In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Limburg op 26 april 2023 een tussenvonnis gewezen. De zaak betreft een verzoek van de gedaagde partij om tussentijds hoger beroep open te stellen tegen een eerder vonnis van 15 februari 2023. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de hoofdregel van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de onvrede van de gedaagde met het eerdere oordeel niet voldoende is om tussentijds hoger beroep toe te staan. Bovendien zou het toestaan van tussentijds hoger beroep de eiser kunnen benadelen, aangezien deze mogelijk langer zou moeten wachten op een beslissing over de schadevergoeding.
Daarnaast heeft de eiser zijn eis gewijzigd door de omvang van de schade in de procedure te betrekken, in plaats van te verwijzen naar een schadestaatprocedure. De gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging, maar de rechtbank heeft dit bezwaar gepasseerd. De rechtbank heeft de eiser de gelegenheid gegeven om de omvang van de schade te specificeren en heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan, terwijl de partijen hun standpunten verder kunnen uitwerken in de komende zittingen.