Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.GEMEENTE MAASTRICHT, pro se en q.q.,
2.
GEMEENTE EIJSDEN-MARGRATEN,
3.
GEMEENTE GULPEN-WITTEM,
4.
GEMEENTE MEERSSEN,
5.
GEMEENTE VAALS,
6.
GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL,
1.De procedure
2.De feiten
Voor wat betreft de inkoop van Wmo-zorg is sprake van onderlinge samenwerking tussen de gemeente Maastricht (pro se) en de andere vijf Gemeenten.
Uitkomst van de aanbesteding diende te zijn dat ter zake de in de betrokken gemeenten vereiste jeugdzorg en Wmo-zorg met alle daarvoor in aanmerking komende zorgaanbieders dienstverleningsovereenkomsten (hierna: DVO’s) voor de periode vanaf 1 januari 2015 zouden worden gesloten.
Als resultaat van de aanbesteding hebben de Gemeenten in 2014 DVO’s gesloten met ongeveer 170 zorgaanbieders.
‘OVERWEGENDE:
a) Dat de gemeenten op 10 januari 2013 een toekomstbestendige samenwerking zijn
i) Dat de samenwerkingsovereenkomst en de aanvullende inhoudelijke randvoorwaarden de basis vormen voor de op individuele basis af te sluiten dienstverleningsovereenkomsten tussen de gemeenten en de dienstverleners op het sociaal domein;
Talent heeft voor de jaren 2015 en 2016 ingeschreven voor de volgende arrangementen
jeugd: ‘individuele begeleiding jeugd’, ‘ambulante groepshulp jeugd’, ‘logeren’ en ‘begeleid wonen jeugd’,
- Wmo: ‘beschermd wonen met verblijf’ (en in 2016: ‘beschermd wonen zonder verblijf’), ‘individuele begeleiding WMO’, ‘groepsbegeleiding VG/LG volwassenen’ en ‘groepsbegeleiding LZA’.
Om de benodigde tarieven vast te kunnen stellen, heeft de gemeente Maastricht vanaf de zomer van 2014 informatie bij de inschrijvende zorgaanbieders opgevraagd over hun daadwerkelijke omzetten in het ‘oude’ zorgsysteem, getransformeerd (met behulp van daartoe opgestelde tabellen) naar de nieuwe arrangementen. Deze gegevens dienden in uitgangspunt betrekking hebben op de situatie in 2012 (jeugdzorg) dan wel 2013 (Wmo-zorg).
De informatie diende verstrekt te worden door middel van het invullen en aanleveren van Excel-spreadsheets, één voor de Wmo-zorg en één voor de jeugdzorg. De definitieve versie van de in te vullen spreadsheets is op 30 september 2014 door de gemeente Maastricht toegestuurd aan de inschrijvers, waaronder Talent. De spreadsheets bevatten de formules waarmee, op basis van de door de individuele zorgaanbieder ingevulde gegevens, ‘automatisch’ de voor die aanbieder geldende tarieven voor 2015 en 2016 werden berekend. Bij de spreadsheets hoorde een invulinstructie, die deel uitmaakte van de aanbestedingsdocumentatie.
De e-mail van Talent (prod. 3 Gem.) bevat het volgende:
‘Bij deze de door Talent ingevulde lijsten m.b.t. de uitvraag.(…)Voor jeugd is (…) in overleg met [naam 1][op dat moment Projectleider Inkoop, Sociaal Domein, ten behoeve van de Gemeenten, hierna: [naam 1] , rechtbank]
ervoor gekozen om de uitvraag 2013 aan te leveren, samen met [naam 2] en [naam 1] is vervolgens telefonisch overlegd dat Talent 2 lijsten 1b (jeugd) zal aanleveren, 1 met de ZIN productie en 1 met de PGB productie.Voor de zorg in natura productie is wederom in overleg met [naam 1] het tarief bepaald op het gemiddelde van de tarieven van de volgende door talent geleverde functies: H300, H814 H815 H820 en F125.(…)’.
De drie in rov. 2.9. genoemde spreadsheets zijn als bijlagen 1a en 1b bij de DVO gevoegd. Bijlage 2 bevat, onder meer, het volgende:
‘Bijlage 2 Prijs & Prestatie
‘Geachte [naam 4] ,Naar aanleiding van de door jullie ingediende gegevens voor de inkoop van jeugdhulp voor de regio Zuid-Limburg heb ik nog een aantal vragen.Ik kreeg jullie telefonisch niet te pakken, daarom even via de mail.(…)De omzetten en de bijbehorende cliëntenaantallen worden gebruikt om de arrangementstarieven af te leiden voor ZIN. Omdat er bij jullie sprake is van zowel ZIN- als PGB-omzet, deels voor dezelfde arrangementen, hebben jullie 2 bijlages 1B ingediend.Ik wil voorstellen beide bijlages samen te voegen tot één en daar de tarieven vanaf te leiden.Bel even als bovenstaande tot vragen leidt.Met vriendelijke groet,[ [naam 3] ]
’.
2.14. Op 6 november 2014 heeft Talent een nieuw spreadsheet inzake de jeugdzorg aangeleverd, met daarop ‘PGB’ en ‘ZIN’ gecombineerd. De gemeente Maastricht heeft hierop bij monde van [naam 3] als volgt per e-mail (o.m. prod 14 bij prod. 22 Gem.) gereageerd:
‘Dag [naam 4]],
’.
2.15. Vanwege door Talent geconstateerde invulfouten heeft zij op 19 november 2014 ter zake de Wmo-zorg en op 13 januari 2015 ter zake de jeugdzorg per e-mail opnieuw spreadsheets aangeleverd bij de gemeente Maastricht.
De daarmee verband houdende e-mail van 13 januari 2015 (prod. 18 cva) bevat het volgende:
‘Zoals reeds telefonisch besproken stuur ik je bij deze de gecorrigeerde versie van het budgetformulier en de ingevulde excel.Tijdens het invullen van het budgetformulier is gebruik gemaakt van een lijst met cliëntgegevens van de PGB houders waarop aangegeven is hoe vaak een talent (cliënt) heeft deelgenomen aan een activiteit.Dit lijstwerk geeft aan hoe vaak iemand heeft deelgenomen aan een activiteit van 1 dagdeel maar ook hoe vaak iemand heeft deelgenomen aan een activiteit van 2 dagdelen.Tijdens het invullen zijn de aantallen van deelname aan activiteiten overgenomen terwijl iedere deelname aan een activiteit van 2 dagdelen dus ook 2 dagdelen vertegenwoordigt met andere woorden zijn er heel veel dagdelen niet meegenomen in de uitvraag van oktober.Anders gezegd: bij iedere deelname aan een activiteit van 2 dagdelen is slechts 1 dagdeel in de uitvraag van oktober opgenomen.(…)De aanpassing heeft alleen betrekking op de PGB cliënten aangezien bij de ZIN cliënten gebruik is gemaakt van de gegevens uit AZR en deze “fout” niet is gemaakt.(…)’.
‘Ik heb de gewijzigde versie van het invulformat bekeken. Er zijn inderdaad nogal wat dagdelen boven water gekomen. Het enige dat ik niet begrijp is dat het tarief stijgt van€ 55,11 naar € 56,10. Kun je mij dat uiteggen?Vooralsnog doe ik niks met het nieuwe overzicht en wacht ik op de gegevens van de andere jaren. Anders blijven we aanpassen.’
‘Het gewijzigde tarief komt doordat het aantal keren tarief dagbesteding PGB nu groter is geworden, dus meer keren iets hoger tarief maakt het gemiddelde tarief ook hoger’.
‘Oké, bedankt voor je uitleg. Ik ben benieuwd naar de andere jaren.’
‘ [naam medewerker gemeente Maastricht 1][ [naam medewerker gemeente Maastricht 1] , medewerker van de gemeente Maastricht]
geeft aan dat de inkoop binnen het sociale domein een nieuwe tak van sport is voor de gemeente met een grote financiële impact en dat het daarom onder een vergrootglas ligt. Het vorig jaar zijn er veel overeenkomsten onder tijdsdruk gesloten vanuit het oogpunt ‘high trust high penalty’. Correcties moeten transparant gemaakt worden en in alle omstandigheden aan de politiek uit te leggen zijn in het kader van transparantie en verantwoording van gemeenschapsgelden. Het mandaat voor beslissingen ligt hoog, de aanwezige functionarissen (wij dus: [naam medewerker gemeente Maastricht 1] , [naam medewerker gemeente Maastricht 2][ [naam medewerker gemeente Maastricht 2] , medewerker van de gemeente Maastricht]
en [naam 1][ [naam 1] ]
halen gegevens op, werken die uit en koppelen terug wat er aanvullend nodig mocht zijn om tot een gemeentelijk besluit te komen.
jeugd 2015:
- individuele begeleiding jeugd € 2.397,87
- ambulante groepshulp jeugd € 3.675,-
- logeren € 620,-
- begeleid wonen jeugd € 45.069,71,
- beschermd wonen met verblijf € 41.194,-
- individuele begeleiding WMO € 2.472,90
- groepsbegeleiding VG/LG volw. € 4.453,-
- groepsbegeleiding LZA € 4.644,35.
De tarieven voor 2016 zijn dezelfde als die voor 2015, bij de jeugdzorg onder aftrek van een korting van 5%. Voor 2016 is aanvullend nog een tarief voor het Wmo-arrangement ‘beschermd wonen zonder verblijf’ (€ 17.207,-) overeengekomen.
‘Talent erkent dat door de vele onduidelijkheden vermoedelijk fouten zijn gemaakt en is dan ook bereid mee te werken aan het onderzoek.Wel geeft men aan dat er enkele punten zijn die extra aandacht vragen.Zo is de vaststelling van de gemiddelde prijs voor de dagbesteding volgens Talent met de toenmalige projectleider afgesproken een gemiddelde van de tarieven uit de rekenstaat.• Talent heeft de drie tarieven voor de dagbesteding opgeteld en dit gedeeld door drie en de uitkomst toegepast op alle tarieven voor de dagbesteding. Volgens de formule (H814+H815+H820)/3De gemeente hanteert een andere berekenmethodiek die uitgaat van een redelijkheid hierbij rekent de gemeente ook in de verhouding van het gebruik mee’.
23 juni 2017 (prod. 12 Gem.), jegens Talent op het standpunt gesteld dat deze laatste voor een aantal arrangementen een lager tarief had moeten ontvangen en voor andere arrangementen een hoger tarief.
‘ [naam 5] stelt indien deze berekening en controle als definitief wordt aangenomen, er nog geen zekerheid is of de productie zoals deze is opgegeven ook daadwerkelijk geleverd
2.27. Gedurende de periode dat Talent en de gemeente Maastricht met elkaar hebben gesproken over (de uitkomst van) de controle, en mede naar aanleiding van deze gesprekken, heeft de gemeente Maastricht de hoogte van het door Talent aan haar terug te betalen bedrag enkele keren aangepast en wel als volgt:
- 9 november 2017: € 3.860.841,16,
€ 760.580,59 aan haar verschuldigd was, omdat Talent, kort gezegd, in 2014 niet de juiste, werkelijke omzetgegevens aan de gemeente Maastricht heeft verstrekt en Talent daarom per saldo te veel heeft ontvangen voor de in 2015 en 2016 door haar verleende jeugdzorg en Wmo-zorg (€ 8.658.016,56 in plaats van de volgens de gemeente Maastricht daadwerkelijk verschuldigde € 7.897.435,97). Op 30 december 2019 heeft de gemeente Maastricht Talent een factuur gestuurd tot het genoemde bedrag van € 760.580,59, met een betalingstermijn van 30 dagen.
Talent heeft de opvatting van de gemeente Maastricht bestreden bij brief van
27 januari 2020 (prod. 17 Gem.).
€ 760.580,59.
- dat Talent ten behoeve van de gemeente Maastricht zekerheid zal stellen voor
€ 158.454,25, en
- dat de gemeente Maastricht met ingang van 1 januari 2021 zal afzien van verdere verrekeningen.
3.3. Het geschil
2. Talent te veroordelen om binnen 14 dagen na het in deze procedure te wijzen vonnis aan de Gemeenten te betalen een schadevergoeding ter hoogte van € 760.580,59, te verminderen met het bedrag dat de Gemeenten reeds hebben ontvangen bij wege van verrekening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag ten titel van schadevergoeding, met wettelijke rente;
althans3. voor zover de rechtbank van mening is dat artikel 6:230 BW niet kan worden toegepast, de DVO partieel te vernietigen op grond van dwaling en bij wege van partiële vernietiging enkel de arrangementstarieven voor de jaren 2015 en 2016 te vernietigen ten aanzien van het bovenmatige deel van die arrangementstarieven ad € 760.580,59, zijnde het verschil tussen de door de Gemeenten aan Talent betaalde vergoeding uit hoofde van de DVO voor de jaren 2015 en 2016 ad € 8.658.01 6,56, en de waarde van de geleverde prestatie ad € 7.897.435,97, het bedrag ad € 760.580,59 te verminderen met het bedrag dat de Gemeenten reeds hebben ontvangen bij wege van verrekening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag ten titel van onverschuldigde betaling, met wettelijke rente;
2. Talent te veroordelen om binnen 14 dagen na het in deze procedure te wijzen
4.De beoordeling
(1) is tekortgeschoten in de nakoming van de Samenwerkingsovereenkomst en de DVO (of althans de in de precontractuele fase(n) van deze overeenkomst(en) op haar rustende verbintenissen),
(2) de Gemeenten heeft doen dwalen, of althans
(3) onrechtmatig heeft gehandeld jegens de Gemeenten.
Betaling van dit bedrag wordt gevorderd als schadevergoeding (grondslagen (1) en (3)) dan wel op grond van een wijziging van de gevolgen van de overeenkomst of de partiële vernietiging ervan (grondslag (2)).
Steeds ook dient € 158.454,25 van dit bedrag te worden afgetrokken, zijnde het bedrag dat de Gemeenten al hebben verkregen door middel van vanaf september 2020 toegepaste verrekening (zie rov. 2.30.).
€ 2.397,87 gehanteerd en voor 2016 € 2.277,98. Dat had moeten zijn € 2.976,82 respectievelijk € 2.827,98. Daardoor heeft Talent voor dit arrangement over 2015 en 2016 ruim € 241.000,- te weinig ontvangen.
€ 3.675,- gehanteerd en voor 2016 € 3.692,-; dat had moeten zijn € 3.007,47 respectievelijk
€ 2.947,56; daardoor heeft Talent voor dit arrangement over 2015 en 2016 ruim
€ 581.000,- te veel ontvangen.
4.2.7. Voor het arrangement ‘individuele begeleiding Wmo’ is voor 2015 en 2016 de(zelfde) eenheidsprijs € 2.472,90 gehanteerd. Dat had moeten zijn € 6.571,56. Daardoor heeft Talent voor dit arrangement over 2015 en 2016 ruim € 147.000,- te weinig ontvangen.
4.2.9. Voor het Wmo-arrangement ‘groepsbegeleiding VG/LG volw.’ is voor 2015 en 2016 de correcte eenheidsprijs gehanteerd. Daarom heeft Talent voor dit arrangement te veel noch te weinig ontvangen.
€ 514.000,- =) ruim € 841.000,- te veel betaald aan Talent.
4.2.13. Vanwege een voor 2015 geldende garantieregeling heeft Talent echter nog recht op ruim € 81.000,-.
De Gemeenten hadden bij de transitie te maken met ruim 170 zorgaanbieder. Zij waren alleen al daarom niet in staat om de eind 2014 door de diverse zorgaanbieders verstrekte gegevens vooraf te controleren. Die controle heeft noodgedwongen achteraf plaatsgevonden. De DVO biedt daarvoor een deugdelijke grondslag en het door de Gemeenten gehanteerde principe
‘high trust, high penalty’is tijdig en duidelijk gecommuniceerd met de betrokken zorgaanbieders, aldus de Gemeenten.
Bij het samenvoegen van de relevante tarieven in het kader van de ‘oude’ zorg heeft Talent een (eenvoudig) gemiddelde berekend (A+B+C/3). In plaats daarvan had Talent een gewogen gemiddelde moeten berekenen, door ook rekening te houden met het aantal cliënten per afzonderlijk tarief A, B en C.
Door dat niet te doen, is het door Talent berekende tarief ongeveer 40% hoger uitgevallen dan het tijdens de controle op basis van het gewogen gemiddelde berekende tarief. Talent had deze fout in 2014 kunnen opmerken, omdat het door haar berekende tarief vermenigvuldigd met het aantal cliënten een hogere omzetgetal opleverde dan de daadwerkelijk door haar behaalde omzet.
Uit de reactie van Talent op een vraag van [naam 1] (zie rov. 2.15.) blijkt dat Talent bekend was met (het gebruik van) gewogen gemiddelden bij het voldoen aan de uitvraag.
Ter onderbouwing en rechtvaardiging van haar handelwijze beroept Talent zich op overleg met [naam 1] en op haar toelichtingen op de oorspronkelijk aangeleverde spreadsheet (zie rov. 2.9.) en op de begin 2015 opnieuw aangeleverde jeugdzorg-spreadsheet en het daarop gevolgde e-mail-contact met [naam 1] (zie rov. 2.15.). Uit deze e-mails kan volgens de Gemeenten echter niet worden afgeleid dat Talent een (eenvoudig) gemiddelde had gebruikt en evenmin dat de gemeente Maastricht daarmee instemde.
Dat steeds moest worden gewerkt met gewogen gemiddelden is ook uitdrukkelijk besproken tijdens de ontwikkeltafel ‘Prijs en Prestatie’ (waarvan de verslagen zijn overgelegd als
prod. 29 Gem.).
Volgens Talent heeft zij dat ook gedaan, althans heeft zij onder moeilijke omstandigheden naar vermogen haar best gedaan om dat te doen. Dat vergde veel denk- en rekenwerk en veel improvisatie, waarbij steeds het belang van de continuïteit van de door Talent te verlenen zorg voorop moest staan.
Talent werd in deze ingewikkelde operatie gehinderd doordat zowel het Zorgkantoor (met een centrale rol in de bekostiging van de ‘oude’ zorg) als de Gemeenten (althans de gemeente Maastricht), niet in staat waren om haar voldoende ondersteuning te bieden bij het voldoen aan de uitvraag. Het overleg aan de ontwikkeltafels was te globaal om daarbij van nut te zijn. Anders dan de Gemeenten betogen, waren de spreadsheets ook niet goed in te vullen. Aan de in oktober 2014 toegestuurde versie van de spreadsheets zijn vijf eerdere, onbruikbare, versies voorafgegaan. Ook de invulinstructie bood geen uitkomst om de vele in de praktijk rijzende vragen te beantwoorden.
Talent heeft daarom zo veel mogelijk, en eigenlijk op elk punt waar vragen rezen, contact gezocht met de gemeente Maastricht en heeft de uitkomsten van het gevoerde overleg steeds verwerkt in de via de spreadsheets opgegeven informatie, aldus Talent.
2 oktober 2014 ( prod. 10 cva) ingestemd met een verandering van het peiljaar, van 2012 naar 2013.
‘Bijlagen zijn akkoord en kunnen geaccordeerd worden’(zie rov. 2.14.). Talent mocht daaruit afleiden dat de aangeleverde cijfer in orde waren.
In januari 2015 constateerde Talent dat zij in verband met de etmalen woonzorg een fout had gemaakt bij het invullen van het jeugdzorg-spreadsheet; die fout is gemeld bij [naam 1] , waarna Talent, in overleg met [naam 1] , in januari 2015 een nieuw ingevuld spreadsheet heeft ingediend. Dat is door Talent van een toelichting voorzien, waarop [naam 1] heeft geantwoord
‘Oké, bedankt voor het uitleg’. Talent heeft dit opgevat, en mogen opvatten, als instemming (zie rov. 2.15.).
Tijdens de controle is door de gemeente Maastricht in twijfel getrokken of Talent in het peiljaar 2013 wel woonzorg had aangeboden. Aanvankelijk stelde de gemeente Maastricht zich op het standpunt dat dit vóór 2015 niet het geval was. Later is de gemeente Maastricht hierop teruggekomen en heeft zij zich op het standpunt gesteld dat Talent ter zake recht had op (niet meer dan) het starterstarief. Beide standpunten zij onjuist.
Dat Talent bij het invullen had gewerkt met een (eenvoudig) gemiddelde is ook uitdrukkelijk vermeld in de op 14 oktober 2014 gegeven toelichting op de door Talent aan de gemeente Maastricht verzonden spreadsheets (zie rov. 2.9.). Talent mocht ervan uitgaan dat de gemeente Maastricht daarmee akkoord ging.
Het is probleem is, volgens Talent, dat de gemeente Maastricht vanaf eind 2016 miskent dat de in 2014/2015 in te vullen spreadsheets onvolkomen waren en ruimte boden voor grote interpretatieverschillen, waardoor verschillende keuzes mogelijk waren, die allemaal even juist waren. De gemeente Maastricht gaat er daarom ten onrechte van uit dat alleen haar vanaf eind 2016 ingenomen standpunten juist zijn.
‘Aanvullingen van Talent worden verwerkt indien de gemeente het ermee eens is’. Verscheidene aanvullingen van Talent zijn dan ook niet overgenomen, of pas na aandringen van Talent. Uitlatingen van vertegenwoordigers van Talent worden ook uit hun verband gerukt.
Relevant is volgens Talent wel de volgende passage uit het verslag van de bespreking op
12 januari 2018:
‘Vanuit verschillende standpunten en berekeningsgrondslagen kunnen berekeningen worden gemaakt waarvan steeds weer blijkt dat de uitkomst een andere is. Het verschil van inzicht en berekeningswijze is niet aan de gehanteerde methode en invulinstructie te wijten, maar (aan) (…) de inhoudelijke vertaling van de gewezen productie uit het schadelastjaar, naar de producten en productcodes in het uitvraagformulier van de gemeente. Talent geeft nadrukkelijk aan dat zij naar eer en geweten hebben geprobeerd de juiste vertaling te maken van de werkelijk geleverde zorg uit het schadelastjaar naar de productbeschrijvingen en codes uit het invulformat. De gezamenlijke conclusie is dat de methode duidelijk is, maar dat er kennelijk interpretatieverschillen mogelijk zijn aangaande de inhoudelijke vertaling van de geleverde producten/productie naar de opgegeven producten en codes uit het format’.
In verband met de beide andere grondslagen waarop de Gemeenten zich beroepen, neemt Talent vergelijkbare standpunten in:
- er is geen sprake van dwaling; enige dwaling komt althans voor rekening van de Gemeenten;
- Talent heeft niet onrechtmatig gehandeld; enig onrechtmatig handelen kan haar althans niet worden toegerekend.
Verder zijn de de Gemeenten veel te laat overgegaan tot de controle van de in het kader van de uitvraag verstrekte gegevens. Daardoor handelen de Gemeenten in strijd met de klachtplicht in artikel 6:89 BW.
Daarnaast is in verband met de controle vanaf eind 2016 sprake van in het licht van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar handelen en van handelen in strijd met de algemene begindelen van behoorlijk bestuur (opgewekt vertrouwen, rechtszekerheid, zorgvuldigheid, fair play).
De Gemeenten hebben steeds de facturen van Talent goedgekeurd en op basis daarvan betalingen verricht. Daar kunnen de Gemeenten nu niet meer op terugkomen, aldus Talent.
Daarom valt te betreuren dat de onderlinge verhoudingen inmiddels zijn verslechterd en dat - over en weer - vergaande verwijten worden gemaakt. De rechtbank constateert dat deze verwijten een deugdelijke onderbouwing ontberen en zal er daarom aan voorbijgaan.
Talent heeft verder onvoldoende betwist: (a) dat de gemeente Maastricht in de periode 2014/2015 niet in staat was om alle door de diverse zorgverleners aan haar verstrekte historische cijfers te controleren, en (b) dat de bevoegdheid om dat op een later moment alsnog te doen voortvloeit uit de aanbestedingsdocumenten en de op basis daarvan gesloten overeenkomsten. Uit niets in deze stukken volgt dat de Gemeenten zich in 2014 hebben verbonden om zonder meer akkoord te gaan met de door Talent in de spreadsheets ingevulde gegevens en dat, mede gelet daarop, de vanaf 2016 plaatsvindende controle van de door Talent verstrekte cijfers een deugdelijke grondslag ontbeert.
Dat de Gemeenten Talent in de tussentijd hebben bekostigd op basis van de door Talent aan de gemeente Maastricht toegezonden en door deze laatste goedgekeurde facturen, doet evenmin af aan de controlebevoegdheid van de Gemeenten. De Gemeenten hebben door die gang van zaken niet onvoorwaardelijk ingestemd met de door Talent geclaimde vergoedingen. Talent heeft daar ook niet op mogen vertrouwen. Talent heeft haar andersluidende standpunt in elk geval onvoldoende onderbouwd.
Dit laatste geldt, ten slotte, ook voor de verwijten die Talent heeft ontleend aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en aan de redelijkheid en billijkheid (het beroep op rechtsverwerking hieronder begrepen). Deze verwijten zijn bijzonder algemeen geformuleerd en falen alleen al daarom.
Deze laatste stellingen (zie de rov. 4.2.1., 4.2.3., 4.2.7. en 4.2.8) zijn door Talent niet weersproken. Hetzelfde geldt voor de stelling inzake de garantieregeling (zie rov. 4.2.13.). Daarom staat vast dat Talent jegens de Gemeenten aanspraak kan maken op betaling van (ongeveer) € 492.000,-.
(1) het jeugd-arrangement ‘ambulante groepshulp jeugd’ en
(2) het Wmo-arrangement ‘beschermd wonen met verblijf’.
€ 673.000,- (zie rov. 4.2.6.).
Deze eenzijdige onderbouwing vindt geen rechtvaardiging in de uit 2014 daterende aanbestedingsstukken en de op basis daarvan gesloten overeenkomsten. Uit niets in deze stukken volgt in elk geval dat Talent zich toen heeft verbonden om zonder meer akkoord te gaan met de resultaten van een op een later moment (eventueel) plaatsvindende controle door de Gemeenten. De grondslag van de vorderingen (zoals hier aan de orde) is artikel 6:74 BW en veronderstelt ook een daadwerkelijk tekortschieten van Talent - gelet op hetgeen de Gemeenten van haar mochten verwachten - in de periode 2014/2015. Stelplicht en bewijslast ter zake rusten op de Gemeenten.
Uit die verslagen (zie de rov. 2.22. en 2.25.) zou kunnen worden afgeleid dat ook zijdens Talent, achteraf gezien, wordt betwijfeld of door haar in het kader van de uitvraag steeds de meest juiste gegevens zijn verstrekt. Talent heeft tijdens de besprekingen echter nimmer erkend dat zij in 2014/2015 daadwerkelijk is tekortgeschoten in de door de Gemeenten gestelde zin. Daar komt bij dat de gespreksverslagen zijn opgesteld door (medewerkers van) de gemeente Maastricht, dat uit over de juistheid en volledigheid van de verslaglegging destijds uitgebreid is gediscussieerd tussen Talent en de gemeente Maastricht, en dat de wijze waarop de Gemeenten de verslagen nu interpreteren nu door Talent uitdrukkelijk en gemotiveerd in twijfel wordt getrokken.
Onder deze omstandigheden bestaat geen grond om de inhoud van de gespreksverslagen te beschouwen als een afdoende grondslag voor de door de Gemeenten ingestelde deelvorderingen. De verslagen hebben uiteraard wel enige bewijskracht en zullen als zodanig hierna in de verdere beoordeling worden betrokken.
rov. 4.5.).
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de door haar opgemerkte eenzijdigheid uitdrukkelijk aan de orde gesteld (dat blijkt niet uitdrukkelijk uit het proces-verbaal, maar is niettemin het geval geweest), en ook toen hebben de Gemeenten hun stellingen niet uitgebreid en evenmin, in plaats van of in aanvulling op deze stellingen, een toegespitst bewijsaanbod gedaan.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank ook dit gebrek in de onderbouwing van de vordering van de Gemeenten uitdrukkelijk aan de orde gesteld. Zoals blijkt uit het proces-verbaal hebben de Gemeenten daarop volstaan met een (onvolledige en ten dele niet-relevante) opsomming van ‘factoren’ en een verwijzing naar een uitsluitend cijfermatig overzicht van de diverse geschilpunten (prod. 30 Gem., overgenomen in de dagvaarding en door de rechtbank gebruikt als basis voor het overzicht in de rov. 4.2. e.v.). Een toegespitst bewijsaanbod is andermaal niet gedaan.
Uit de stellingen ter zake van Talent (zie de rov. 4.6. e.v.) volgt veeleer dat de uitvraag haar voor tal van vragen en (interpretatie)problemen heeft gesteld, die aan de hand van de door de gemeente Maastricht gegeven algemene instructies niet zonder meer konden worden beantwoord en opgelost. De feitelijke stellingen van Talent vinden, in elk geval op onderdelen, steun in e-mails en andere documenten uit de periode 2014/2015. De desbetreffende stellingen zijn ook niet, maar in elk geval onvoldoende gemotiveerd, weersproken door de Gemeenten. Het in rov. 4.8. opgenomen citaat uit het verslag van de bespreking tussen de gemeente Maastricht en Talent van 12 januari 2018 vormt veeleer een erkenning zijdens de gemeente Maastricht van het bestaan van de vragen en problemen waarmee Talent in 2014/2015 werd geconfronteerd.
Dat is (onder meer) het geval geweest op belangrijke punten, zoals het peiljaar voor de jeugdzorg-cijfers (zie rov. 4.6.1.) en het ineenvoegen van de ZIN- en PGB-spreadsheets (zie rov. 4.6.2.).
Voor een (waarschijnlijk: belangrijk) deel zijn de contacten gelegd op initiatief van Talent, maar uit de in rov. 2.13. weergegeven e-mail van [naam 3] blijkt dat de gemeente Maastricht ook van haar kant contact opnam met Talent als zij daar aanleiding toe zag. Uit deze e-mail kan ook blijken dat, anders dan de Gemeenten hebben gesteld, telefonisch contact gebruikelijk was en dat contact per e-mail eerder uitzondering was.
Daarvan uitgaande heeft te gelden dat, als [naam 1] en [naam 3] bepaalde afspraken hebben gemaakt, toezeggingen hebben gedaan of verwachtingen hebben gewekt, Talent daar in principe op mocht vertrouwen. Als Talent dan vervolgens, gebaseerd op dat vertrouwen, de spreadsheets op een bepaalde manier heeft ingevuld (daarbij gebruik makend van verder correcte cijfers en ook overigens conform de instructies van de gemeente Maastricht), dan valt niet in te zien waarom die wijze van invullen nu, achteraf, als een tekortkoming van Talent kan worden gekwalificeerd.
Uit de in rov. 2.9. aangehaalde e-mail blijkt dat Talent bij de aanlevering van de jeugdzorg-cijfers in oktober 2014 uitdrukkelijk heeft vermeld dat voor
’de zorg in natura productie[…]
in overleg met [naam 1] het tarief[is]
bepaald op het gemiddelde van de tarieven van de volgende door talent geleverde functies: H300, H814 H815 H820 en F125.’. Talent heeft daarmee heel concreet aangegeven hoe zij te werk is gegaan (overleg met [naam 1] , berekening van het gemiddelde). Gesteld noch gebleken is dat [naam 1] naar aanleiding van deze mededeling in de richting van Talent vragen heeft gesteld of opmerkingen heeft gemaakt.
Vervolgens is de DVO gesloten en zijn, in november 2014, op verzoek van [naam 3] nieuwe jeugdzorg-cijfers aangeleverd. [naam 3] heeft verzocht om
‘beide bijlages[ZIN en PGB, rechtbank]
samen te voegen tot één en daar de tarieven vanaf te leiden.’Nadere instructies over de wijze van ineenvoegen heeft zij, voor zover na te gaan, niet verstrekt. Op de al snel daarna door Talent aangeleverde nieuwe cijfers heeft [naam 3] gereageerd met
‘Bijlagen zijn akkoord en kunnen geaccordeerd worden’. Wat zij daarmee (en met name met het ‘dubbele akkoord’) precies heeft bedoeld, is onduidelijk gebleven. Aan Talent kan worden toegegeven dat de mededeling in elk geval instemming met de nieuwe jeugdzorg-cijfers uitdrukt en verder gaat dan een ‘neutrale’ ontvangstbevestiging.
Talent heeft daarna in januari 2015 de behoefte gevoeld om aangepaste jeugdzorgcijfers aan te leveren. [naam 1] heeft naar aanleiding van deze cijfers een concrete vraag gesteld (zie de e-mail van 13 januari 2015, aangehaald in rov. 2.15.). Daaruit blijkt eens te meer dat de gemeente Maastricht zich destijds niet heeft beperkt tot het ‘neutraal’ in ontvangst nemen van aangeleverde cijfers, maar zich daar wel degelijk inhoudelijk mee heeft bemoeid. Aan de Gemeenten kan worden toegegeven dat uit het antwoord van Talent (zie opnieuw rov. 2.15. blijkt dat zij bekend was met het fenomeen ‘gewogen gemiddelde’, maar enkel, en dat acht de rechtbank ook van belang, in verband met het ineenvoegen van de ZIN- en PGB-cijfers. Uit de reactie van [naam 1] blijkt ten slotte dat hij de aangeleverde cijfers niet zonder meer heeft geaccepteerd en dat hij juist een afwachtende houding heeft aangenomen.
Zoals blijkt uit het toen opgemaakte gespreksverslag (zie rov. 2.16.) was dit laatste in maart 2015 nog steeds de houding van de gemeente Maastricht:
‘Ambulante groepsjeugdhulp (…) Het nieuw berekende tarief zal pas door het college geaccordeerd worden na verdere onderbouwing middels een door een accountant en verzekeraar geaccordeerd nacalculatie formulier 2013 (inclusief alle tabbladen)’.Uit het destijds besprokene volgt dat de gemeente Maastricht een nadere toelichting op c.q. onderbouwing van de voorgestelde wijziging verlangde en dat B&W van de gemeente Maastricht uitdrukkelijk akkoord moesten gaan met die wijziging. Dit laatste is begrijpelijk, omdat sprake zou zijn van een wijziging van de eerder gesloten DVO. Kennelijk is dit akkoord gegeven, want in de tweede helft van 2015 is (onder meer) het nieuwe jeugdzorg-spreadsheet door Talent en door de gemeente Maastricht ondertekend (zie rov. 2.17.).
Gelet op de totale voorgeschiedenis zoals hier geschetst, mocht Talent er uiterlijk op dat moment op vertrouwen dat zij (in elk geval) in verband met het arrangement ‘ambulante groepshulp jeugd’ correcte, want door de gemeente Maastricht akkoord bevonden, cijfers had aangeleverd. Op dat akkoord kunnen de Gemeenten nu niet terugkomen met de stelling dat Talent destijds is tekortgeschoten; de onderbouwing van dat standpunt schiet in elk geval duidelijk tekort.
De inhoud van de gesprekken in (en de verslagen van) de ontwikkeltafels, waarop de Gemeenten zich nog hebben beroepen, is - gelet op de concrete communicatie tussen Talent en de gemeente Maastricht die daarop is gevolgd - evenmin van belang. Om dezelfde reden verwerpt de rechtbank ook de stelling van de Gemeenten dat Talent de opgegeven cijfers zelf had kunnen en moeten controleren; de opstelling van de gemeente Maastricht zoals hiervoor geschetst gaf daartoe geen aanleiding.
Voor beide partijen staat vast dat Talent in 2014 en 2015 in verband met het arrangement ‘ambulante groepshulp jeugd’ steeds heeft gewerkt met een ‘eenvoudig’ gemiddelde. De andersluidende suggestie van de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling (bedoeld om partijen - die daar destijds in principe voor voelden - een aanknopingspunt te bieden bij het treffen van een regeling in der minne) is daarom inhoudelijk zonder verder belang.
€ 10.957,-. In zake de procedure in reconventie (zie rov. 3.4.) zal geen afzonderlijke proceskostenveroordeling worden uitgesproken.
5.De beslissing
26 april 2023.