLDING B.V.,
te Milsbeek,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Wijngaardman,
advocaat: mr. H.J.F. Oetgens van Waveren Pancras Clifford.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 8 producties;
- de door Wijngaardman ingebrachte 10 producties;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [eiser] ;
- de pleitnota van Wijngaardman.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 23 december 2004 eigenaar van het perceel met woonhuis aan de [adres] te [woonplaats] , [gemeente X] . Wijngaardman is sinds
3 januari 2022 eigenaar van het naburige perceel, waarop hij een wijngaard exploiteert.
2.2.
Beide percelen grenzen aan het [pad X] . Een deel van het perceel van Wijngaardman is sinds 2001 in gebruik bij (de rechtsvoorgangers van) [eiser] . Het gaat hierbij om een pad 20,1 meter lang, dat in breedte varieert van 6,25 meter tot 4,5 meter, hierna genoemd: het oostelijk pad. [eiser] gebruikt het oostelijk pad voor het parkeren van zijn bedrijfsauto, aanhangwagen en andere goederen, om via de zij-ingang zijn perceel te kunnen bereiken en om zijn auto te keren. Het oostelijk pad komt uit op het [pad X] .
2.3.
In 2018 is een procedure in kort geding gevoerd tussen [eiser] en de rechtsvoorganger van Wijngaardman, wijlen [persoon X] , met betrekking tot het oostelijk pad. In het vonnis in kort geding van 6 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland overwogen dat er voorshands vanuit moet worden gegaan dat ten gunste van [eiser] , door verkrijgende verjaring gestart op 15 mei 2003 en voltooid op 15 mei 2013, een erfdienstbaarheid van overpad en parkeren op het oostelijk pad rust.
2.4.
Op 9 mei 2022 heeft Wijngaardman een toegangspoort geplaatst, evenwijdig aan het oostelijk pad, waarmee de toegang tot het oostelijk pad kan worden afgesloten. Deze poort draaide naar buiten open, dat wil zeggen over het [pad X] . [eiser] beschikt sinds 10 mei 2022 over een sleutel van deze poort.
2.5.
[eiser] is bij deze rechtbank een kortgedingprocedure tegen Wijngaardman gestart met zaaknummer 305978/KG ZA 22-211 met als vordering verwijdering van de poort. Deze procedure is door partijen tijdens de zitting van 20 juli 2022 doorgehaald omdat zij hun geschil in der minne wilden regelen.
2.6.
De toegangspoort is door Wijngaardman op 22 juli 2022 verwijderd. Tot een regeling zijn partijen evenwel niet gekomen.
2.7.
Wijngaardman heeft de poort op enig moment teruggeplaatst. Hij heeft de draairichting van de poort daarbij gewijzigd. De poort draait nu naar binnen open, dat wil zeggen over het oostelijk pad. Het slot is niet gewijzigd, zodat [eiser] onverminderd toegang tot het oostelijk pad heeft.
2.8.
Vanwege het geldende bestemmingsplan mag [eiser] zijn vervoermiddelen niet meer stallen/parkeren op het pad.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wijngaardman Holding B.V. te veroordelen:
1. om binnen één week na het in deze te wijzen vonnis, de op 9 mei 2022 geplaatste toegangspoort te verwijderen en de situatie te herstellen zoals die vóór 9 mei 2022 en vanaf 22 juli 2022 tot de dag waarop de poort door de Wijngaardman is teruggeplaatst, bestond, op verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 15.000,-, dat de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wijngaardman Holding B.V., één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis, in gebreke blijft om tot het verwijderen van de poort over te gaan, waarbij deze voorlopige voorziening zal gelden tot het moment waarop in de bodemprocedure bij onherroepelijk vonnis omtrent de erfdienstbaarheid van het recht van overpad en het recht op keren van de auto is beslist;
2. in de kosten van het geding, het salaris van de gemachtigde en het griffierecht daaronder begrepen. [eiser] is niet btw-plichtig.
3.2.
[eiser] stelt dat sprake is van een recht van overpad dat hij door verjaring heeft verkregen en dat Wijngaardman hem onrechtmatig hindert in de uitoefening van zijn erfdienstbaarheid door het plaatsen van de poort. Nu de toegangsweg tot zijn woning, naar [eiser] stelt, erg smal is, is het voor hem belangrijk dat hij het oostelijk pad kan blijven gebruiken om zijn auto te keren.
3.3.
Wijngaardman voert verweer. Wijngaardman concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Volgens Wijngaardman heeft [eiser] geen enkel (spoedeisend) belang bij de gevraagde voorziening. Nog afgezien daarvan laat een eventuele erfdienstbaarheid het recht van Wijngaardman om zijn perceel af te sluiten onverlet, zolang de uitoefening van de erfdienstbaarheid daardoor niet wordt gehinderd en daarvan is volgens Wijngaardman geen sprake.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt dat hij door Wijngaardman onrechtmatig wordt gehinderd in de uitoefening van een erfdienstbaarheid. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt het spoedeisend belang in dit geval dan ook uit de aard van het gevorderde.
4.2.
De vaststelling of daadwerkelijk sprake is van een erfdienstbaarheid van (par)keren en overpad is voorbehouden aan de bodemrechter in de door [eiser] op 29 maart 2023 bij deze rechtbank aangebrachte zaak. In de onderhavige kort geding procedure gaat het enkel om de vraag of Wijngaardman vooruitlopend daarop – bij wege van voorlopige voorziening – gehouden is de geplaatste poort te verwijderen. Daarvan kan sprake zijn indien (i) voldoende aannemelijk is dat de rechter in de bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat sprake is van een erfdienstbaarheid en (ii) Wijngaardman [eiser] in de uitoefening van die erfdienstbaarheid hindert.
4.3.
[eiser] heeft in dat kader ter zitting desgevraagd verklaard dat de hinder bestaat uit het feit dat hij niet meer rechtstreeks vanuit het [pad X] het oostelijk pad in kan rijden om daar met zijn auto te keren. Hij moet om te kunnen keren eerst (het slot van) de poort openen en na het keren de poort weer sluiten.
4.4.
Wijngaardman heeft ter zitting verklaard dat hij het hek heeft teruggeplaatst om zijn perceel te kunnen afsluiten voor derden, waaronder onder meer wandelaars, die ongevraagd de wijngaard betreden.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat een eigenaar in beginsel bevoegd is zijn erf af te sluiten en uit de stellingen van Wijngaardman bovendien volgt dat hij daarbij in dit geval een rechtens te respecteren belang heeft. De voorzieningenrechter verwijt naar het arrest van de Hoge Raad van 23 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW6598, waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld:
Art. 5:48 BW bepaalt dat de eigenaar van een erf bevoegd is dit af te sluiten. Deze bevoegdheid bestaat ook ingeval dat erf belast is met een erfdienstbaarheid van weg. Maakt hij van die bevoegdheid gebruik, dan dient hij ervoor te zorgen dat de eigenaar van het heersend erf onbelemmerde toegang behoudt tot het dienend erf teneinde de erfdienstbaarheid uit te oefenen. In de regel zal dit betekenen dat de eigenaar van het dienend erf de eigenaar van het heersend erf de mogelijkheid biedt zich op elk moment en zonder telkens afhankelijk te zijn van de directe medewerking van de eigenaar van het dienend erf, de toegang tot het erf te verschaffen ter uitoefening van de erfdienstbaarheid. In concreto betekent dit in een geval als het onderhavige, waarin het dienend erf met een hek is afgesloten, dat de eigenaar van het dienend erf aan de eigenaar van het heersend erf permanent een sleutel ter beschikking stelt waarmee, tot het zojuist genoemde doel, het hek kan worden geopend.
4.6.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser] beschikt over een sleutel van de poort en zich dus op elk moment en zonder afhankelijk te zijn van de medewerking van Wijngaardman, de toegang tot het oostelijk pad kan verschaffen ter uitoefening van de erfdienstbaarheid. De poort hindert [eiser] dus niet in de uitoefening van de vermeende erfdienstbaarheid. Andere feiten of omstandigheden die maken dat [eiser] wordt gehinderd in de uitoefening van de pretense erfdienstbaarheid zijn door [eiser] niet gesteld en ook anderszins niet gebleken. Dat betekent dat een grondslag voor de door [eiser] gevraagde voorziening ontbreekt en de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] dientengevolge zal afwijzen.
4.7.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van dit geding. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Wijngaardman als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
- overige kosten
0,00
Totaal
1.755,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Wijngaardman tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.M.G. Rulkens en in het openbaar uitgesproken op
17 mei 2023.
TN