Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de Burgemeester van de gemeente Stein, verweerder
Inleiding
Overwegingen
“De aanleiding van deze bestuurlijke rapportage bestaat uit verschillende politie informatie waaruit is gebleken dat vanuit het pand gelegen aan/in de [adres] te [woonplaats] handel in verdovende middelen plaatsvindt. Deze woning betreft een woonwagen.
Bij de politie kwam in 2020 informatie binnen dat een persoon met de naam [eiser] , geboren op [geboortedatum] 1998, wonende [adres] in [woonplaats] zich vermoedelijk bezig houdt met de handel in softdrugs, vermoedelijke softdrugs. (…)
Gezien de inhoud van de informatie, in combinatie met de verklaringen van de getuigen kan het niet anders zijn dan dat de dealer/verkoper van de verdovende middelen [eiser] betreft die samen met zijn moeder woonachtig is op de woonwagenlocatie aan de [adres] in [woonplaats] . Dit blijkt onder andere uit:
- het door de getuigen gegeven signalement komt goed overeen met het signalement van [eiser] ;
- door de getuigen wordt gesproken over een woonwagen aan de linkerzijde van het kamp, de tweede of derde wagen. [eiser] is woonachtig op [adres] . Dit betreft de derde woonwagen aan de linkerzijde;
- een getuigen verklaarde dat de dealer [naam] heet ofzo, dit lijkt sterk op [eiser] ;
- een getuige verklaarde dat bij de woonwagen waar hij moet zijn een zwaan loopt. Bekend is dat de bewoners van perceel [adres] inderdaad in het bezit zijn van een zwaan.(…).
In het verleden hebben al meerdere strafrechtelijke onderzoeken plaatsgevonden naar de handel in verdovende middelen vanaf de woonwagenlocatie [straatnaam] in [woonplaats] . Hieruit bleek steeds dat er veel aanloop is van voornamelijk Belgische klanten die kortstondig de woonwagenlocatie bezoeken en daar beleverd werden van drugs. Naar aanleiding hiervan zijn in het verleden ook al vaker politieacties geweest waarna aanhoudingen hebben plaatsgevonden en grote hoeveelheden verdovende middelen in beslag zijn genomen.
Gelet op het hierboven gerelateerde adviseer ik, rapporteur, aan de burgemeester van de gemeente Stein om bestuurlijke maatregelen tegen het betreffende pand te nemen op grond van het bepaalde in artikel 13b van de Opiumwet.”
2.1. Gelet hierop heeft verweerder op 11 mei 2021 aan eiser een bestuurlijke waarschuwing opgelegd. Hierin is ook aangegeven dat als in de toekomst blijkt dat de Opiumwet opnieuw wordt overtreden, dat de handel vanaf de woonwagenlocatie aan de [straatnaam] niet stopt, verweerder niet zal schromen om gebruik te maken van zijn bevoegdheid en over te gaan tot sluiting van de woning.
5.1. In dat kader beoordeelt de rechtbank in deze zaak of de waarschuwing een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en of de waarschuwing voor de rechtsbescherming gelijkgesteld moet worden met een besluit (een zogenoemd appellabel Awb-besluit). Deze vragen gaan over de toegang tot de bestuursrechter. Dit betekent dat de rechtbank ambtshalve (uit zichzelf) en aanvullend op de beroepsgronden van eiser onderzoekt en beoordeelt of er rechtsbescherming openstaat tegen de waarschuwing
.
De andere twee situaties doen zich in de onderhavige zaak niet voor en laat de rechtbank daarom onbesproken.
kanhebben. Uit artikel 4 van de beleidsregels [8] volgt onder andere dat er bij de eerste constatering van verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs wordt volstaan met een waarschuwing dat de verkoop, aflevering of verstrekking, of de voorbereidingshandeling, dient te worden gestaakt. Indien binnen drie jaar, nadat sprake is van de eerste constatering, opnieuw een overtreding wordt geconstateerd dan wordt de woning gesloten voor de duur van
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €….,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.