ECLI:NL:RBLIM:2019:7586

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
C/03/258176 / HA ZA 18-624
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegevensverstrekking bij aanbesteding en de gevolgen van onjuiste informatieverstrekking door zorgaanbieder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Maastricht en Stichting Vincent van Gogh voor Geestelijke Gezondheidszorg. De Gemeente vorderde schadevergoeding van Van Gogh, omdat zij meende dat Van Gogh onjuiste omzetgegevens had verstrekt in het kader van een aanbestedingsprocedure voor jeugdzorg. De Gemeente stelde dat Van Gogh bij de inschrijving in 2014 historische gegevens over de geleverde zorg in 2012 niet correct had ingevuld, wat leidde tot een te hoog arrangementstarief voor de jaren 2015 en 2016. Van Gogh betwistte de stelling van de Gemeente en voerde aan dat de cijfers die zij had verstrekt correct waren op het moment van indienen, en dat wijzigingen in de cijfers het gevolg waren van latere controles door zorgverzekeraars.

De rechtbank oordeelde dat Van Gogh verplicht was om bij de inschrijving de juiste cijfers te verstrekken en dat de Gemeente gerechtigd was om de door Van Gogh verstrekte gegevens te gebruiken voor haar berekeningen. De rechtbank stelde vast dat de cijfers die Van Gogh had opgegeven niet overeenkwamen met de cijfers die later waren verstrekt naar aanleiding van een controleverzoek van de Gemeente. De rechtbank concludeerde dat Van Gogh mogelijk tekort was geschoten in haar verplichtingen, maar dat dit nog verder onderzocht moest worden. De zaak werd verwezen naar de rol voor verdere akten van beide partijen, waarin zij hun standpunten over de benoeming van een deskundige en de relevante regelgeving moesten toelichten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zorgaanbieders bij aanbestedingen en de noodzaak om accurate informatie te verstrekken. De rechtbank hield de verdere beslissing aan, wat betekent dat de zaak nog niet definitief was afgerond en verdere stappen nodig waren om tot een oplossing te komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/258176 / HA ZA 18-624
Vonnis bij vervroeging van 21 augustus 2019
in de zaak van
De gemeente MAASTRICHT,
zetelend te Maastricht,
eiseres,
advocaten mrs. H.C. Lejeune en K.M.J.A. Smitsmans,
tegen
Stichting VINCENT VAN GOGH,handelende onder de naam
Vincent van Gogh voor Geestelijke Gezondheidszorg,
gevestigd te Venray,
gedaagde,
advocaten mrs. M.J. Hulshof en P.M.F. Boerrigter.
Eiser zal hierna de Gemeente worden genoemd en gedaagde Van Gogh.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 26 producties;
  • de conclusie van antwoord met 22 producties;
  • de rolbeschikking waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van comparitie gehouden op 9 juli 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Bij de beoordeling wordt uitgegaan van de volgende aangevoerde feiten die vaststaan omdat zij zijn erkend of onvoldoende betwist.
a. Van Gogh is een zorgaanbieder die heeft meegedaan met een door de Gemeente uitgeschreven bestuurlijke aanbestedingsprocedure om in het kader van een dienstverleningsovereenkomst (hierna DVO) voor de jaren 2015 tot en met 2017 jeugdzorg te verlenen. De Gemeente trad op voor zich zelf en een aantal andere gemeentes.
b. In de aanbestedingsprocedure moesten de inschrijvers historische gegevens invullen over de door hen geleverde zorg in het referentiejaar 2012. Van Gogh werkte in 2012 met DBC’s (diagnose-behandelcombinatie, een cijfercombinatie waar de cijfers codes zijn voor bepaalde zorgacties) als uitgangspunt voor facturering. De Gemeente vond dat op een andere manier moest worden gefactureerd en wel aan de hand van “arrangement” in plaats van DBC. Een arrangement is een eenheidsprijs voor een bepaald pakket van dienstverlening per jaar voor een unieke cliënt (nr. 2 dagvaarding).
c. Van Gogh heeft haar historische cijfers over 2012 in een spreadsheet ‘invulformat Jeugd” ingevuld en ondertekend op 21 oktober 2014 (productie 3 dagvaarding). Aan de hand van voor de inschrijvers kenbare formule(s) zijn die op DBC gebaseerde cijfers van Van Gogh omgerekend/uitgerekend naar arrangementen.
d. Van Gogh en de Gemeente hebben een DVO gesloten. De DVO is door Van Gogh op 6 november 2014 en door de Gemeente op 11 december 2014 ondertekend en gold voor het jaar 2015. De prijs voor één arrangement was € 12.256,65 (nr. 34 dagvaarding). Voor het jaar 2016 is een nieuwe op enkele punten aangepaste DVO gesloten, die door Van Gogh is ondertekend op 24 november 2015 en door de Gemeente op 14 december 2015 (productie 4 dagvaarding). De prijs per arrangement was € 11.643,82 (nr. 34 dagvaarding). De Gemeente heeft op basis van de arrangementprijs voorschotten uitbetaald aan Van Gogh.
e. Bij brief van 8 december 2017 (productie 8 dagvaarding) vraagt de Gemeente aan Van Gogh ter controle nogmaals de cijfers van Van Gogh over het referentiejaar 2012. Van Gogh geeft dan anders cijfers over dit jaar 2012 dan de cijfers over het jaar 2012 die zij in het kader van de aanbesteding in 2014 heeft verstrekt.

3.Het geschil

3.1.1
De Gemeente vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. voor recht verklaart dat Vincent van Gogh is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om de juiste omzetgegevens over 2012 in te vullen in de Excelsheet die Vincent van Gogh op 21 oktober 2014 heeft ondertekend, als gevolg waarvan Vincent van Gogh met de Gemeente een onjuist en te hoog arrangementstarief voor de jaren 2015 en 2016 is overeengekomen en voor recht verklaart dat Vincent van Gogh vanwege de onder sub 1 genoemde tekortkoming aansprakelijk is voor de schade die de Gemeente in dat kader heeft
geleden;
2. Vincent van Gogh veroordeelt om aan de Gemeente de schade als bedoeld in sub 1 te vergoeden, welke schade bestaat uit het verschil tussen het bedrag dat de Gemeente over 2015 en 2016 aan Vincent van Gogh daadwerkelijk heeft uitbetaald en het bedrag dat de
Gemeente op basis van het correcte, lagere arrangementstarief aan Vincent van Gogh had
moeten uitbetalen, zijnde een bedrag ter hoogte van € 249.359,54 althans een bedrag door
de rechtbank in goede justitie te bepalen, welk schadebedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 januari 2015, althans 28 augustus 2015, tot en met de dag der algehele voldoening.
Althans subsidiair:
1. voor recht verklaart dat de Gemeente heeft gedwaald bij de totstandkoming van het arrangementstarief uit de DVO die is gesloten op 11 december 2014 en op 14 december 2015;
2. als gevolg van de dwaling van de Gemeente, in plaats van de vernietiging van de DVO uit te spreken, (bepaalt dat, toevoeging Rb) Vincent van Gogh als gevolg van die dwaling van de Gemeente gehouden is om langs de band van artikel 6:230 lid 2 3W, het nadeel dat de Gemeente lijdt als gevolg van het feit dat een te hoog arrangementstarief voor 2015 en 2016 is overeengekomen, weg te nemen door de arrangementstarieven voor 2015 en 2016 in de DVO te wijzigen in de juiste tarieven alsmede, op grond van onverschuldigde betaling, Vincent van Gogh veroordeelt tot restitutie aan de Gemeente van € 249.359,54 binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, welk bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 januari 2015, althans 28 augustus 2018 tot en met de dag der algehele voldoening;
3. althans voor recht verklaart dat de DVO van 11december2014 en/of de DVO van 14 december 2015 is vernietigd per datum vonnis en daarbij tevens bepaalt dat, met een beroep op artikel 3:53 lid 2 BW, aan de vernietiging de werking wordt ontzegd doch Vincent van Gogh wel veroordeelt tot betaling aan de Gemeente van € 249.359,54, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, welk bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 januari 2015, althans 28 augustus 2018, tot en met de dag der algehele voldoening;
Althans meer subsidiair:
1. voor recht verklaart dat Vincent van Gogh een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens
de Gemeente door in de Excelsheet die Vincent van Gogh op 21 oktober 2014 heeft ondertekend onjuiste gegevens te verstrekken, als gevolg waarvan de Gemeente schade heeft geleden, doordat zij als gevolg van die onjuiste gegevens met Vincent van Gogh een te hoog arrangementstarief voor 2015 en 2016 is overeengekomen;
2. voor recht verklaart dat Vincent van Gogh aansprakelijk is voor de schade die de Gemeente als gevolg van de onrechtmatige daad geleden heeft, welke schade een bedrag ter hoogte van € 249.359,54 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 januari 2015, althans 28 augustus 2018 tot en met de dag der algehele voldoening bedraagt, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
3. Vincent van Gogh veroordeelt tot betaling aan de Gemeente van het totale bedrag aan schade als gevorderd in sub 2 binnen 14 dagen na betekening van het vonnis.
En in alle gevallen:
1. Vincent van Gogh veroordeelt om aan de Gemeente binnen 14 dagen na betekening van het vonnis een bedrag ter hoogte van € 6.590,- exclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vergoeden, zijnde de kosten ex artikel 6:96 BW die de Gemeente in redelijkheid heeft moeten maken om de vordering op Vincent van Gogh aan te tonen en vast te stellen en om een oplossing buiten rechte te beproeven.
2. Vincent van Gogh veroordeelt in de kosten van de onderhavige procedure met inbegrip van de nakosten en met bepaling dat Vincent van Gogh de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten verschuldigd is wanneer zij deze niet binnen 14 dagen na de uitspraak van het te wijzen vonnis heeft voldaan, welke rente dient te worden berekend met ingang van 14 dagen van het te wijzen vonnis tot (en) met de dag der algehele voldoening.
3.1.2
De Gemeente voert aan dat Van Gogh in werkelijkheid in 2012 12.926 uur heeft besteed aan zorg en niet het door haar in 2014 opgegeven aantal van 13.732 uur. Herberekening van de cijfers betekent vervolgens dat de Gemeente over 2015 € 123.926,85 teveel heeft betaald aan Van Gogh en over 2016 € 125.432,79.
3.2
Van Gogh voert aan dat de Gemeente onbevoegd was om een onderzoek in te stellen en gegevens op te vragen zoals bij brief van 8 december 2017 is gebeurd. De Gemeente handelt verder met de onderhavige vordering in strijd met verschillende beginselen van behoorlijk bestuur. Van Gogh is van mening dat zij in de op 21 oktober 2014 ingevulde spreadsheet de op die dag bekende en naar de stand van zaken op die dag juiste cijfers over 2012 heeft verstrekt. Die cijfers zijn enerzijds in de loop der jaren gewijzigd en anderzijds heeft de Gemeente anders be- en gerekend bij haar controle. Volgens Van Gogh zijn er vier redenen waarom de cijfers vermeld op de spreadsheet van 21 oktober 2014 niet gelijk zijn aan de cijfers die zijn gegeven naar aanleiding van het controleverzoek bij brief van 8 december 2017. Ten eerste heeft de Gemeente bij het controleverzoek in december 2017 Van Gogh de instructie gegeven dat zij DBC’s over 2012 die wel waren meegenomen bij de cijferverstrekking in 2014, maar die na de cijferverstrekking in 2014 bij nadien door de zorgverzekeraars uitgevoerde controles waren afgekeurd, niet mocht meenemen bij de nieuw op te geven cijfers (nrs. 3.7-3.8 conclusie van antwoord). Ten tweede heeft de Gemeente bij de nieuwe berekening na de controle drie cliënten niet meegenomen omdat aan die cliënten alleen indirecte tijd was geleverd (3.11 conclusie van antwoord). Die betreffende DBC’s zijn wel bij de zorgverzekeraar gedeclareerd. Ten derde heeft de Gemeente bij de nieuwe berekening niet meer meegenomen de behandeluren die zijn gemaakt vanaf het moment dat de cliënt 18 jaar is geworden. Bij de op 21 oktober 2014 opgegeven cijfers zijn de uren gemaakt nadat de cliënt 18 jaar is geworden, wel meegerekend indien de behandeling is begonnen tijdens de minderjarigheid en sprake was van voortzetting van die behandeling vanaf het moment van meerderjarig worden (hierna “de knip”, nrs. 3.15 e.v. conclusie van antwoord). Bij de aanbesteding is niet gevraagd om die knip te maken (nr. 3.19 conclusie van antwoord). Ten slotte voert Van Gogh aan dat zij bij de inschrijving voor de Gemeente zichtbaar haar totale historische omzet voor behandeling en verblijf – Van Gogh had in 2012 nog wel klinische zorg – heeft gedeeld door het totale aantal behandelminuten (nr. 2.17 en 3.21 conclusie van antwoord). De uitkomst van die deling kan niet worden gekwalificeerd als verzonnen; het is een rekenkundig juiste en voor de Gemeente transparante exercitie geweest.

4.De beoordeling

4.1
Het stond Van Gogh vrij om al dan niet mee te doen met de aanbestedingsprocedure. Het was daarbij aan haar om bij de prijsstelling en de inschrijving rekening te houden met al haar eigen bedrijfsomstandigheden zoals de door Van Gogh gestelde verschuiving van klinische zorg naar ambulante zorg. Het is vervolgens aan Van Gogh om het aanbod van de Gemeente naar aanleiding van haar inschrijving al dan niet te accepteren. Als de door de Gemeente geboden tarieven voor Van Gogh niet kostendekkend waren, had zij niet moeten contracteren. Er zijn dan ook geen redenen om bij de beoordeling van de vordering rekening te houden met veranderingen in de bedrijfsvoering aan de zijde van Van Gogh.
4.2.1
In de brief van 8 december 2017 (productie 8 dagvaarding) deelt de Gemeente Van Gogh mee dat de Gemeente wil controleren “
de aanlevering van gegevens die gebruikt zijn om de tarieven voor de arrangementen vast te stellen.” Enige grondslag voor de controle wordt niet vermeld en evenmin wordt vermeld wat de Gemeente wil doen indien de informatie niet wordt verstrekt. Dreigende taal wordt niet gebezigd in de brief. Daarmee is de brief niet meer dan een uitnodiging zonder vermelding van sancties indien de uitnodiging niet wordt aangenomen, aan Van Gogh om mee te werken aan een controle. Indien Van Gogh dat niet wilde, omdat zij bijvoorbeeld van mening was dat de aangezegde controle zonder grondslag en/of onrechtmatig was, had Van Gogh dit aan de Gemeente moeten meedelen en niet moeten meewerken. Nu heeft Van Gogh desgevraagd door de Gemeente vrijwillig meegewerkt aan de controle. Alleen al daarom mag de Gemeente de door Van Gogh vrijwillig gegeven cijfers in dit geschil gebruiken.
4.2.2
Voor zover Van Gogh heeft gesteld dat zij onder druk van de Gemeente uiteindelijk heeft besloten aan de controle mee te werken (nr. 3.38 conclusie van antwoord), geldt het volgende. Van Gogh heeft niet verfeitelijkt hoe die druk is uitgeoefend noch heeft zij verfeitelijkt waaruit die druk heeft bestaan. Bij gebreke van een voldoende feitelijke invulling van die druk, moet aan die stelling worden voorbij gegaan. Het moet er dus voor worden gehouden dat Van Gogh vrijwillig heeft meegewerkt aan de controle en vrijwillig alle cijfers heeft verstrekt en in dit geding mogen worden gebruikt.
4.2.3
Nu de brief van de Gemeente waarin om cijfers ter controle werd gevraagd, niet meer inhield dan een verzoek zonder enige dreiging of sanctiemededeling, valt niet in te zien dat de Gemeente in strijd met het gebod van fair play heeft gehandeld met de controlebrief. Als Van Gogh van de Gemeente had willen horen waarom de Gemeente de controle hield, had zij dat moeten vragen voordat zij die gegevens verstrekte. Het ontgaat de rechtbank waarom een vrijblijvend verzoek om op 21 oktober 2014 gegeven cijfers te willen controleren, waar vrijwillig gehoor aan wordt gegeven, strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel oplevert. Het rechtszekerheidsbeginsel is niet geschreven ter bescherming van belangen van personen die, naar eventueel achteraf blijkt, onjuiste gegevens hebben verschaft op grond waarvan betalingen zijn gedaan. Daarmee faalt ook het beroep van Van Gogh op dit beginsel.
4.2.4
De Gemeente heeft ter comparitie onweersproken aangevoerd dat de controle in 2018 vele DVO’s en aanbieders heeft getroffen (zie het van die comparitie opgemaakte proces-verbaal). Er kan dus evenmin worden gezegd dat de Gemeente handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Al met al is dus geen sprake van onrechtmatige controle of bewijsvergaring en faalt het beroep van Van Gogh voor zover inhoudende dat de Gemeente gehandeld zou hebben in strijd met verschillende beginselen van behoorlijk bestuur.
4.3
Een inschrijver op een aanbesteding dient zich bij die inschrijving te houden aan de regels die door de aanbesteder zijn opgesteld. Hierbij zal niet elke regel kunnen worden gekwalificeerd als een verbintenis waarin kan worden tekortgekomen in de nakoming in de zin van art. 6:74 BW. Indien echter wordt gevraagd naar omzetcijfers uit het verleden ten einde aan de hand daarvan te komen tot een berekening van de door de aanbesteder te betalen prijs, moet de verplichting om die cijfers naar waarheid te verstrekken, worden gekwalificeerd als een verbintenis in de zin van genoemd artikel. De verplichting om hier de juiste cijfers te verschaffen is immers een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking waarbij de inschrijver verplicht is om de juiste cijfers te geven aan de aanbesteder. Indien deze verbintenis niet wordt nagekomen, is sprake van tekortkoming in de zin van art. 6:74 lid 1 BW. De daardoor veroorzaakte schade zal moeten worden vergoed, tenzij de tekortkoming niet aan Van Gogh kan worden toegerekend.
4.4
Tussen partijen staat vast dat de omzetcijfers over 2012 die Van Gogh heeft ingevuld op 21 oktober 2014, niet gelijk zijn aan de omzetcijfers die Van Gogh heeft gegeven naar aanleiding van de controlebrief van 8 december 2017. Daarmee staat echter nog niet vast dat Van Gogh is tekortgekomen in de nakoming van haar verbintenis inhoudende dat zij bij de inschrijving in 2014 de juiste cijfers moest verstrekken. Van Gogh betwist namelijk de stelling van de Gemeente dat die cijfers onjuist. Daarnaast voert zij ook aan dat die gestelde onjuistheid van die cijfers haar niet kan worden toegerekend. Zie de hiervoor in rov. 3.2 vermelde vier redenen. Die vier redenen zullen hierna worden beoordeeld.
4.5
De eerste opgegeven reden is dat de op 21 oktober 2014 opgegeven cijfers toentertijd juist waren, maar dat zorgverzekeraars na 21 oktober 2014 cijfers/facturen van het jaar 2012 na 21 oktober 2014 hebben gecontroleerd en vervolgens hebben afgekeurd. De gemeente heeft bij het controleverzoek in december 2017 Van Gogh de instructie gegeven om de cijfers te geven met inachtneming van de uitkomsten van die na 21 oktober 2014 door de zorgverzekeraars uitgevoerde controles.
Aan de hand van de thans overgelegde stukken valt hierover nog geen oordeel te geven. Het komt geraden voor om een deskundige, bijvoorbeeld een registeraccountant, onderzoek te laten doen. Deze zal de vraag moeten beantwoorden of en zo ja welke cijfers zijn veranderd ten gevolge van door zorgverzekeraar(s) na 21 oktober 2014 afgekeurde cijfers/facturen. Indien veranderingen worden aangetroffen, dient de deskundige door te rekenen welke financiële gevolgen deze andere cijfers hebben. Dit verweer van Van Gogh moet worden gekwalificeerd als een overmachtsverweer. Zij zal de feiten die overmacht opleveren op grond van de tekst van art. 6: 74 lid 1 BW moeten stellen en bewijzen. Van Gogh zal daarom het door de te benoemen deskundige gewenste voorschot moeten voorschieten. Indien de hiervoor genoemde vragen niet aan de hand van de boekhouding of andere stukken met voldoende zekerheid kunnen worden beantwoord, komt niet vast te staan dat de door Van Gogh op 21 oktober 2014 gegeven cijfers zijn veranderd ten gevolge van na 21 oktober 2014 plaatsgevonden hebbende controles waarbij cijfers/facturen door zorgverzekeraar(s) zijn afgekeurd. Het beroep van Van Gogh op overmacht voor zover gevoerd met deze reden zal dan worden afgewezen.
4.6
De tweede opgegeven reden is dat de cijfers door de Gemeente zelf zijn gewijzigd omdat de Gemeente bij de nieuwe berekening na de controle drie cliënten niet heeft meegenomen omdat aan die cliënten alleen indirecte tijd was geleverd (3.11 conclusie van antwoord). De betreffende DBC’s zijn volgens Van Gogh wel bij de zorgverzekeraar gedeclareerd. De brief van de Gemeente van 2 maart 2018 (productie 13 dagvaarding) houdt wat dit betreft in: “
Er zijn 3 regels waarbij de DBC indirect is geleverd. Conform de regelgeving zoals deze al langer van toepassing is, worden DBC’s waar enkel indirecte tijd geleverd is niet vergoed. Om deze reden tellen deze regels niet mee bij de verdere berekening”. Daarmee staat vast dat de Gemeente inderdaad zelf de cijfers heeft veranderd. De vraag is of die verandering legitiem is geweest of, anders gezegd, mocht Van Gogh op 21 oktober 2014 conform de regels van 2012 deze indirecte levering meetellen bij haar omzetcijfers. In de brief van de Gemeente van 9 maart 2018 (productie 14 dagvaarding) is hieromtrent vermeld: “
Er is driemaal een DBC Indirecte Tijd geleverd. [naam 1] zegt dat dit volgens de NZA-spelregels is toegestaan. [naam 2] reageert dat in de zorgverzekeraarcontracten dit standaard niet was toegestaan. Deze lijn is ook gehanteerd in de controle. [naam 1] vindt het prima om deze drie regels niet mee te nemen in de controle omdat dit het gemiddelde tarief omlaag zal brengen. [naam 2] vindt het prima om dit te accepteren, maar hiervoor dient wel een akkoord gegeven te worden door Vincent van Gogh. [naam 3] zal nog controleren of het voor het tarief het voordeligst is om deze wel of niet mee te nemen.”. Het is op dit moment niet duidelijk wat Van Gogh, bij monde van [naam 1] , bedoelt met “de NZA-spelregels”, noch wat de status daarvan is noch welke concrete spelregels Van Gogh precies bedoelt. De Gemeente, bij monde van [naam 2] , heeft net zo min onderbouwd zijn stelling dat het in de zorgverzekeraarscontracten standaard niet was toegestaan om een DBC indirecte tijd te leveren. Beide partijen worden in de gelegenheid gesteld om in hun hierna in het dictum genoemde aktes hierover duidelijkheid te geven. Het verdient daarbij aanbeveling dat Van Gogh hierbij in de vorm van een productie overlegt een gemotiveerd standpunt van de NZA hieromtrent en de Gemeente het standpunt/de standpunten, eveneens gemotiveerd, van “de zorgverzekeraars”.
4.7.1
In de op 21 oktober 2014 opgegeven omzetcijfers heeft Van Gogh meegenomen de behandeluren besteed aan een 18-jaar of oudere als een voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd aangevangen behandeling is voortgezet na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar. De Gemeente is van mening dat alleen die uren mochten worden opgegeven gemaakt voordat de behandelde 18 jaar werd. De brief van de Gemeente van 2 maart 2018 (productie 13 dagvaarding) houdt wat dit betreft in: “
Er zijn 5 regels waarbij een cliënt gedurende 2012 18+ is geworden. Op deze regels heeft dus, zoals beschreven staat in de bijgevoegde brief bij de uitvraag, een herberekening op plaatsgevonden.”. Daarmee staat vast dat de Gemeente inderdaad zelf de cijfers op dit punt heeft veranderd. Nu niet voldoende anders is gesteld of gebleken moet er eveneens van worden uitgegaan dat 5 regels zijn herschreven in het kader van de knip-problematiek. Ook hier geldt dat moet worden onderzocht of Van Gogh op 21 oktober 2014 deze vijf regels mocht opgegeven, zoals zij heeft gedaan. In de brief van de Gemeente van 9 maart 2018 (productie 14 dagvaarding) is hieromtrent vermeld: “
Er zijn 5 regels waarbij een herberekening heeft plaatsgevonden o.b.v. de leeftijd van de cliënten. Dit stond ook al uitgelegd in de bijgevoegde brief bij de uitvraag. Vincent van Gogh was hiervan op de hoogte. [naam 1] zal echter nog in de administratie nakijken of hij de ingezette hoeveelheid zorg nog meer kan specificeren voor deze 5 regels.”.
4.7.2
Voor zover de Gemeente heeft aangevoerd dat uit de aanbestedingsstukken bleek dat de knip moest worden gemaakt, is die stelling niet onderbouwd met een verwijzing naar een passage in die stukken waaruit dat blijkt. Een dergelijke verwijzing is ook niet te vinden in de brief van 9 maart 2018 (productie 14 dagvaarding). In die brief wordt niet verwezen naar een passage uit de aanbestedingstukken waaruit zou moeten blijken dat de knip moet worden gemaakt. Wel wordt verwezen naar een bij de uitvraag bijgevoegde brief, maar welke brief bij welke uitvraag hierbij is bedoeld, kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. Al met al kan dus niet worden vastgesteld dat Van Gogh aan de hand van de inhoud van de aanbestedingsstukken de knip had moeten toepassen bij het verstrekken van de omzetcijfers op 21 oktober 2014.
4.7.3
De aanbesteding is gehouden in het kader van onder meer de Jeugdwet. Dat volgt alleen al uit de bij dagvaarding overgelegde productie 1, de Samenwerkingsovereenkomst Inkoop Sociaal Domein Regio Maastricht Heuvelland. Op pag. 2 van die Samenwerkingsovereenkomst is in sub b vermeld dat de gemeenten vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk worden voor de uitvoering van de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wmo 2015. Art. 1.1 in het eerste hoofdstuk van de Jeugdwet van 1 maart 2014, Stb. 2014, 105 bepaalt dat onder jeugdige in de zin van de Jeugdwet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan de persoon die:
1°. de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt,
2°. de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of
3°. de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.
Gelet op hetgeen hiervoor onder “3°.” is geciteerd, valt zonder nadere, door de Gemeente te geven toelichting, die echter ontbreekt, niet in te zien dat Van Gogh bij haar op 21 oktober 2014 gegeven omzetcijfers niet mocht meenemen de behandeluren gemaakt ten behoeve van een 18-plusser indien de behandeling was aangevangen voordat de cliënt 18 jaar werd. Dit betekent dat de Gemeente ten onrechte in haar nieuwe berekening niet heeft meegenomen deze uren. Wat dat betreft zullen partijen te zijner tijd in staat worden gesteld een nieuwe berekening te maken waarin in elk geval deze uren wel worden meegenomen.
4.8
De rechtbank ziet niet dat en op welke wijze de stelling van Van Gogh dat zij bij de inschrijving voor de Gemeente zichtbaar haar totale historische omzet voor behandeling en verblijf heeft gedeeld door het totale aantal behandelminuten, invloed heeft gehad op het verschil tussen de cijfers die zijn verstrekt op 21 oktober 2014 en de cijfers die zijn verstrekt naar aanleiding van het controleverzoek bij brief van 8 december 2017. Deze vierde reden kan daarom niet bijdragen aan de stelling van Van Gogh dat de tekortkoming niet aan haar kan worden toegerekend. De stelling kan evenmin worden beschouwd als een betwisting van enig door de Gemeente aangevoerd feit dat moet komen vast te staan voordat de vordering kan worden toegewezen.
4.9
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
verwijst de zaak naar de rol van 18 september 2019 voor zijdens beide partijen gelijktijdig te nemen akte uitlating waarin:
a. elke partij zich kan uitlaten omtrent de vraag welke deskundige moet worden benoemd voor het hiervoor in rov. 4.5 genoemde onderzoek, hoeveel deskundigen moeten worden benoemd, de aan de deskundige te stellen vragen en de maximale hoogte van het door de deskundige gevraagde voorschot op zijn onderzoekskosten;
b. Van Gogh nader moet toelichten en onderbouwen haar stelling dat het volgens de NZA-spelregels in 2012 was toegestaan om een DBC Indirecte Tijd te leveren, waarbij als productie een verklaring ter zake van de NZA mag worden overgelegd;
c. de Gemeente nader moet toelichten en onderbouwen de stelling dat in de zorgverzekeraarscontracten het standaard niet was toegestaan om een DBC Indirecte Tijd te leveren, waarbij als producties desbetreffende verklaringen van zorgverzekeraars mogen worden overgelegd;
5.2
bepaalt dat elke partij vier weken nadat de hiervoor genoemde akte door de wederpartij is genomen, een antwoordakte mag nemen waarin wordt gereageerd op hetgeen de andere partij in de eerder genomen akte heeft aangevoerd;
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2019.