ECLI:NL:RBLIM:2023:2989

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
ROE 23/767
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet met aandacht voor psychische kwetsbaarheid van verzoeker

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 2 mei 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van Maastricht om zijn woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 31 maart 2023 besloten de woning van verzoeker voor drie maanden te sluiten, nadat er een handelshoeveelheid softdrugs was aangetroffen. Verzoeker, die psychisch kwetsbaar is en suïcidale neigingen heeft, betwist de noodzaak en evenredigheid van de sluiting. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, maar dat de impact van de sluiting op de psychische gesteldheid van verzoeker onvoldoende is onderzocht. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het besluit van de burgemeester tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/767

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 mei 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht, de burgemeester

(gemachtigde: mr. M. Ploum).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 31 maart 2023 van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoeker is een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat hij met ingang van 6 april 2023 de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) moet sluiten en voor drie maanden gesloten moet houden.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De burgemeester heeft de griffie van de rechtbank telefonisch meegedeeld het besluit op te schorten tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
1.3.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter dient zich een voorlopig oordeel te vormen over de rechtmatigheid van het besluit over de woningsluiting en dient aan de hand van een belangenafweging de vraag te beantwoorden of vooruitlopend op de beoordeling van het bezwaar van verzoeker een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Daarbij acht de voorzieningenrechter de volgende feiten van belang.
Relevante feiten en omstandigheden
2.1.
Verzoeker is huurder en bewoner van de woning. In de bestuurlijke rapportages van de politie eenheid Limburg van 31 januari 2023 en de (aanvullende) bestuurlijke rapportage van 9 maart 2023 staat dat op 26 januari 2023 1.596 gram hennep is aangetroffen in de woning. Daarnaast werden er in de woning onderdelen aangetroffen die in de regel gebruikt worden bij het opzetten van een hennepplantage. Tevens zijn in de woning een drietal wapens aangetroffen, waarvan achteraf bleek dat twee wapens een replica wapen betroffen en één wapen een echt vuurwapen betrof. De doorzoeking van de woning vond plaats naar aanleiding van de staande houding van een persoon. Deze persoon verklaarde dat hij verdovende middelen (60 gram hennep) had gekocht bij de woning van verzoeker.
2.2.
Op grond van deze bevindingen heeft de burgemeester geconcludeerd dat er een handelshoeveelheid softdrugs in de woning aanwezig was. De burgemeester heeft op 9 februari 2023 verzoeker laten weten dat hij het voornemen heeft om de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft zijn zienswijze kenbaar gemaakt op 15 februari 2023. Tevens is een zienswijze ontvangen van de gemachtigde van verzoeker op 22 maart 2023.
2.3.
Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om verzoekers woning te sluiten voor drie maanden.
2.4.
Verzoeker is het daar niet mee eens. Verzoeker bestrijdt de bevoegdheid van de burgemeester, de noodzaak tot sluiting van de woning en de evenredigheid van de sluiting. De voorzieningenrechter gaat hieronder in op de gronden van zijn verzoek.
Toetsingskader
3. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien – voor zover hier van belang – in woningen een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
3.1.
Ter uitvoering van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester het zogenaamde “Damoclesbeleid Lokalen en Woningen Maastricht” (beleid) vastgesteld. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Gelet op artikel l (onder woningen) wordt, indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van verdovende middelen, bij softdrugs de woning gesloten voor de duur van drie maanden.
3.2.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij dient het toetsingskader zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 28 augustus 2019, [1] hierna de overzichtsuitspraak; uiteengezet, in acht te worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient allereerst beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient de sluiting ook evenredig te zijn.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
4. De Afdeling heeft al vaker overwogen dat een hoeveelheid softdrugs van maximaal 5 gram als hoeveelheid voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Bij een grotere hoeveelheid drugs dan dat mag worden aangenomen dat het niet (alleen) voor eigen gebruik is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. Het ligt in dat geval op de weg van een betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken. Deze lijn heeft de Afdeling in de uitspraak van 22 juni 2022 nog bevestigd. [2]
4.1.
Verzoeker betwist – bij gebrek aan testresultaten van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) – dat er sprake is van hennep. Aan de aangetroffen (sier)vuurwapens kan volgens verzoeker geen sluitingsbevoegdheid worden opgehangen. Ter zitting heeft verzoeker nog toegevoegd dat als het al hennep is, het er volgens hem lang heeft gelegen.
4.2.
De burgemeester heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat mag worden uitgegaan van de bestuurlijke rapportage, waarin staat dat de aangetroffen hoeveelheid hennep (1.596 gram) na onderzoek door de politie hennep betreft. De burgemeester mag ten aanzien van de vaststelling van hennep van de deskundigheid van de politie uitgaan. Verzoeker heeft volgens de burgemeester bovendien ook zelf verklaard dat het hennep is, want hij gaf aan dat het voor eigen gebruik was. De burgemeester ziet dan ook geen reden om anders aan te nemen.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat de Afdeling in de uitspraak van 31 juli 2019 [3] heeft overwogen dat in een bestuursrechtelijke procedure als deze geen strafrechtelijke bewijsregels gelden. Verweerder mag, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid om het bewijs zelf vast te stellen, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Indien de betrokkene de bevindingen betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. In deze zaak gaat het om een bestuurlijke rapportage die op ambtseed is opgemaakt. Ook van zo’n rapportage mag worden uitgaan, tenzij hetgeen verzoeker aanvoert twijfel wekt aan de betrouwbaarheid van de vastlegging in de bestuurlijke rapportage. [4]
4.4.
De omstandigheid dat er door het NFI (nog) geen onderzoek is gedaan, maakt niet dat niet van het in het rapport vermelde onderzoek door de politie kan worden uitgegaan. Niet gebleken is van aanwijzingen dat het onderzoek door de politie niet kan kloppen, noch dat de bestuurlijke rapportages onjuistheden bevatten. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat voor de politie geen bijzondere deskundigheid is vereist voor de herkenning van de geur en kenmerken van hennep, nu zij daar beroepsmatig geregeld mee wordt geconfronteerd. Verzoeker heeft bovendien zelf verklaard dat de hennep voor eigen gebruik was, waarmee hij in ieder geval voor een deel heeft bevestigd dat het om hennep ging. Dat de hennep volgens verzoeker al lang in de woning lag, acht de voorzieningenrechter niet erg aannemelijk, maar verder in dit kader ook niet relevant. Gelet hierop mocht de burgemeester aannemen dat genoemde hoeveelheid hennep/softdrugs is aangetroffen. De voorzieningenrechter gaat verder voorbij aan verzoekers stelling dat aan de aangetroffen (sier)vuurwapens geen sluitingsbevoegdheid kan worden opgehangen, omdat voornoemde grondslag volstaat.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat de burgemeester bevoegd is de woning te sluiten.
4.6.
De sluiting van de woning voor de duur van drie maanden is in overeenstemming met het beleid. Daarom komt het aan op de vraag of het bestreden besluit noodzakelijk en evenredig is.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
5. Verzoeker betoogt dat er geen enkele noodzaak is tot sluiting van de woning. Er zijn geen meldingen of signalen van overlast bij de woning en is er geen feitelijke handel bij de woning waargenomen.
5.1.
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
5.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [5] volgt dat als uitgangspunt geldt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat die woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Die noodzaak zal in beginsel ook groter zijn als de betrokken woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt, omdat een zichtbare sluiting van een dergelijke woning door de burgemeester voor bij die woningen betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen. [6] Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat in een grensstreek mede als gevolg van drugstoerisme veel illegale drugshandel vanuit woningen voorkomt.
5.3.
De burgemeester heeft zich op het standpunt mogen stellen dat sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning en voor het herstel van de openbare orde. De woning van verzoeker is volgens de burgemeester in een kwetsbare wijk gelegen. In de afgelopen vijf jaar is in deze wijk (Boscherveld en Boschpoort) zes keer eerder een maatregel op grond van artikel 13b van de Opiumwet opgelegd. De burgemeester heeft daarbij verder aannemelijk kunnen vinden dat sprake is van feitelijke handel vanuit de woning, gelet op a) de aangetroffen handelshoeveelheid,
b) de omstandigheid dat de ontdekking plaatsvond nadat een afgevangen persoon meldde dat hij softdrugs bij verzoeker heeft gekocht, c) het feit dat er in de bestuurlijke rapportage staat dat er in 2021 meer meldingen van drugshandel zijn geweest, d) het aangetroffen vuurwapen en e) verzoekers antecedenten, waaronder 6 vermogensdelicten, 3 geweldsdelicten, 2 overtredingen op grond van de Wet Wapens en Munitie en 13 maal overtreding van de Opiumwet, waarbij de voorzieningenrechter wel opmerkt dat dit laatste niet doorslaggevend is, omdat niet duidelijk is welke overtredingen verzoeker in dat verband heeft begaan. Met de burgemeester acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat de woning een rol vervult in het criminele circuit en bekend staat als drugspand en daarmee een aanzuigende werking heeft op drugscriminelen. Wat verzoeker ter zitting vertelde over de afgevangen persoon en de reden waarom er een wapen in zijn huis lag, acht de voorzieningenrechter niet geloofwaardig.
5.4.
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk kunnen vinden ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
Is sluiting van de woning evenredig?
6. Als de sluiting van de woning noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling in een geval als dit de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang.
6.1.
Verzoeker stelt dat de sluiting niet evenredig is. Verzoeker stelt dat de hennep er al lang lag en van zijn kinderen moet zijn geweest. Verzoeker is voorts een aantal maanden geleden een zoon verloren en kampt met diverse sociale, psychosociale en fysieke problemen. Hij voelt zich neerslachtig en ziet het leven niet meer zitten. Een woningsluiting zou dramatische gevolgen hebben voor zijn psychische gesteldheid. Hij heeft in dit kader verwezen naar een verklaring van huisartsenpraktijk Nazareth van 6 april 2023, een verklaring van [naam beschermingsbewindvoerder 1] van 13 april 2023 en een verklaring van [naam beschermingsbewindvoerder 2] , beschermingsbewindvoerder van verzoeker. Verzoeker stelt dat hij suïcidale neigingen heeft. Hij is doorverwezen voor hulp bij het omgaan met rouw en verlies van zijn oudste zoon. Verzoeker dreigt zichzelf iets aan te doen als hij uit de woning wordt gezet. Verzoeker stelt een bijzondere binding met de woning te hebben omdat deze hem de mogelijkheid geeft om op de begane grond te slapen. Hier bevinden zich namelijk ook het toilet, keuken en sanitair.
-
Verwijtbaarheid
6.2.
In de overzichtsuitspraak overweegt de Afdeling dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden kan maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen goederen. Hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter geen sprake. De drugs zijn namelijk in de woning van verzoeker aangetroffen. Verzoeker had daarom redelijkerwijs op de hoogte kunnen en moeten zijn van de aanwezigheid van de drugs. Verzoeker is huurder en bewoner van de woning en verantwoordelijk voor de gang van zaken in de woning. Verzoeker valt van de overtreding daarom een verwijt te maken.
-
Gevolgen
6.3.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat het inherent is aan een sluiting dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf.
Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. De Afdeling heeft in de uitspraak van 2 februari 2022 daaraan toegevoegd dat ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, gevolgen kunnen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken.
-
Bijzondere binding
6.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit de stukken dat verzoeker lijdt aan fysieke problemen en/of klachten, maar niet is gebleken dat verzoeker niet om die reden niet in een andere woning (gelijkvloers) zou kunnen verblijven. De voorzieningenrechter laat hierbij meewegen dat verzoeker kennelijk ook voor een periode (vanwege een woningbrand in de woning en de als gevolg daarvan plaatsvindende renovatiewerkzaamheden) in de nacht niet in de woning verbleef en bij een vriend onderdak had gevonden. Dat verzoeker toen overdag in de woning verbleef, maakt niet dat verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning nu verzoeker stelt dat die bijzondere binding met de woning nu juist voortkomt uit de mogelijkheid om op de begane grond te slapen waar zich ook het toilet, de keuken en sanitair is. De voorzieningenrechter ziet hierin geen bijzondere binding met de woning.
-
Kwetsbaarheid
6.5.
Uit het dossier volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel dat verzoeker kwetsbaar is. Uit de verklaring van huisarts [naam huisarts] van 6 april 2023 blijkt dat verzoeker voor intensivering van psychologische hulp en rouwverwerking in verband met het overlijden van zijn zoon is doorverwezen. Uit de verklaring van [naam beschermingsbewindvoerder 1] , gespecialiseerd thuisbegeleider van Vincent van Gogh geestelijke gezondheidszorg, blijkt - samengevat weergeven- dat verzoeker een beroerd jaar achter de rug heeft waarin hij achtereenvolgens lichamelijk, geestelijk en financieel ernstig ondermijnd werd. Hierdoor is hij lichamelijk en geestelijk “kreupel” en wordt er middels verschillende vormen van hulpverlening (ambulante thuisbegeleiding, traumaverwerking) gepoogd enig perspectief te bieden. Een woningsluiting heeft dramatische gevolgen voor dit proces en [naam beschermingsbewindvoerder 1] vraagt zich of de weerbaarheid van verzoeker een dergelijke beproeving zal doorstaan. De bewindvoerder schrijft dat verzoeker neerslachtig is, het leven niet meer ziet zitten en dat de toestand zorgelijk is.
6.6.
De burgemeester heeft hierover naar voren gebracht dat uit deze omstandigheden geen bijzondere binding met de woning volgt en dat verzoeker ook de hulp vanuit een andere verblijfplaats kan krijgen. Deze reactie acht de voorzieningenrechter echter onvoldoende. Weliswaar ontbreekt een verklaring van de psycholoog of psychiater over de psychische gesteldheid van verzoeker en de gevolgen van een woningsluiting daarop, maar de gestelde psychische kwetsbaarheid vindt wel steun in het dossier en dat een woningsluiting - zeer waarschijnlijk gevolgd door een beëindiging van de huurovereenkomst - daarop (grote) impact zal hebben acht de voorzieningenrechter op zijn minst aannemelijk. De voorzieningenrechter verwijst naar de hiervoor genoemde verklaringen. Uit die verklaringen volgt een beeld van een kwetsbare man van 70 jaar oud, voor wie de sluiting dramatische gevolgen kan hebben. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat er aanwijzingen zijn dat de woningstichting buitengerechtelijk de huurovereenkomst zal ontbinden wanneer de sluiting doorgang vindt en verzoeker dus ook na drie maanden niet naar de woning kan terugkeren. Onder die omstandigheden, wanneer er aanwijzingen zijn dat een woningsluiting voor een kwetsbaar persoon ernstige gevolgen kan hebben, ligt het op de weg van de burgemeester om nader onderzoek te doen naar de gestelde gevolgen van de sluiting voor verzoeker en deze gevolgen ook meer kenbaar in de belangenafweging te betrekken. Dit betekent dat de gevolgen van de sluiting op de psychische gesteldheid van verzoeker in bezwaar nog nader dienen te worden onderzocht. Er zijn gemeenten die dit doen door bij hen in dienst zijnde ter zake deskundigen (een) huisbezoek(en) te laten afleggen en hierover te laten rapporteren.
6.7.
Het belang van de burgemeester bij een directe sluiting is gelegen in het beschermen van het woon- en leefklimaat bij de woning en herstel van de openbare ode. Daartegenover staat dat verzoeker een kwetsbaar persoon is, waarbij op dit moment niet kan worden uitgesloten dat de woningsluiting ernstige gevolgen zal hebben voor zijn psychische gezondheid. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoeker om het bezwaar af te wachten in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester om de woning per direct te sluiten.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe en treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit wordt geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
7.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7.2.
De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en wegingsfactor 1).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het primaire besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 184,00 te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
  • € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.C.A. Wilschut, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2023.
Griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 2 mei 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.