ECLI:NL:RBLIM:2023:2897

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
ROE 23/813
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning wegens hennepteelt

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, die niet in de woning woont, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van haar woning voor twintig weken op grond van de Opiumwet, nadat de burgemeester had vastgesteld dat er een hennepkwekerij in de woning was aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is, omdat verzoekster niet in de woning verblijft en de burgemeester heeft toegezegd de sluiting kortdurend op te schorten om de oorzaak van een lekkage te achterhalen. De voorzieningenrechter concludeert dat de financiële situatie van verzoekster niet zodanig is dat deze in een noodsituatie terechtkomt door de sluiting. Bovendien is er geen evident onrechtmatig besluit van de burgemeester aangetoond, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan op 3 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/813

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 mei 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.R. de Kok),
en

de burgemeester van de gemeente Kerkrade, verder de burgemeester

(gemachtigden: S.M.L. Vullers en B.J.M. Schmeets).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de sluiting van haar woning.
1.1.
Met het bestreden besluit van 3 april 2023 heeft de burgemeester aan verzoekster op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang opgelegd. Deze last houdt in dat verzoeksters woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) met ingang van 12 april 2023 om 11:00 uur wordt gesloten voor twintig weken.
1.2.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij heeft daarna nog enkele aanvullende stukken (drie verklaringen) ingediend.
1.3.
De burgemeester heeft toegezegd te wachten met de sluiting totdat op het verzoek is beslist en in reactie op het verzoek een verweerschrift ingediend.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, haar gemachtigde en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen als is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Waar gaat de zaak over?
4. De politie heeft op 17 februari 2023 een onderzoek verricht in de woning nadat verzoekster zelf bij de politie had aangegeven dat daar een hennepplantage aanwezig was. De politie heeft vastgesteld dat vijf ruimtes waren ingericht voor hennepkweek. Er waren geen hennepplanten meer aanwezig. De hennepplanten waren al geoogst. In de ruimten zijn resten van hennepplanten aangetroffen. De politie heeft 450 bloempotten aangetroffen. In de bloempotten bevonden zich wortel- en stengelresten van geknipte hennepplanten. Daarnaast zijn veel goederen, attributen en apparatuur gevonden voor de teelt van hennep. De politie gaat uit van één eerdere oogst.
5. De burgemeester heeft op 24 maart 2023 verzoekster laten weten dat het voornemen bestaat de woning te sluiten. Verzoekster heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar zienswijze daarop te geven.
6. De burgemeester heeft daarop het bestreden besluit genomen om de woning voor twintig weken te sluiten, omdat er sprake is van een ernstig geval als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het “Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2020” (het Damoclesbeleid) en de sluiting volgens de burgemeester noodzakelijk en evenredig is.
Het spoedeisend belang
7. Verzoekster heeft (kort samengevat) aangevoerd dat zij een zwaarwegend belang heeft om de woning te betreden. Er is namelijk een lekkage in de woning en de loodgieter heeft de oorzaak daarvan niet kunnen achterhalen. Om onherstelbare schade te voorkomen, moet zij dit kunnen herstellen. De woning is daarnaast onbewoonbaar en verzoekster kan dus niet in de woning verblijven. Zij is niet meer in staat om de (dubbele) woonlasten van de woning te blijven voldoen. Verzoekster moet de woning verkopen omdat anders de schulden verder oplopen. Door sluiting kan de verkoop niet doorgaan en kan zij ook de woning niet bewoonbaar maken.
8. De burgemeester vindt dat geen sprake is van een spoedeisend belang.
9. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat verzoekster woont in [woonplaats] , dat er niemand staat ingeschreven op het adres van de woning en er ook niemand woonde. Er komt dus niemand op straat te staan door de sluiting, ook verzoekster niet. In zoverre is dus geen sprake van een spoedeisend belang (van verzoekster).
10. De voorzieningenrechter overweegt verder dat de burgemeester heeft toegezegd bereid te zijn om de sluiting kortdurend op te schorten dan wel de woning kortdurend open te stellen, zodat de oorzaak van de lekkage achterhaald kan worden en opgelost kan worden. Met deze toezegging is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake meer van een spoedeisend belang om wegens de lekkage in de woning een voorlopige voorziening te treffen en om die reden de sluiting van de woning op te schorten.
11. De voorzieningenrechter overweegt vervolgens dat een financieel belang nog geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen. Als verzoekster achteraf in het gelijk zou worden gesteld (omdat de sluiting onrechtmatig was), dan kan zij om een schadevergoeding vragen als zij vindt dat schade is geleden door deze sluiting. Het treffen van een voorlopige voorziening kan wel in beeld komen als het financiële belang zo zwaarwegend en ernstig is dat sprake is van een financiële noodsituatie. Met andere woorden, dat de financiële situatie van verzoekster door de sluiting zo nijpend wordt of er onomkeerbare financiële problemen ontstaan waardoor de woning niet mag worden gesloten.
11.1.
Verzoekster heeft toegelicht dat zij (kort gezegd) door toedoen van een ander in een vervelende (financiële) situatie terecht is gekomen en flinke kosten heeft gemaakt en nog zal moeten maken. Naast de vordering van Enexis van € 29.662,82 gaat het onder meer ook nog om de schoonmaakkosten en toekomstige verbouwingskosten om de schade te herstellen en de woning weer bewoonbaar te maken (zij vordert bijna € 70.000,- van de aannemer in een civiele procedure). De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat die situatie is ontstaan door de hennepkwekerij in de woning en de gang van zaken met de aannemer. De financiële problemen van verzoekster zijn daarom voor het grootste deel geen gevolgen van de sluiting van de woning. Met andere woorden: als de voorziening zou worden getroffen en de woning niet zou worden gesloten, dan zal dat geen oplossing dáárvoor zijn. De financiële gevolgen van de sluiting zijn beperkt tot de woonlasten van de woning tijdens de sluiting van twintig weken dan wel totdat op bezwaar is beslist. In die periode kan immers geen gebruik worden gemaakt van de woning, terwijl daar wel kosten tegenover staan. De vraag is vervolgens of deze (tijdelijke) kosten zodanig zijn dat verzoekster daardoor in een financiële noodsituatie belandt, waarbij haar hele financiële situatie moet worden betrokken. Daarbij is van belang dat in deze procedure moet worden beoordeeld of er een spoedeisend belang is omdat niet kan worden gewacht totdat op bezwaar is beslist. Ter zitting heeft de burgemeester daarover toegelicht dat de beslissing op het bezwaar naar verwachting over twee maanden zal kunnen worden genomen (eind mei is de hoorzitting gepland).
11.2.
Met deze overwegingen in gedachten is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster onvoldoende heeft onderbouwd dat een financiële noodsituatie bestaat of zal ontstaan als de woning wordt gesloten. Verzoekster heeft weliswaar gesteld dat zij de extra woonlasten van de woning niet meer kan betalen en zij in de financiële problemen komt door sluiting, maar dat heeft zij onvoldoende concreet en inzichtelijk gemaakt. Zij heeft geen inzicht gegeven in de (extra) kosten die zij moet maken. Er zijn stukken overgelegd waaruit blijkt wat de bruto-hypotheek is van de woning (€ 486,- per maand). Maar welke andere (woon)lasten er voor de woning nog zijn, is niet duidelijk. Alleen haar verklaring daarover ter zitting (in totaal rond de € 900,- per maand) zonder dat dit is onderbouwd, is daarvoor niet genoeg. Ook is niet onderbouwd welke woonlasten verzoekster voor haar woning in [woonplaats] heeft. Zij heeft daarover ter zitting weliswaar verklaard dat de huur daarvan ongeveer € 1.000,- bedraagt en zij dat niet meer kan betalen, maar ook daarvan zijn geen stukken overgelegd. Verzoekster heeft ook niet onderbouwd dat op de korte termijn concrete gevolgen dreigen als zij bepaalde lasten (zoals de huur of de hypotheek) niet meer kan voldoen, of dat zij al betalingsachterstanden heeft. Vast staat daarnaast dat verzoekster een netto-inkomen heeft van ongeveer € 2.100,- per maand. Daarbij komt dat verzoekster in [woonplaats] woont samen met haar drie (meerderjarige en werkende) dochters en dat zij al sinds november 2021 (met hulp van haar dochters, zo is verklaard) ook de extra woonlasten van de woning kan dragen. Mede in het licht hiervan heeft verzoekster dan ook onvoldoende inzicht gegeven in haar financiële situatie en de gevolgen van de (doorlopende) lasten van de woning. Daarom kan er niet van worden uitgegaan dat zij in een financiële noodsituatie zit of dreigt te komen als de woning gesloten wordt. Dat stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat verzoekster (per 1 januari 2023) een persoonlijke lening heeft afgesloten (van € 12.750,-) waarvoor zij € 154,- per maand aflost, is niet genoeg voor een ander oordeel. Dat zegt immers onvoldoende over haar financiële situatie in relatie tot de (doorlopende) woonlasten. Ook als verzoekster moet worden gevolgd in haar verklaring dat zijzelf meer uitgaven heeft dan inkomsten, dan blijft staan dat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt wat dat voor gevolgen heeft voor het kunnen blijven dragen van de woonlasten van de woning. Onduidelijk is en blijft namelijk waarom zij door dat verschil (tussen de uitgaven en haar eigen inkomsten) die woonlasten niet meer kan dragen, opvangen of overbruggen (tot op het bezwaar is beslist). Dat zij veel geld heeft moeten betalen aan de aannemer en de gevolgen van de hennepplantage in de woning, maakt niet dat er daarom van moet worden uitgegaan dat de financiële situatie zodanig is dat zij de woonlasten van de woning niet meer (tijdelijk) kan (blijven) voldoen.
11.3.
Daar komt bij dat deze woonlasten ook doorbetaald zullen moeten worden als de woning niet wordt gesloten. Niet aannemelijk is immers dat verzoekster op korte termijn de woning kan verkopen. Zij stelt overigens zelf dat de woning thans onverkoopbaar is. Ook daarom ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanknopingspunten dat er nu een spoedeisend financieel belang wordt gediend als het verzoek wordt toegewezen.
11.4.
De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat verzoekster er een (financieel) belang bij heeft dat de woning (nog) niet wordt gesloten, omdat dan bijvoorbeeld de werkzaamheden in de woning alvast kunnen beginnen en er dus geen tijd nodeloos verloren gaat omdat de woning (door de sluiting) niet mag worden betreden. Het financiële belang bestaat dan uit tijdwinst. Maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster niet concreet heeft gemaakt en onvoldoende heeft onderbouwd dat dit financiële belang (door het wegvallen van de tijdwinst vanwege de sluiting) tot een financiële noodsituatie leidt.
11.5.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verzoekster onvoldoende heeft onderbouwd en inzichtelijk heeft gemaakt dat zij de (dubbele) lasten van de woning nu niet meer kan dragen, zij door sluiting in een onomkeerbare financiële noodsituatie terechtkomt en zij de beslissing op het bezwaar daarom niet kan afwachten.
12. De voorzieningenrechter overweegt tot slot dat de omstandigheid dat de woning als gevolg van deze sluiting niet kan worden verkocht en ook nog geen werkzaamheden kunnen plaatsvinden om de woning bewoonbaar (en verkoopbaar) te maken, eveneens onvoldoende spoedeisend belang oplevert. De sluiting heeft namelijk enkel tot gevolg dat de verkoop (en de werkzaamheden daarvoor) met twintig weken (of tot de beslissing op bezwaar) moeten worden opgeschort, maar maakt dat niet onmogelijk. Zoals al is geoordeeld, is onvoldoende onderbouwd en inzichtelijk gemaakt dat sprake is van een spoedeisend financieel belang om de sluiting van de woning nu te schorsen totdat op het bezwaar is beslist.
Conclusie spoedeisend belang
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van spoedeisend belang. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt al om die reden afgewezen.
De rechtmatigheid van de sluiting
14. De voorzieningenrechter overweegt dat het ontbreken van spoedeisend belang niet aan het treffen van een voorlopige voorziening in de weg staat als sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Met evident onrechtmatig besluit wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is op voorhand niet gebleken dat het besluit van de burgemeester om de woning voor twintig weken te sluiten evident onrechtmatig is. Daar overweegt de voorzieningenrechter het volgende over.
15. Verzoekster heeft over de gang van zaken (kort samengevat) aangevoerd dat zij [naam] ( [naam] ) de opdracht heeft gegeven om de woning te verbouwen. Verzoekster heeft op 17 februari 2023 – na bericht van [naam] op 16 februari 2023 dat de werkzaamheden klaar waren – de woning betreden en ontdekt dat in de woning activiteiten hebben plaatsgevonden die wijzen op hennepteelt. Verzoekster heeft de politie ingeschakeld en die heeft vastgesteld dat ruimtes in de woning waren ingericht voor hennepkweek. Haar kan daarom geen verwijt worden gemaakt.
16. Gelet op de aangetroffen situatie is de voorzieningenrechter van oordeel dat mag worden aangenomen dat geen sprake is van eigen gebruik maar van handel. [1] Daarom is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten. Verwijtbaarheid van verzoekster speelt bij die bevoegdheid geen rol. [2] Daarvoor is namelijk de aangetroffen situatie van belang, en die is in dit geval voldoende voor de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester.
17. De voorzieningenrechter stelt vervolgens vast dat – anders dan waar verzoekster van uitgaat – de burgemeester de woning niet heeft gesloten op grond van artikel 4, tweede lid, maar op grond van artikel 5, tweede lid, van het Damoclesbeleid. Dat heeft verzoekster op de zitting ook erkend, maar zij voert in de kern aan dat geen sprake is van een ernstig geval en dat het (daarom) niet noodzakelijk was de woning voor twintig weken te sluiten.
18. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester heeft kunnen aannemen dat in dit geval sprake is van een ernstig geval en dat het noodzakelijk is de woning conform het Damoclesbeleid te sluiten voor twintig weken. Dat heeft de burgemeester hier voldoende toegelicht aan de hand van de indicatoren die hij daarvoor gebruikt (artikel 5, derde lid, van het Damoclesbeleid). De burgemeester wijst terecht naar de aard van de gevonden goederen, dat die goederen zijn gebruikt voor een hennepkwekerij en dat een grote hoeveelheid potten (450) is aangetroffen. De burgemeester heeft verder ook kunnen betrekken dat de gemeente Kerkrade al lange tijd kampt met omvangrijke problematiek met verdovende middelen. Ook heeft de burgemeester kunnen overwegen dat hij sinds 2019 al vier keer eerder in de directe omgeving van de woning (in een straal van 250 meter) het Damoclesbeleid heeft toegepast. De openbare orde en de veiligheid van de woon- en leefomgeving zijn dus in het geding. De burgemeester wijst er daarbij terecht op dat in dit geval sprake moet zijn geweest van ‘loop’ naar de woning, gelet op het inrichten van deze grote kwekerij en vervolgens het kweken en oogsten van de hennepplanten. Omdat het in dit geval om een omvangrijke en professionele hennepkwekerij gaat, mocht de burgemeester er eveneens van uitgegaan dat deze kwekerij is verbonden met het criminele circuit en handel in verdovende middelen. [3] De burgemeester heeft er ook op kunnen wijzen dat door een sluiting het signaal wordt afgegeven dat wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit. Dat er geen aanwijzingen zijn dat in/vanuit de woning drugs werden verhandeld, geen ‘loop’ naar de woning is geconstateerd en geen meldingen van overlast zijn geweest uit de omgeving, maakt niet dat sluiting voor twintig weken niet noodzakelijk meer is. [4] De burgemeester heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gemotiveerd waarom het in dit geval desondanks noodzakelijk is om de woning conform het Damoclesbeleid voor twintig weken te sluiten.
19. Bij de evenredigheid van de sluiting heeft de burgemeester er terecht op gewezen dat er in dit geval geen bewoner is die de woning moet verlaten of op straat komt te staan. De burgemeester stelt zich verder terecht op het standpunt dat geen sprake is van de situatie dat verzoekster geen enkel verwijt van de overtreding kan worden gemaakt. Uitgangspunt is namelijk dat zij als eigenaar van de woning verantwoordelijk is voor wat daar gebeurt. [5] Zij had zich daarom op de hoogte moeten (laten) stellen van het gebruik van het pand en daar toezicht op moeten houden. Dat heeft zij echter onvoldoende gedaan: vast staat namelijk dat verzoekster de sleutel aan de aannemer heeft gegeven en vanaf 14 mei 2022 tot 17 februari 2023 niet meer in de woning is geweest. De burgemeester wijst er ook terecht op dat haar financiële en persoonlijke situatie in de kern niet het gevolg is van sluiting van de woning, maar van de hennepplantage en van de situatie met de aannemer. Dat zij zich (financieel) gedupeerd voelt en geestelijk en lichamelijk is uitgeput, heeft de burgemeester onvoldoende kunnen vinden om van de sluiting af te zien. De burgemeester mocht het algemeen belang van de sluiting (de openbare orde en veiligheid) zwaarder laten wegen dan de belangen van verzoekster om de woning niet te sluiten.
Conclusie over de rechtmatigheid van de sluiting
20. De voorzieningenrechter is van voorlopig oordeel dat geen sprake is van een evident onrechtmatig besluit, zodat ook hierin geen aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

21. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af omdat het spoedeisend belang onvoldoende is onderbouwd en er ook geen sprake is van een evident onrechtmatig besluit.
22. Verzoekster krijgt het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 3 mei 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie voor het beoordelingskader bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2023:823 (r.o. 5).
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2021:668 (r.o. 6.2).
3.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2023:1142 (r.o. 5.3).
4.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2023:823 (r.o. 7.1).
5.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:2912 (r.o. 4.2.1).