ECLI:NL:RBLIM:2023:2893

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
C/03/296284 / HA ZA 21-461
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake verzoek tot openstellen van hoger beroep en wijziging van eis in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Limburg op 26 april 2023 een tussenvonnis gewezen. De zaak betreft een verzoek van de gedaagde partij om tussentijds hoger beroep open te stellen tegen een eerder vonnis van 15 februari 2023. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de hoofdregel van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de onvrede van de gedaagde met het eerdere oordeel niet voldoende is om tussentijds hoger beroep toe te staan. Bovendien zou het toestaan van tussentijds hoger beroep de eiser kunnen benadelen, aangezien deze mogelijk langer zou moeten wachten op een beslissing over de schadevergoeding.

Daarnaast heeft de eiser zijn eis gewijzigd door de omvang van de schade in de procedure te betrekken, in plaats van te verwijzen naar een schadestaatprocedure. De gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging, maar de rechtbank heeft dit bezwaar gepasseerd. De rechtbank heeft de eiser de gelegenheid gegeven om de omvang van de schade te specificeren en heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan, terwijl de partijen hun standpunten verder kunnen uitwerken in de komende zittingen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/296284 / HA ZA 21-461
Vonnis van 26 april 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
advocaat: mr. A.F.G. Pennino te Kerkrade,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
advocaat: mr. R. Gijsen te Maastricht.
Partijen zullen hierna aangeduid worden als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 februari 2023,
- de akte uitlating tevens houdende akte wijziging van eis van [eiser] van 15 maart 2023,
- de akte verzoek openstellen tussentijds hoger beroep van [gedaagde] van 15 maart 2023,
- de akte uitlating openstellen tussentijds hoger beroep van [eiser] van 29 maart 2023,
- de antwoordakte van [gedaagde] van 12 april 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

In conventie
Openstellen tussentijds hoger beroep?
2.1.
Het verzoek tot het openstellen van tussentijds hoger beroep strekt er toe om een uitzondering te maken op de in artikel 337 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: “Rv”) neergelegde hoofdregel dat hoger beroep van een tussenvonnis slechts is toegestaan tegelijk met hoger beroep tegen het eindvonnis. De rechter kan de in het ongelijk gestelde partij de mogelijkheid bieden tussentijds beroep in te stellen tegen zijn beslissing, bijvoorbeeld in verband met het feit dat in de tussenuitspraak is beslist op een controversiële rechtsvraag, hetgeen doorwerkt in de verdere behandeling van de zaak, omdat een andere beslissing tot een aanzienlijke bekorting van de procedure zou hebben geleid, omdat een kostbaar onderzoek is gelast waarvan het nut is betwist of omdat de behandeling van samenhangende zaken anders uiteen dreigt te lopen. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling kan worden afgeleid dat het de bedoeling is geweest om bij het toestaan van tussentijds hoger beroep een grote mate van terughoudendheid te betrachten en dat de beslissing daartoe afhankelijk is van het antwoord op de vraag of in het voorliggende geval sprake is van bijzondere omstandigheden, die afwijking van de hoofdregel van artikel 337 lid 2 Rv rechtvaardigen (vgl. HR 13 juli 2012, NJ 2013, 288).
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld zich hier niet voordoen. Dat [gedaagde] zich niet kan verenigen met het oordeel van de rechtbank is niet een zodanige bijzondere omstandigheid. Dat is evenmin het feit dat met het verdere verloop van deze procedure nog een behoorlijke tijd gemoeid zal zijn, voordat onherroepelijk beslist zal zijn op de aansprakelijkheidsvraag. De keerzijde van diezelfde medaille is immers dat, wanneer tussentijds hoger beroep wel zou worden toegestaan, [eiser] mogelijkerwijs nog langdurig verstoken zal blijven van een beslissing over de omvang van de schade.
2.3.
Er is door [gedaagde] verder nog een beroep gedaan op het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1924). Met [eiser] is de rechtbank echter van oordeel dat dit arrest aan [gedaagde] geen ‘recht’ op tussentijds hoger beroep toekent, maar dat de Hoge Raad daarmee, zoals ook in de literatuur is bepleit, slechts uniformiteit heeft aangebracht in de manier van het alsnog tussentijds opstellen van hoger beroep.
2.4.
Het verzoek tot het openstellen van tussntijds hoger beroep tegen het vonnis van 15 februari 2023 zal dan ook worden geweigerd.
Bezwaar wijziging van eis?
2.5.
[eiser] heeft, conform rechtsoverweging 4.12 van het tussenvonnis van 15 februari 2023, bij akte van 15 maart 2023 bericht dat hij in deze procedure de omvang van de door hem gestelde schade wenst te betrekken en niet langer verwijzing naar de schadestaatprocedure vordert.
2.6.
[gedaagde] maakt bij akte van 12 april 2023 bezwaar tegen deze wijziging van eis. Zijn bezwaar komt er, in de kern begrepen, op neer dat [eiser] verzuimd heeft bij akte van 15 maart 2023 de door hem gestelde schade te concretiseren en te specificeren, terwijl hij wel de vordering sub 2 (verwijzing naar de schadestaatprocedure) heeft ingetrokken. Om die reden dient de rechtbank thans een eindvonnis te wijzen, aldus [gedaagde] .
2.7.
De rechtbank passeert het bezwaar van [gedaagde] . In rechtsoverweging 4.12 van het tussenvonnis van 15 februari 2023 heeft de rechtbank [eiser] verzocht om zich bij akte uit te laten over de verdere voortgang van de procedure. Dat impliceert niet dat [eiser] in die akte ook direct de omvang van door hem gestelde schade had moeten begroten en onderbouwen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] voldoende van de hem geboden gelegenheid gebruik gemaakt door de rechtbank te berichten dat hij ook de omvang van de door hem gestelde schade in deze procedure wil betrekken.
2.8.
Het voorgaande betekent wel dat [eiser] zich bij akte nog dient uit te laten over de (omvang van de) door hem gestelde schade(posten) en zijn vordering dienovereenkomstig zal moeten wijzigen. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol van 24 mei 2023 voor akte aan de zijde van [eiser] . Vervolgens zal de rechtbank, nadat die akte is genomen, de zaak verwijzen naar de rol van 21 juni 2023 voor antwoordakte aan de zijde van [gedaagde] .
2.9.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
weigert het door [gedaagde] verzochte verlof tot het instellen van tussentijds hoger beroep tegen het vonnis van deze rechtbank van 15 februari 2023.
3.2.
verwijst de zaak naar de rol van
24 mei 2023voor akte uitlating rechtsoverweging 2.8 aan de zijde van [eiser] en verwijst de zaak naar de rol van
21 juni 2023voor antwoordakte aan de zijde van [gedaagde] ,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.
type: VN