ECLI:NL:RBLIM:2023:3090

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
ROE 21/2657
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van persoonsgegevens in de basisregistratie personen na beroep tegen afwijzing wijzigingsverzoek

In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum 1] 1979, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om wijziging van haar persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen. Eiseres heeft verzocht haar voornaam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit te wijzigen en aan te vullen met de gegevens van haar ouders. Het primaire besluit van 22 september 2020 werd afgewezen, en het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 3 augustus 2021. De rechtbank heeft op 20 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres brondocumenten heeft overgelegd, waaronder een geldig Chinees paspoort en een Chinese identiteitskaart, die door de Kmar als echt zijn geverifieerd. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het verzoek om wijziging van de persoonsgegevens onterecht was, omdat de overgelegde documenten buiten redelijke twijfel de juistheid van de persoonsgegevens van eiseres aantonen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen de gegevens in de brp te wijzigen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2657

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2023

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.H. Diels),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen, verweerder
(gemachtigden: M.J.L. Ploum-Schijns en mr. W.D.W. van Aken).

Inleiding

Bij besluit van 22 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om wijziging en aanvulling van haar in de basisregistratie personen (brp) geregistreerde persoonsgegevens afgewezen.
Bij besluit van 3 augustus 2021 – verzonden 19 augustus 2021 – (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek van eiseres om haar voornaam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit in de brp te wijzigen en aan te vullen met de gegevens van haar ouders. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
1.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving staat in de bijlage bij deze uitspraak.
Relevante feiten en omstandigheden
2. Eiseres staat sinds 2 december 2003 in de brp ingeschreven als [eiseres] , geboren op [geboortedatum 1] 1979 en haar geboorteplaats en nationaliteit zijn onbekend. Wat haar ouders betreft is in de brp vermeld: onbekend. Deze gegevens zijn afgeleid uit een door eiseres afgelegde verklaring onder ede.
2.1.
Op 19 maart 2019 heeft eiseres een verzoek ingediend bij verweerder om de persoonsgegevens in de brp te corrigeren op grond van artikel 2.58, eerste lid, van de Wet basisregistratie personen (Wet brp). Eiseres wil haar gegevens wijzigen in [naam] , geboren op [geboortedatum 2] 1969 in [geboorteplaats] en haar nationaliteit is de Chinese. Ook wil zij de gegevens van haar vader ( [naam vader] , geboren op [geboortedatum 3] 1927) en moeder ( [naam moeder] , geboren op [geboortedatum 4] 1934) laten opnemen in de brp.
2.2.
Bij de indiening van het verzoek heeft eiseres de volgende documenten overgelegd:
a. a) een geldig Chinees paspoort [paspoortnummer 1] , afgegeven op 31 januari 2020 door de Chinese ambassade in Nederland;
b) het huidige verblijfsdocument [documentnummer] , afgegeven op 19 september 2018 op naam van [eiseres] , geboren op [geboortedatum 1] 1979;
c) een aanbiedingsbrief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) omtrent ambtshalve vergunningverlening, gedateerd 5 september 2007;
d) een dubbel gelegaliseerde notariële geboorteakte met nummer 4158, gedateerd 27 november 2019;
e) een dubbel gelegaliseerde Public Security Bureau-verklaring (PSB-verklaring) met nummer 4159, gedateerd 27 november 2019;
f) een rapport DNA-onderzoek, uitgevoerd door Verilabs van 23 mei 2019;
g) een rapport eerste- en nader gehoor bij de IND.
2.3.
Voor wat betreft het hiervoor genoemde Chinese paspoort, de dubbel gelegaliseerde notariële geboorteakte en PSB-verklaring en het DNA-onderzoek geldt dat verweerder ook de originele documenten heeft ingezien. Bovendien heeft eiseres desgevraagd een niet gelegaliseerde PSB-verklaring ingeleverd in de Chinese taal, gedateerd 8 april 2020, die de verificatie van de reeds eerder dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring (kopie) met nummer 4159 moet onderbouwen. Ook heeft eiseres een originele Chinese identiteitskaart met nummer [id-nummer] , afgegeven op 30 juni 1999, overgelegd samen met een beëdigde vertaling.
2.4.
In het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van eiseres afgewezen. Verweerder heeft daaraan (kort gezegd) ten grondslag gelegd dat niet onomstotelijk vast is komen te staan dat de huidige in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, dat de nieuwe gegevens juist zijn en dat de oude en nieuwe gegevens op dezelfde persoon betrekking hebben.
2.5.
In het bestreden besluit heeft verweerder – in navolging van het advies van de commissie bezwaarschriften van de gemeente Roerdalen van 29 juli 2021 – de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.6.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij ter onderbouwing van haar verzoek een aantal brondocumenten heeft overgelegd, waaronder een gewaarmerkte PSB-verklaring en een notariële geboorteakte, hetgeen volgens informatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken voldoende is voor wat betreft het overleggen van een geboorteakte. Het overleggen van een originele Hukou of een authentieke geboorteakte is volgens eiseres niet nodig voor de beoordeling van de juistheid van de overlegde documenten. Eiseres is van mening dat zowel de overgelegde dubbel gelegaliseerde notariële geboorteakte als de dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring door Bureau documenten van de IND authentiek zijn bevonden en daarom van de juistheid van deze documenten dient te worden uitgegaan. Eiseres heeft verder aangevoerd dat van de juistheid van een door de Chinese autoriteiten afgegeven paspoort moet worden uitgegaan en dat de Chinese autoriteiten de identiteit van de aanvrager van een paspoort heeft onderzocht en vastgesteld. Het nieuwe paspoort heeft het oude paspoort vervangen. Onduidelijkheid op grond van welk document het huidige paspoort is afgegeven, is er dus niet. Eiseres heeft betoogd dat verweerder het DNA-verwantschapsonderzoek ten onrechte niet heeft toegelaten als aanvullend bewijs. Uit de overgelegde documenten in combinatie met het DNA-verwantschapsonderzoek blijkt volgens eiseres dat zij, zoals zij is opgenomen in de brp, een en dezelfde persoon is, als [naam] , zoals vermeld in de overgelegde documenten. Eiseres heeft verder nog verwezen naar het gezichtsvergelijkend onderzoek van de Koninklijke Marechaussee (Kmar) waaruit eveneens blijkt dat de overgelegde documenten op haar betrekking hebben.
Inhoudelijke beoordeling door de rechtbank
Het toetsingskader
3. Volgens vaste rechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet brp een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een “lager” document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen “hoger” document kan worden overgelegd. Dit doet niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijk documenten te leveren [2] . Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten.
3.1.
Bij uitspraken van 4 mei 2022 [3] heeft de Afdeling het bestaande toetsingskader uiteen gezet, maar ook aanleiding gezien deze rechtspraak te nuanceren. Deze nuancering houdt in dat voor wijziging van geregistreerde gegevens niet langer is vereist dat onomstotelijk vaststaat dat de eerder geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn en de bij de aanvraag tot wijziging verstrekte vervangende gegevens juist zijn. Beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd. De Afdeling heeft ook aanleiding gezien in deze uitspraak, ten behoeve van de rechtspraktijk, te verduidelijken wat brondocumenten zijn en wat het toetsingskader is voor de beoordeling van de bewijswaarde van zulke documenten.
3.2.
Uit de uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2022 volgt dat eerst de vraag moet worden beantwoord of eiseres brondocumenten heeft overgelegd die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Als die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen eiseres en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens moeten worden beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven of de gegevens, in de brp gewijzigd.
Het paspoort (document a)
4. Uit de hiervoor genoemde uitspraken van 4 mei 2022 volgt dat een paspoort een brondocument is. Verweerder twijfelt niet over de echtheid van het door eiseres overgelegde Chinese paspoort uit 2020. Het paspoort is als echt en onvervalst aangemerkt door de Sectie Identiteit- en Documentenonderzoek (SID) van de Kmar op 22 juni 2020. Het paspoort wordt daarom aangemerkt als brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp.
4.1.
De omstandigheid dat een paspoort een brondocument is, betekent echter niet dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp. Zo is van belang dat aan brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten [4] . Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële zin en in processuele zin. Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Ook mogen geen gegevens worden ontleend aan een geschrift als aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn [5] .
4.2.
Eiseres heeft een geldig Chinees paspoort overgelegd waarin de voornaam, de geboortedatum en de geboorteplaats zijn vermeld, waarover haar verzoek tot wijziging gaat. Eiseres stelt dat zij het paspoort heeft verkregen op basis van de gelegaliseerde notariële geboorteakte, de gelegaliseerde verklaring van het PSB en een kopie van haar oude paspoort van 3 december 1999 (met nummer [paspoortnummer 2] ).
4.3.
Verweerder twijfelt niet over de echtheid van het paspoort uit 2020. Hij stelt zich op het standpunt dat dit paspoort is verstrekt ter vervanging van een inmiddels verlopen paspoort van 3 december 1999. Dit oude paspoort heeft eiseres echter niet verstrekt, omdat zij dit niet langer in haar bezit heeft. Eiseres heeft slechts een kopie van haar oude paspoort. Verweerder is dan ook van mening dat het niet waarschijnlijk is dat de Chinese ambassade op basis van een kopie van een verlopen oude paspoort een nieuw paspoort heeft verstrekt en/of er wel degelijk een identiteitsvaststelling heeft plaatsgevonden. Verweerder twijfelt of de inhoud en met name de in het paspoort opgenomen identiteit daadwerkelijk op eiseres ziet. Een sluitende verklaring van eiseres over het vaststellen van de identiteit door de Chinese ambassade ontbreekt, aldus verweerder.
4.4.
Ter zitting bij de rechtbank heeft verweerder desgevraagd verklaard geen twijfels meer te hebben over de afgifte van het paspoort. Dit betekent dat uitgegaan moet worden van de inhoudelijke juistheid van het paspoort.
De Chinese identiteitskaart
5. Eiseres heeft op 23 april 2020 een oude Chinese identiteitskaart (gedateerd op 30 juni 1999, dus van vóór haar komst naar Nederland) overgelegd samen met een beëdigde vertaling. Deze identiteitskaart vermeldt onder meer de voornaam en de geboortedatum, waarover het verzoek gaat. De rechtbank merkt in dit verband op dat deze gegevens overeenkomen met de in het paspoort vermelde voornaam en geboortedatum. De SID van de Kmar heeft op 22 juni 2020 aan verweerder laten weten dat de Chinese identiteitskaart echt is en onvervalst. Verweerder twijfelt niet aan de echtheid van de identiteitskaart.
De identiteitskaart moet in dit geval daarom worden aangemerkt als een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het overleggen door eiseres van de identiteitskaart geen aanleiding heeft gezien om de gegevens op deze kaart op te nemen in de brp, terwijl dit een brondocument is. Verweerder heeft zich enkel in het verweerschrift afgevraagd hoe eiseres thans aan deze Chinese identiteitskaart uit 1999 is gekomen en waarom zij deze niet eerder bij haar inschrijving in de brp heeft getoond. Verweerder heeft daarmee niet gemotiveerd betwist dat de identiteitskaart betrekking heeft op eiseres, terwijl de bewijslast op hem rust. Dit betekent dat uitgegaan moet worden van de inhoudelijke juistheid van de identiteitskaart, temeer ook nu deze gegevens op deze identiteitskaart overeenkomen met de gegevens in het paspoort. De beroepsgrond van eiseres slaagt.
Koppeling paspoort en identiteitskaart (brondocumenten) en eiseres
6. De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of het verband tussen eiseres en de persoon op het paspoort en de identiteitskaart kan worden gelegd.
6.1.
Uit de hiervoor genoemde uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2022 volgt dat als verweerder gemotiveerd betwist dat het brondocument dat de aanvrager ten grondslag legt aan zijn wijzigingsverzoek betrekking heeft op hem, de aanvrager concreet moet onderbouwen dat dit wel het geval is. Dit is mogelijk met alle daartoe dienstige bewijsmiddelen. Dit kan bijvoorbeeld door overlegging van de uitkomst van een DNA-onderzoek waaruit volgt dat een verband kan worden gelegd tussen het brondocument en de aanvrager of een fotovergelijking waaruit dit volgt.
6.2.
Uit het door eiseres overgelegde DNA-onderzoek volgt dat met een aan zekerheid van meer dan 99,99999198% dat [naam moeder] de biologische moeder is van [eiseres] , zijnde de persoonsgegevens onder welke eiseres nu bekend is in de brp. De hiervoor weergegeven naam van de moeder komt ook voor in de dubbel gelegaliseerde notariële geboorteakte met nummer 4158 en de dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring met nummer 4159. Met dit DNA-onderzoek wordt naar het oordeel van de rechtbank het ouderschap voor wat betreft de moeder bewezen en het feit dat er een link bestaat tussen het paspoort en identiteitsbewijs enerzijds en eiseres anderzijds.
6.3.
Verder is de rechtbank gebleken dat de Kmar in opdracht van verweerder een gezichtsvergelijkend onderzoek heeft uitgevoerd. Bij dit onderzoek zijn de foto’s van de identiteitskaart uit 1999, het Chinees paspoort uit 2020 vergeleken met de foto in de inkijkfunctie van de Basis Voorziening Vreemdelingen (zijnde het centrale informatiesysteem in de vreemdelingenketen waarin alle basisgegevens van vreemdelingen in Nederland zijn opgeslagen). De Kmar is tot de conclusie gekomen dat het dezelfde persoon betreft. Er is dus een verband aangetoond tussen [eiseres] en [naam] .
6.4.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres terecht heeft gesteld dat zij met het DNA-onderzoek heeft aangetoond dat het overgelegde Chinese paspoort en de identiteitskaart op haar betrekking heeft en zij heeft aangetoond wie haar moeder is. De beroepsgrond van eiser slaagt.

Conclusie en gevolgen

7. Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de door verweerder gegeven motivering onjuist is en het besluit niet kan dragen. Het beroep van eiseres is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Gelet op deze conclusie worden de (overige) beroepsgronden en de overige door eiseres overgelegde documenten niet nader inhoudelijk besproken.
7.1.
De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Vast is komen te staan dat de inhoud van het paspoort en de oude Chinese identiteitskaart juist zijn en dit paspoort en deze identiteitskaart brondocumenten zijn die voldoen aan de eisen van artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Verder kan het verband tussen eiseres en de persoon op het paspoort en de identiteitskaart worden gelegd middels het DNA-onderzoek en het gezichtsvergelijkend onderzoek. De rechtbank stelt voorts vast dat de notariële geboorteakte en de PSB-verklaring echt zijn bevonden door Bureau Documenten en deze notariële aktes gegevens bevatten, waaronder ook de gegevens van de ouders van eiseres (dus ook de gegevens van haar vader), die overeenkomen met die in het paspoort en de identiteitskaart. De rechtbank is van oordeel dat uit het paspoort, het DNA- en het gezichtsvergelijkend onderzoek en de gegevens op de notariële aktes met betrekking tot identiteit in onderlinge samenhang bezien, buiten redelijke twijfel volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Dit betekent dat eiseres is wie zij zegt dat zij is: [naam] , geboren op [geboortedatum 2] 1969 in [geboorteplaats] en met de Chinese nationaliteit, terwijl haar vader [naam vader] , geboren op [geboortedatum 3] 1927 is en haar moeder [naam moeder] , geboren op [geboortedatum 4] 1934. Omdat het overgelegde paspoort en de identiteitskaart van hogere orde zijn dan de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, moeten de betreffende persoonsgegevens in de brp door verweerder worden gewijzigd. De rechtbank herroept dan ook het primaire besluit en bepaalt dat verweerder binnen vier weken de in de brp geregistreerde gegevens van eiseres moet wijzigen, zoals hiervoor is vermeld. Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde besluit.
7.2.
Aangezien het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.
7.3.
De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.868,00 (2 punten voor het indienen van het bezwaarschrift en het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 597,00, 2 punten voor het beroepschrift en voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak de in de brp geregistreerde gegevens van eiseres te wijzigen, zoals vermeld in rechtsoverweging 7.1 van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 181,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.868,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 16 mei 2023.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet basisregistratie personen
Artikel 2.7
1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
(…)
Artikel 2.8, tweede lid
De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Artikel 2.10
1. (…).
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e (…) worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
3. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
4. (…).
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens (…) bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling [artikelen 2.1-2.61]. (…)

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2799.
2.Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126.
3.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:1198.
4.Artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp.
5.Artikel 2.10, derde lid, van de Wet brp.