ECLI:NL:RBLIM:2023:279

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
ROE 21/2892
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van de WIA-uitkering van eiseres en de zorgvuldigheid van het UWV-onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV over haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres, die sinds 2015 ziek is en een WIA-uitkering ontvangt, was het niet eens met de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid op 40,90% per 8 maart 2021. Het UWV had eerder haar bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres voerde aan dat het onderzoek door het UWV onzorgvuldig was en dat haar medische situatie niet goed was ingeschat. De rechtbank heeft de processtukken en de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de rapporten voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hebben verzameld en dat de vastgestelde beperkingen van eiseres correct zijn. Eiseres heeft geen nieuwe, relevante informatie kunnen aanleveren die zou leiden tot een andere conclusie. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2892

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.J.C. van Bekkum),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: drs. S. Barto).

Procesverloop

Met het besluit van 8 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 8 maart 2021 vastgesteld op 40,90%. Haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wijzigt hierdoor niet.
Met het besluit van 20 september 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 13 december 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1
.Eiseres was in dienst van uitzendbureau Wiertz Personeelsdiensten B.V. en uit dien hoofde uitgeleend aan Green Power B.V. als magazijnmedewerkster voor gemiddeld 32,03 uur per week. Haar dienstverband is per 29 juni 2015 verbroken, waarna zij van het UWV een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Op 28 december 2015 heeft zij zich ziek gemeld in verband met psychische klachten. Sinds 28 maart 2016 ontving eiseres ziekengeld op grond van de Ziektewet. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft het UWV een medisch onderzoek verricht. Daarbij is vastgesteld dat eiseres geen benutbare mogelijkheden had, waarop het ziekengeld is gecontinueerd. Nadat eiseres een aanvraag om een WIA-uitkering had gedaan heeft het UWV opnieuw een medisch en een arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dat onderzoek heeft het UWV aan eiseres met ingang van 25 december 2017 een loongerelateerde Werkhervattingsuitkering Gedeeltelijke Arbeidsgeschikten (WGA) toegekend.
2. In februari 2019 heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres opnieuw beoordeeld. In dat verband heeft het UWV wederom een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dat onderzoek heeft het UWV bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 21 februari 2019 37,55% bedraagt (klasse 35 tot 45%). Per 27 juni 2019 is de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering.
3. Op 4 november 2020 heeft eiseres zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Op grond van deze melding heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres opnieuw beoordeeld en in dat verband een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Met ingang van 1 maart 2021 ontvangt eiseres een WGA-vervolguitkering.
4. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 8 maart 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 1 februari 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres (nog steeds) niet geschikt is voor haar eigen werk als magazijnmedewerkster, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze drie functies 59,10% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 40,90%. De hoogte van de WGA-vervolguitkering van eiseres wijzigt hierdoor niet, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage binnen de klasse 35 tot 45% blijft.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Wel heeft zij de weergave van de urenbeperking op de FML verbeterd (FML van 26 augustus 2021). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres?

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Ze verzoekt in eerste instantie om dat wat in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Daarnaast voert eiseres aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Zij stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar ten onrechte niet heeft uitgenodigd voor een spreekuur. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat dit, in het kader van een volledige heroverweging, wel nodig was geweest. Zij had alleen afgezien van de hoorzitting in bezwaar maar een hoorzitting is niet te vergelijken met een spreekuur bij een verzekeringsarts. Bovendien had de verzekeringsarts bezwaar en beroep moeten motiveren waarom een spreekuur niet nodig zou zijn [1] , en dit is volgens eiseres niet gedaan. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij zich bij het spreekuurcontact met de primaire verzekeringsarts niet als een mens behandeld voelde en dat het contact slechts twee minuten duurde. Verder had de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie bij de behandelaars moeten opvragen: de informatie van de psycholoog waarnaar in de stukken is verwezen is gedateerd en daarom had recente informatie moeten worden opgevraagd. Ter zitting heeft eiseres hieraan toegevoegd dat de primaire verzekeringsarts ook geen informatie heeft opgevraagd, ondanks dat eiseres daarvoor wel een machtiging had gegeven. Verder voert eiseres aan dat haar medische situatie slechter is en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Eiseres stelt dat de behandelend sector een ander oordeel heeft over haar rugklachten en zij verwijst daartoe naar de brief van [naam] van 13 april 2021. Eiseres wijst ook nog naar de resultaten van een in België uitgevoerde arbeidsongeschiktheidsbeoordeling waaruit volgt dat haar belastbaarheid veel lager is dan door het UWV ingeschat. Ter zitting voegt eiseres hieraan toe dat het onbegrijpelijk is dat de beoordeling door het UWV zo afwijkt van de beoordeling die door de Belgische arts is verricht; daarvoor ontbreekt een deugdelijke motivering aldus eiseres. Haar medische situatie zal alleen maar verslechteren en dat verenigt zich niet met de besluitvorming van het UWV. Eiseres wijst verder nog op informatie van haar huisarts en van een pijncentrum. Tot slot heeft eiseres aangegeven dat zij eventueel een second opinion wil inbrengen.

Waarover gaat het in deze zaak?

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 8 maart 2021 voor 40,90% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 8 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank?

8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres per 8 maart 2021 voor 40,90% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
10. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
11. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts heeft de klachten van eiseres, haar belemmeringen, de diagnose en de prognose in zijn rapport vermeld. Hij heeft beschreven dat eiseres verminderd belastbaar is ten opzichte van de laatste beoordeling in februari 2019 en hij heeft de belastbaarheid van eiseres beschreven in de FML van 1 februari 2021.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 26 augustus 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd geen aanleiding te zien om anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. Ze stelt dat de verzekeringsarts uitgebreid en zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat er voldoende informatie voor handen was voor een weloverwogen beslissing. Wel corrigeert ze de verwoording van de urenbeperking in de FML van 26 augustus 2021 op basis van de nadere toelichting van de verzekeringsarts.
13. Anders dan eiseres stelt, is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen spreekuurcontact heeft gehouden niet kan leiden tot de conclusie dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. De door eiseres aangehaalde jurisprudentie gaat over de afwezigheid van een spreekuurcontact met een verzekeringsarts tijdens de primaire beoordeling en de beoordeling in bezwaar, waarbij eveneens is afgezien van een spreekuurcontact. Deze jurisprudentie acht de rechtbank in het geval van eiseres niet van toepassing. Eiseres is tijdens de primaire verzekeringsgeneeskundige beoordeling op het spreekuur gezien en zowel psychisch als lichamelijk onderzocht door een verzekeringsarts. De bevindingen van dat onderzoek zijn gedocumenteerd door de verzekeringsarts in zijn rapportage. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft die rapportage ook betrokken bij haar medische beoordeling. Dat eiseres het spreekuurcontact bij de verzekeringsarts als onprettig ervaren heeft, is vervelend, maar kan niet leiden tot het oordeel dat dat onderzoek zorgvuldig was. De stelling van eiseres dat het spreekuurcontact maar twee minuten duurde, overigens is die stelling in strijd met wat in het rapport van de verzekeringsarts is weergegeven (‘duurt ongeveer 1 uur’, pag. 3), geeft voor de rechtbank evenmin aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid. Op basis van de rapporten van de verzekeringsartsen ziet de rechtbank namelijk geen aanleiding om aan te nemen dat er aspecten zijn gemist van de medische situatie van eiseres zoals deze op 8 maart 2021 bestond. De door eiseres in haar beroepschrift en ter zitting aangehaalde klachten, namelijk haar psychische klachten en haar rugklachten, waren bij hen bekend en zijn meegewogen in de beoordeling. Verder maakt de rechtbank uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat zij het onderzoek van de primaire verzekeringsarts tijdens het spreekuur als zorgvuldig en uitgebreid heeft beoordeeld en zij stelt dat er voldoende informatie voorhanden was om tot een weloverwogen beslissing te kunnen komen. Ook stelt zij dat er in bezwaar geen nadere, door medische stukken onderbouwde, medische feiten zijn ingebracht. Gelet hierop kan de rechtbank volgen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet op spreekuur heeft gezien en ziet de rechtbank geen aanleiding om hierdoor aan te nemen dat het onderzoek onzorgvuldig zou zijn. De rechtbank volgt de stelling van eiseres, dat een spreekuurcontact nodig was in het kader van een volledige heroverweging in bezwaar, dan ook niet. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep [2] volgt dat artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (heroverweging van het primaire besluit in bezwaar) niet betekent dat in bezwaar een verzekeringsgeneeskundig onderzoek volledig opnieuw moet worden gedaan.
14. Ook het feit dat de verzekeringsartsen ervoor hebben gekozen geen nadere medische informatie op te vragen bij de behandelaars van eiseres, leidt niet tot de conclusie dat het onderzoek onzorgvuldig is. De rechtbank maakt uit het rapport van de verzekeringsarts op dat hij inderdaad een machtiging van eiseres heeft gekregen, maar dat later bleek dat het stuk waar het hem om ging al in het dossier aanwezig was. Verder overweegt de rechtbank dat voor een verzekeringsarts aanleiding bestaat om de behandelaars te raadplegen in gevallen waarin er sprake is van een (geplande) behandeling die beduidend effect zal hebben op de arbeidsmogelijkheden van eiseres of indien de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over haar beperkingen. Eiseres stelt dat de verzekeringsartsen zich hebben gebaseerd op een brief van de psycholoog uit 2018 en dat deze informatie is verouderd. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Eiseres heeft medische informatie ingebracht van haar psychiater en twee verwijsbrieven van het medisch centrum Zuyderland en basis GGZ Mondriaan. Hierover heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 22 augustus 2022 gesteld dat de psychotherapeutische behandeling (van 2 februari tot 22 maart 2021) en gebruikte medicatie al bekend was. Over deze behandeling heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep al gesteld dat er geen duidelijke vooruitgang werd geboekt. In het schrijven van de psychiater ontbreekt verder een diagnose, bevindingen bij psychisch onderzoek of een concrete beschrijving van de behandeling. De verwijsbrieven bevatten geen medisch inhoudelijke informatie en zijn van ruim na datum in geding. Eiseres heeft deze motivering niet betwist. De rechtbank kan deze motivering ook volgen. Het is niet gebleken dat er sprake was van een (bij de verzekeringsartsen onbekende) behandeling met beduidend effect of van een beredeneerd afwijkend standpunt van de behandelaar, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om aan te nemen dat de verzekeringsartsen informatie hadden moeten opvragen. In conclusie ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen een onvolledig beeld hebben van de psychische gesteldheid van eiseres rond datum in geding.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten en belemmeringen van eiseres, de bevindingen uit het lichamelijk en psychisch onderzoek door de verzekeringsarts en de beschikbare informatie van de behandelaars betrokken in haar beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat haar rapport aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
16. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat fysiek zwaardere arbeid voor eiseres niet geschikt is en dat de psychische draagkracht van eiseres verminderd is. In de FML van 1 februari 2021 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, de fysieke omgeving, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
17
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 26 augustus 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Zij ziet geen reden om aan te nemen dat eiseres over geen benutbare mogelijkheden beschikt omdat zij niet voldoet aan de criteria daarvoor. Verder is er in de bezwaarprocedure geen informatie naar voren gekomen dat heeft geleid tot een ander oordeel over de belastbaarheid van eiseres per de datum in geding. Wel corrigeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML voor wat betreft de urenbeperking, omdat de verzekeringsarts de beperking na overleg met de arbeidsdeskundige nader heeft gespecificeerd (FML van 26 augustus 2021). Tot slot is de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd ingegaan op de (medische) bezwaargronden van eiseres.
18. Eiseres voert aan dat de verzekeringsartsen haar belastbaarheid niet goed hebben ingeschat en verwijst hierbij naar de Belgische arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, de informatie van haar huisarts en een pijncentrum en de informatie van [naam] van 13 april 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar aanvullende rapport van 21 april 2022 hierop gereageerd. Uit dit rapport maakt de rechtbank op dat een deel van de door eiseres ingestuurde informatie ziet op medische feiten en omstandigheden van na 8 maart 2021, zodat hieraan in onderhavige zaak geen gevolgen kunnen worden verbonden. Verder leest de rechtbank hierin dat de overige medische stukken geen relevante, andere informatie bevatten dan reeds bekend was met betrekking tot de datum van 8 maart 2021. De rechtbank maakt hieruit op dat - anders dan eiseres lijkt te veronderstellen - de behandelaar en de verzekeringsartsen van het UWV geen andere conclusie hebben over de rugklachten van eiseres. Tot slot kan aan het rapport van de Belgische arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet de waarde worden toegekend die eiseres daaraan gehecht wenst te zien. Het onderzoek dat in België heeft plaatsgevonden is gedaan aan de hand van de (wettelijke) criteria zoals die in België gelden en niet bij of krachtens de regels in de Wet WIA en het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat dit niet af doet aan de resultaten en conclusie van de Belgische verzekeringsarts, en het verschil daarvan met de resultaten en conclusie van de Nederlandse verzekeringsarts. De rechtbank leest in deze stukken -anders dan eiseres kennelijk vindt- dat er wel de nodige verschillen zijn tussen de Belgische en Nederlandse beoordelingscriteria. Zo verschilt de FML inhoudelijk substantieel en is deze ook opgesteld aan de hand van de in België gehanteerde uitgangspunten. De rechtbank concludeert dan ook dat de conclusies uit het Belgische onderzoek niet één op één overgenomen kunnen worden in het Nederlandse onderzoek. Daar komt nog bij dat dit onderzoek heeft plaatsgevonden in november 2018, enkele maanden voor 8 maart 2021. Nu de verzekeringsarts een lichamelijk onderzoek heeft verricht op 1 februari 2021, dat wil zeggen omstreeks 8 maart 2021, en de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit onderzoek heeft beoordeeld en onderschreven, kan de rechtbank eiseres niet volgen in haar standpunt. Aangezien eiseres geen gegevens heeft ingebracht van een eventuele second opinion, komt de rechtbank anderszins niet toe aan het beoordelen van de vraag of de verzekeringsartsen haar belastbaarheid hebben onderschat.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Eiseres moet op 8 maart 2021 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 26 augustus 2021. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 8 maart 2021.
De arbeidskundige beoordeling
20. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen, zoals weergegeven in de FML van 26 augustus 2021, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundigen hebben in hun rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. Daarbij zijn de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. Eiseres heeft verder ook geen arbeidskundige gronden ingediend.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 8 maart 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 59,10% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als magazijnmedewerkster, zodat eiseres voor de overige 40,90% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 8 maart 2021 terecht bepaald op 40,90%.
23. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 januari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 12 januari 2023 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, van 28 april 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:974).
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, 17 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1839