In deze zaak heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag over meerdere jaren. De Belastingdienst Toeslagen, verweerder, heeft het bezwaar opgesplitst in vier afzonderlijke zaken. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het niet tijdig beslissen in deze zaken. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van samenhangende zaken, waardoor er met redelijke toepassing van de wet slechts één dwangsom kan worden verbeurd op grond van artikel 8:55c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de extra dwangsom pas stopt met lopen wanneer verweerder volledig op alle zaken heeft beslist.
De rechtbank heeft op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige zaak, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de beslistermijnen heeft overschreden. Eiseres had beroep ingesteld na het ontvangen van een ingebrekestelling, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op het maximumbedrag van € 1.442,00, en verweerder is verplicht om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Daarnaast is verweerder een dwangsom van € 100,00 verschuldigd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,00.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 627,75 en heeft bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending worden aangevochten.