ECLI:NL:RBLIM:2023:2759

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
ROE 21/2232
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een bedrijfspand op basis van het nieuwe Damoclesbeleid wegens drugshandel

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F.A. Dronkers, en de Burgemeester van de gemeente Leudal. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester om het bedrijfspand van eiser voor twaalf maanden te sluiten, naar aanleiding van de constatering van drugshandel. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 april 2019, waarin de sluiting werd gehandhaafd. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 28 augustus 2020 het beroep van eiser gegrond verklaard en de burgemeester opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 29 juli 2021 handhaafde de burgemeester de sluiting op basis van het nieuwe Damoclesbeleid, dat op 16 november 2018 in werking trad. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester het motiveringsgebrek heeft hersteld en dat de sluiting niet onredelijk bezwarend is. De rechtbank wijst op de verzwarende omstandigheden, zoals de aanwezigheid van grote hoeveelheden hennep en de betrokkenheid van een crimineel netwerk. Eiser betoogt dat de burgemeester niet had mogen sluiten op basis van het nieuwe beleid, maar de rechtbank oordeelt dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd waarom de sluiting gerechtvaardigd is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de sluiting van het pand voor de duur van twaalf maanden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2232

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.A. Dronkers),
en

de Burgemeester van de gemeente Leudal (verweerder)

(gemachtigde: V.M.A. Routheut en F.H.Y.S. Horrik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester van 27 november 2018 waarbij de burgemeester heeft besloten het bedrijfspand van eiser aan de [adres] in [vestigingsplaats] op 4 december 2018 te sluiten en voor twaalf maanden gesloten te houden.
1.1
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In het besluit van 1 april 2019 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en de sluiting van twaalf maanden gehandhaafd. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij deze rechtbank.
1.2.
In de uitspraak 28 augustus 2020 [1] heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard, het besluit van 1 april 2019 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
1.3.
Verweerder heeft op 29 juli 2021 een nieuwe besluit genomen (het bestreden besluit). In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep in gesteld.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 16 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie blijkt dat op 6 november 2018 in het bedrijfspand van eiser onder andere is aangetroffen:
- ongeveer 130 gram hennep in het bedrijfspand;
- ongeveer 30 gram hennep in een diepvrieszakje in het winkelgedeelte van het bedrijfspand bij de kassalade onder de counter;
- ongeveer 100 gram hennep(resten) in een hakselaar op de bovenverdieping van de opslagloods van het bedrijfspand.
Voorts blijkt uit deze rapportage dat er jaar in jaar uit vanuit het pand verdovende middelen verhandeld werden die staan op lijst I en II van de Opiumwet, als ook apparatuur om de kweek van deze middelen te bewerkstelligen. In de rapportage wordt voorts door de politie gerapporteerd dat er twee motoren zijn aangetroffen van de Motorclub “ [naam motorclub] ” en dat deze in beslag zijn genomen. Een van deze motoren is vermoedelijk gebouwd uit gestolen onderdelen. De politie rapporteert dat er een crimineel netwerk schuil gaat met vertakkingen naar de Motorclub “ [naam motorclub] ”. Er werden verder attributen aangetroffen welke onder meer wijze op vervoer van grote hoeveelheden hennep. En alhoewel het pand een zogenaamde ‘growshop’ betreft, wordt hiermee de ware aard van het bedrijf verhuld, namelijk de handel in verdovende middelen, zo vermeldt de rapportage. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat er sprake is van grensoverschrijdende criminaliteit nu door tussenkomst van eiser contacten worden onderhouden met het buitenland.
Gelet hierop en de negatieve effecten van de handel in en het gebruik van drugs in de openbare orde alsmede de omstandigheid dat er sprake is van meermaals recidive, wordt geadviseerd het pand voor langere tijd te sluiten.
Het besluit van 1 april 2019
3. Verweerder heeft in het primaire besluit besloten het pand voor een periode van twaalf maanden te sluiten met ingang van 4 december 2018. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In het besluit van 1 april 2019 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en de sluiting van twaalf maanden gehandhaafd.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij deze rechtbank.
3.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 28 augustus 2020 het beroep van eiser gegrond verklaard, het besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. De rechtbank heeft daartoe als volgt overwogen:

5.1. Verweerder heeft gehandeld overeenkomstig het onmiddellijk werkende en geldende Damoclesbeleid 2018 Gemeente Leudal. Dit beleid is vastgesteld op 5 november 2018, bekendgemaakt in het Gemeenteblad van 15 november 2018 en in werking getreden op 16 november 2018 (het nieuwe beleid). Beleidsregel in dit beleid is dat als de eerste keer sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel het daartoe aanwezig hebben van een hoeveelheid softdrugs van 50 gram of meer in een lokaal het lokaal wordt gesloten en gesloten gehouden voor twaalf maanden. Toen de hennep op 6 november 2018 in het bedrijfspand van eiser is aangetroffen gold nog het Damoclesbeleid Leudal van 5 juni 2012 (het oude beleid). Beleidsregel was toen dat, als de eerste keer sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel het daartoe aanwezig hebben van softdrugs in een lokaal een waarschuwing wordt gegeven dat de verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs dient te worden gestaakt. In het algemene deel van dat beleid was opgenomen dat de beleidsregels een richtlijn vormen waarvan de burgemeester in voorkomende gevallen kan afwijken.
5.2
Verweerder heeft in het bestreden besluit alleen overwogen dat de onmiddellijke
werking van het nieuwe beleid in dit geval geen reden geeft van het oude beleid uit te gaan en dat dat misschien anders was geweest als tussen de constatering van de overtreding en de besluitvorming een aanzienlijke periode zou zijn gelegen. Verweerder heeft hiermee onvoldoende uitgelegd waarom in het specifieke geval van eiser, waarin sprake is van een belastend besluit, zich niet de bijzondere omstandigheid voordoet dat het rechtszekerheidsbeginsel aan toepassing van het geldende beleid in de weg staat en heeft daarom onvoldoende gemotiveerd dat in zoverre geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die hem noodzaakt van het geldende beleid af te wijken.’
Het bestreden besluit
4. In het bestreden besluit heeft verweerder zich – samengevat weergegeven – op het volgende standpunt gesteld. Tot 16 november 2018 gold het Damoclesbeleid gemeente Geudal 2012 (het oude beleid). Met ingang van 16 november 2018 gold het Damoclesbeleid gemeente Leudal 2018 (het nieuwe beleid). Op de datum van het sluitingsbevel (27 november 2018) gold dus het nieuwe beleid. Het bestuursorgaan handelt overeenkomst zijn geldende beleid en wijkt daar alleen van af als sprake is van bijzondere omstandigheden die leiden tot een onevenredigheid tussen de met het besluit te dienen belangen en de individuele belangen van een of meer belanghebbenden. Verweerder mocht uitgaan van de juistheid van de op ambtseed opgemaakt bestuurlijke rapportage en daarmee staat de bevoegdheid van verweerder om het lokaal voor 12 maanden te sluiten, vast.
Het nieuwe beleid is echter ongunstiger voor eiser dan het oude beleid en dit is aan te merken als een bijzondere omstandigheid op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder is van mening dat, alle feiten en omstandigheden overwegend, de rechtsonzekerheid er niet toe heeft geleid dat toepassing van het geldende (nieuwe) beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn met de doelen die met de beleidsregel en het besluit worden gediend. In het nieuwe beleid is immers een overgangsrecht opgenomen, waarin staat dat het nieuwe beleid van toepassing is op zaken waarin nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft ook verzwarende bijkomende omstandigheden meegewogen zoals die naar voren zijn gekomen in de bestuurlijke rapportage (zie rechtsoverweging 1). Daarnaast heeft verweerder overwogen dat toepassing van het oude beleid vergelijkbare consequenties had gehad. In het oude beleid was een afwijkingsbevoegdheid vanwege bijzondere omstandigheden opgenomen, waardoor ook op grond van het oude beleid een zwaardere maatregel kon worden opgelegd.
5. Eiser heeft in beroep de navolgende gronden naar voren gebracht. Eiser betoogt dat de burgemeester niet op basis van het oude beleid het bedrijfspand had mogen sluiten. Hooguit een waarschuwing kon aan de orde zijn. De rechtszekerheid is met dit besluit wederom in het geding. De in het besluit genoemde omstandigheden kunnen niet dragend zijn voor het belastend besluit. Eiser acht het voorts onbegrijpelijk dat de burgemeester hem een jaar na het besluit van de rechtbank – en bijna drie jaar na de sluitingsbeslissing – deze omstandigheden/ beschuldigingen aanrekent. Dit, nadat eiser meermaals heeft aangeboden met de burgemeester in gesprek te komen, hetgeen is afgewezen. Dat nu eerst het besluit is genomen illustreert volgens eiser dat de genoemde omstandigheden niet echt serieus kunnen worden genomen en als ernstig/zwaarwegend kunnen worden aangemerkt en tevens niet dragend kunnen zijn voor een besluit dat indruist tegen rechtszekerheid. Het besluit tot sluiting heeft verstrekkende gevolgen gehad voor eiser en zijn onderneming.
Voorts was er geen sprake van objectief vastgestelde bijzondere omstandigheden die een zwaarwegend beginsel van rechtszekerheid opzij konden zetten. Ten aanzien van de bijzondere omstandigheden wijst eiser erop dat de bedrijfsactiviteiten van rechtsvoorganger ATK niet aan hem kunnen worden aangerekend. Ten aanzien van de overige genoemde omstandigheden is eiser nooit gehoord. Zo heeft eiser geen weet van de in het besluit genoemde aanloop bij het bedrijf van bij politie bekende personen, de betrokkenheid van Motor Club “ [naam motorclub] ”, de in de loods aangetroffen goederen, voor zover deze al in strijd zouden zijn met de wet, die een rol spelen bij teelt, verwerking, verpakking en vervoer van drugs, de aanwezigheid van vuurwapens, een zwarte boekhouding en windowdressing. Deze beschuldiging van de zijde van de burgemeester zijn allen niet onderbouwd. Dit blijkt ook uit het feit dat er geen sprake is geweest van een strafrechtelijk ingrijpen. Dat het pand een schakel is (geweest) in een crimineel netwerk mist eveneens elke onderbouwing. Ook na de heropening van het pand is eisers meermaals onderworpen geweest aan controles door gemeente, politie, en belastingdienst, waarbij geen enkele overtreding op welk gebied dan ook werd geconstateerd. Eiser betoogt dan ook dat niet afdoende is gemotiveerd waarom de burgemeester niet heeft kunnen volstaan met een minder verregaande maatregel dan sluiting voor de duur van 12 maanden. Eiser stelt dat het oude beleid dient te gelden nu de datum van justitiële interventie bepalend is voor de vraag welk beleid op dat moment geldend is, en niet de datum waarop door de burgemeester een beslissing is genomen. Eiser heeft in dat verband gewezen op de uitspraak van de rechtbank van 28 augustus 2020. Volgens eiser is in deze uitspraak door de rechtbank geoordeeld dat het oude beleid gold en de burgemeester dus had moeten volstaan met het geven van een waarschuwing, tenzij er op grond van artikel 4:84 van de Awb sprake is van bijzondere omstandigheden om van dit oude beleid af te wijken. Wetgeving mag voorts niet met terugwerkende kracht aan burgers worden tegengeworpen. Dit is in strijd met de rechtszekerheid. Zeker nu er met het nieuwe beleid sprake is een minder begunstigend beleid. Het heeft er verder alle schijn van dat het overgangsrecht is geredigeerd op basis van het “geval’ van eiser. Het besluit is tevens in strijd met het verbod van willekeur en detournement de pouvoir en, gelet op de gevolgen voor eiser, het evenredigheidsbeginsel.
5.1.
Eiser heeft aanvullend gesteld dat, nu in de uitspraak van de rechtbank geen termijn is gegeven waarbinnen de burgemeester een nieuw besluit diende te nemen, voor het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar de wettelijke termijn geldt. De burgemeester had aldus binnen zes weken een nieuw besluit moeten nemen. Van de bevoegdheid om de beslissing te verdagen heeft de burgemeester geen gebruik gemaakt. Reeds vanwege de ruime overschrijding van de beslistermijn kan het besluit niet in stand blijven. Eiser doet in dit verband een beroep op de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 9 april 2021 [2] en op het zorgvuldigheidsbeginsel.
Wat vindt de rechtbank?
6. Voor de wettelijke regels die van toepassing zijn verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
7. De rechtbank moet beoordelen of verweerder het motiveringsgebrek heeft hersteld en het bedrijfspand van eiser op grond van het nieuwe beleid voor de duur van twaalf maanden mocht sluiten.
8. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechtbank overweegt dat handhavingsprocedures met betrekking tot artikel 13b van de Opiumwet die zijn opgestart en waarover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden worden voortgezet op basis van deze nieuwe beleidsregels. [3] Dit betekent dat, gelet op de datum van het primaire besluit en het feit dat er een handelshoeveelheid softdrugs is aangetroffen in het pand, verweerder in beginsel het bedrijfspand van eiser voor de duur van twaalf maanden mocht sluiten.
9. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt de burgemeester overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Verweerder moet daarbij alle omstandigheden van het geval betrekken, ongeacht of die in de beleidsregel zijn verdisconteerd. [4] Daarbij moet worden bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
10. De rechtbank overweegt dat met de in het bestreden besluit gegeven motivering verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom op basis van het nieuwe beleid is overgegaan tot sluiting van het lokaal voor de duur van twaalf maanden en niet is gekozen voor de gunstigere bepaling van het (op de datum van het aantreffen van de softdrugs geldende) oude beleid waarbij in beginsel aan eiser een waarschuwing zou zijn gegeven. Verweerder heeft daartoe overwogen dat er sprake was van verzwarende omstandigheden. Deze verzwarende omstandigheden zijn gelegen in de uit de bestuurlijke rapportage naar voren komende vastgestelde feiten, zoals weergegeven in rechtsoverweging 1. Gelet op dit samenhangend geheel van feiten en omstandigheden heeft verweerder geconcludeerd, en zo blijkt ook uit de bestuurlijke rapportage, dat het bedrijfspand een schakel is in het criminele netwerk. Met een sluiting voor de langere termijn heeft verweerder beoogd de nadelige effecten van drugscriminaliteit en drugsgebruik tegen te gaan. Tevens moet de sluiting zorgen voor een langdurige ‘stilte’ rond het pand, die voldoende zichtbaar is voor de omgeving en een afschrikwekkend effect heeft op mogelijke andere overtreders en waarmee de functie van het bedrijfspand als schakel in een crimineel netwerk daadwerkelijk wordt gestopt.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank, met verweerder van oordeel dat de sluiting gebaseerd op het nieuwe beleid niet onredelijk bezwarend is ten opzichte van de met het beleid te dienen doelen. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat ook onder het ‘oude’ beleid een afwijkingsbevoegdheid vanwege bijzondere omstandigheden was opgenomen en verweerder een zwaardere maatregel had kunnen opleggen en daartoe ook, blijkens het bestreden besluit, zou zijn overgegaan. Eiser wordt dan ook niet gevolgd in zijn betoog dat de burgemeester had moeten volstaan met het geven van een waarschuwing.
11. Dat, zoals eiser stelt, hij niet gehoord is en geen weet had van de gang van zaken in zijn bedrijfspand, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 blijkt dat persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist is voor de toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. De verwijtbaarheid kan wel van belang zijn voor de beoordeling of de sluiting evenredig is. Hiertoe heeft de Afdeling in voornoemde uitspraak overwogen dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden kan maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen goederen. De rechtbank acht dit laatste echter niet aannemelijk omdat uit de onderliggende rapportage blijkt dat eiser een vooraanstaand en prominent lid van de Motorclub ‘ [naam motorclub] ’ zou zijn en uit onderzoek tevens is gebleken dat er sprake is van grensoverschrijdende criminaliteit waarbij door eisers directe dan wel indirecte tussenkomst contacten worden onderhouden met het buitenland. Daarnaast is eiser als eigenaar verantwoordelijk voor de gang van zaken in zijn pand en dient hij afdoende maatregelen te treffen om feiten als hier in geding te voorkomen.
13. Dat eiser financieel nadeel heeft geleden naar aanleiding van de sluiting is inherent aan de in artikel 13b van de Opiumwet ontleende sluitingsbevoegdheid. Dit is dan ook geen bijzondere omstandigheid om van de sluiting af te zien. Verweerder heeft het algemeen belang, de bescherming van de openbare orde en veiligheid, van groter belang mogen achten dan de financiële belangen van eiser.
14. Ten aanzien van de beroepsgrond die ziet op de lange termijn van de besluitvorming, oordeelt de rechtbank als volgt. Alhoewel door verweerder ter zitting is erkend dat de besluitvorming lang op zich heeft laten wachten, is het aan eiser om in dat geval verweerder in gebreke te stellen en vervolgens een beroepschrift in te dienen wegens niet tijdig beslissen. Eiser heeft dit niet gedaan. De omstandigheid dat de besluitvorming van verweerder lang op zich heeft laten wachten kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is de rechtbank niet gebleken.
15. De rechtbank is tot slot van oordeel dat, in tegenstelling tot hetgeen eiser daarover heeft aangevoerd, niet gebleken is dat het overgangsrecht is aangescherpt naar aanleiding van het binnentreden in het bedrijfspand van eiser en dat daardoor het rechtszekerheidsbeginsel is geschonden.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y.M.H. Simonis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.
griffier
zijnde de rechter buiten staat de uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 26 april 2023.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:1
1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. (…)
Artikel 5:21Onder een last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Opiumwet

Artikel 2
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
a. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
b. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
c. aanwezig te hebben;
d. te vervaardigen.
Artikel 3
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
a. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
b. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
c. aanwezig te hebben;
d. te vervaardigen.
Artikel 13b
1. De burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. (…)

Damoclesbeleid Leudal 2012

Artikel 1
(…)
7. De onderhavige beleidsregels m.b.t. toepassing van artikel 13b Opiumwet vormen een richtlijn waarvan de burgemeester in voorkomende gevallen kan afwijken. (…)
Artikel 21. Indien er bij de eerste constatering sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs wordt volstaan met een waarschuwing dat de verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs dient te worden gestaakt. (…)

Damoclesbeleid Leudal 2018

Artikel 1
(…)
5. Softdrugs: hennep (en elk deel van de plant, waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden) zoals omschreven in lijst II behorende bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff.
(…)
7. Softdrugs groot: Aanwezigheid van de middelen zoals deze zijn benoemd in lid 5 en een hoeveelheid hebben van 50 gram of meer, of 50 hennepplanten of meer.
Artikel 3
(…)
4. Indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs dan wel softdrugs groot of voorbereidende handelingen hiervoor, wordt het lokaal gesloten voor de duur van 12 maanden. (…)
Artikel 5(…)
2.Handhavingsprocedures met betrekking tot artikel 13b van de Opiumwet die zijn opgestart en waarover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden worden voortgezet op basis van deze nieuwe beleidsregel.

Voetnoten

3.Artikel 5, tweede lid, van de nieuwe beleidsregels.
4.Zie o,a, de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.