10.2.De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat bouwwerk 2 niet slechts gedeeltelijk is vernieuwd of veranderd en derhalve niet onder het overgangsrecht voor bouwwerken valt. Dit betekent dat verweerder terecht strijd met het bestemmingsplan heeft aangenomen voor dit bouwwerk.
11. De overige beroepsgronden hoeven wat betreft bouwwerk 1 geen bespreking meer, maar wel wat betreft bouwwerk 2. De voorzieningenrechter gaat hierna in op deze beroepsgronden voor zover deze zien op bouwwerk 2.
Is legalisering van bouwwerk 2 mogelijk?
12. Op grond van vaste jurisprudentievolstaat in beginsel het enkele feit dat het college niet bereid is een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te verlenen voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisering bestaat.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bouwwerk afbreuk doen aan het in de Omgevingsvisie opgenomen beleid dat in het buitengebied een groene woonomgeving centraal staat. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich gelet op dit beleid niet op dat standpunt mag stellen. Nu het bestemmingsplan een dergelijk bouwwerk niet toestaat en verweerder grote waarde hecht aan het groene (en daarmee zoveel mogelijk onbebouwde) karakter van dit gebied, is dit standpunt niet onredelijk. Dit betekent dat er geen concreet zicht op legalisering van bouwwerk 2 bestaat.
Is handhavend optreden in strijd met het vertrouwensbeginsel?
13. In een e-mail bericht van 9 mei 2019 van een medewerker van de gemeente Stein aan de moeder van eiseres, met als onderwerp ‘bestaande bebouwing [adres] [woonplaats] ’ staat het volgende: “
Zoals telefonisch besproken is onderhoud vergunningsvrij maar is herbouw vergunningsplichtig. Vandaar mijn advies om de bestaande bebouwing op te waarderen en niet te slopen.” Eiseres stelt dat zij op basis daarvan is overgegaan tot het opwaarderen van bouwwerk 2 en erop mocht vertrouwen dat dit (vergunningvrij) mogelijk was.
14. De voorzieningenrechter verwijst naar hetgeen onder 9.1 is vastgesteld: de staracavan is vervangen door een tuinhuis. Dergelijke werkzaamheden vallen niet meer onder de in de e-mail gebruikte termen “onderhoud” en “opwaarderen”, los van de vraag wat precies onder die laatste term moet worden verstaan. Aan de e-mail kan in redelijkheid niet de verwachting worden ontleend dat deze vervanging toegestaan zou zijn. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
Is de prioritering van het handhavend optreden conform verweerders VTH-beleid?
15. Op grond van verweerders handhavingsbeleid (VTH-Beleidsplan 2022-2026) hanteert de gemeente een lage, gemiddeld lage, gemiddeld hoge of hoge prioriteit van handhaving, afhankelijk van het soort overtreding. Eiseres vindt dat in dit geval sprake is van een lage prioriteit en dat daarom (nadat 25 jaar niet handhavend is opgetreden) niet handhavend kan worden opgetreden. Verweerder stelt dat sprake is van gemiddelde prioriteit en dat, zeker nu een melding is gedaan van een illegale situatie, handhavend optreden gerechtvaardigd is.
16. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat op grond van bijlage 2 bij het VTH-Beleidsplan sprake is van een gemiddeld hoge prioriteit, op basis van “strijdig gebruik gronden”. Bouwwerk 2 is immers in strijd met het bestemmingsplan. Illegale Wabo activiteiten staan zelfs met een hoog risico aangegeven. De stelling van eiseres dat sprake zou zijn van een lage prioriteit omdat sprake is van een bijgebouw moet worden verworpen omdat op het perceel geen (ander) (hoofd)gebouw aanwezig is dan de bouwwerken 1 en 2. Dit betekent dat de prioritering door verweerder conform het VTH-beleid is. Bovendien is niet in geschil dat een melding gedaan is door een omwonende, zodat zelfs een lage prioritering niet aan handhavend optreden in de weg zou staan.
Is handhavend optreden in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
17. Eiseres heeft een aantal gevallen in de directe omgeving opgevoerd waarin volgens eiseres sprake is van een vergelijkbare situatie, terwijl daar niet handhavend tegen wordt opgetreden. Dat is volgens eiser in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
18. Verweerder zegt dat uit onderzoek is gebleken dat er bouwwerken zijn in de omgeving van het perceel van eiseres die inderdaad kunnen worden aangemerkt als gelijke gevallen (illegale bouwwerken in het buitengebied). Verweerder heeft echter (pas ter zitting concreet, dat wil zeggen met een afweging per bouwwerk) toegelicht dat op basis van het handhavingsbeleid ook tegen deze bouwwerken handhavend zal worden opgetreden. De desbetreffende percelen zijn, volgens verweerder, opgenomen in de ‘werkvoorraad’. Ter zitting heeft verweerder verder nog toegelicht dat inmiddels meer handhavers zijn aangenomen bij de gemeente en dat controles op de betreffende percelen en vervolgacties in de planning zijn opgenomen.
19. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder met de toelichting ter zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in het geval van eiseres niet anders gehandeld wordt dan in andere, gelijke gevallen. In dit verband kan ook gewezen worden naar hetgeen onder 16 over de prioritering is geoordeeld: verweerder heeft niet ten onrechte aan onderhavige overtreding de huidige prioriteit gegeven. Dit betekent dat het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.
Is handhavend optreden in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
20. Eiseres vindt handhavend optreden in dit geval onevenredig gelet op het tijdsverloop van 25 jaar en de bekendheid van de gemeente met de bouwwerken in die periode, het ontbreken van meldingen van overlast in die periode, de opwaardering van het perceel die heeft plaatsgevonden, mededelingen vanuit de gemeente in dit verband en de vergelijkbare bouwwerken in de omgeving.
21. Voor zover niet al besproken onder het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel, overweegt de voorzieningenrechter hierover als volgt.