3.3Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 03.301634.21
Bewijsmiddelen feit 1
Op 4 november 2021 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van poging diefstal met geweld en poging doodslag, gepleegd op 2 november 2021. Aangever verklaart dat hij omstreeks 4.00 uur in de ochtend samen met [naam 1] verdachte tegenkwam op de galerij van de flat gelegen aan de Florijnruwe te Maastricht. Daar aangekomen zagen zij verdachte, zijn vriendin en een onbekende man staan. De verdachte en de onbekende man kwamen in de richting van aangever. De verdachte trok een pistool, richtte dat pistool in de richting van de aangever en riep: “Geef je ketting of wil je neergeschoten worden?” Toen de aangever aangaf dat hij dit niet zou doen, zei de verdachte: “Moet ik je schieten, moet ik je schieten.” De onbekende man heeft daarop aangegeven: “Doe dat nou.”. Toen duidelijk was dat de aangever zijn ketting niet zou afgeven, sloeg de onbekende man hem op zijn neus. De aangever wilde daarop de onbekende man vastpakken. De verdachte kwam toen dichterbij staan. Aangever hoorde toen een klik van het pistool. Aangever hoorde dat de verdachte en de onbekende man tegen elkaar zeiden: “Schiet hem in zijn been.” Hierop wilde de verdachte de aangever met een hand slaan, waarbij de verdachte tevens het pistool op hem richtte. Aangever hoorde op dat moment de tweede keer het pistool klikken. Aangever hoorde een van de twee zeggen: “Daar klopt iets niet.” Aangever zag dat de verdachte wat aan de zijkant van het pistool aan de veiligheidspal prutste en hoorde hem zeggen: “Wacht maar, nu schiet ik.” Aangever hoorde de onbekende man zeggen: “Ja doe dat, schiet hem in zijn been.” De verdachte richtte zijn pistool op aangever en bewoog het pistool van boven naar beneden en riep: “Ga bij mij naar binnen”, waarbij de onbekende man en verdachte hem in de richting van de woning van de verdachte duwden. Op enig moment stond aangever met zijn gezicht in de richting van de woning van [naam 1] en hij zei tegen de verdachte en de onbekende man: “Kom dan gaan we bij [naam 1] naar binnen.” Aangever hoorde dat verdachte tegen de onbekende man zei: “Pak jij dat pistool. Houd hem in de gaten, want het is een rat. Wij laten ons niet 35 keer neersteken.” Aangever zag dat de onbekende man het pistool overnam en op hem richtte. Aangever stond op dat moment met zijn gezicht richting de voordeur, maakte aansluitend een lopende beweging en hoorde een knal. Aangever schrok hiervan en voelde meteen pijn aan zijn linkerhand. Hij was aan zijn linker ringvinger geraakt. Aangever bloedde flink. Hierop rende de verdachte en de onbekende man weg.Aangever weet 100% zeker dat de onbekende man geschoten heeft.Aangever bevestigt dit ook tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris.
Aangever heeft bij zijn aangifte een huls aan de politie overhandigd. Deze huls heeft hij vlak na het schietincident op de galerij gevonden. Het betreft een patroonhuls met opschrift 7.65 geco.
Aangever is onderzocht door een arts. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat de aangever een oppervlakkige barstwond heeft opgelopen (IV linker hand, ringvinger), die niet gehecht behoefde te worden en waarvan de genezingsduur werd geschat op 1 week.Tevens heeft de aangever foto’s gemaakt van zijn letsel.
De verdachte is op 5 november 2021 door de politie aangehouden. Tijdens zijn verhoor heeft hij verklaard dat hij bij het schietincident aanwezig is geweest, dat hij ruzie had met aangever, maar dat de onbekende man geschoten heeft. De verdachte weet niet wie die onbekende man was. Die onbekende man is op een later moment de galerij op gekomen.Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij aangever heeft geslagen tijdens die ruzie.
De vriendin van de verdachte, getuige [slachtoffer 3] , is tevens gehoord. Zij heeft verklaard dat de aangever en de verdachte ruzie met elkaar hadden. Zij heeft gezien dat de verdachte de aangever sloeg. Een onbekende persoon is naar de aangever toegelopen en schoot ineens op de benen van de aangever.
De telefoon van verdachte werd in beslag genomen en onderzocht. De politie constateert dat de verdachte op 2 november 2021 om 01.39 uur een sms-bericht heeft gestuurd aan [naam 2] met de volgende inhoud:
“Pik jij hoefje nergens druk om te maken we zijn vrienden toch laat net ander half gr komen nog en dan gsm uit doornzoon kanker junkie zeg tegen [naam 3] probleem hebben wij.”
De politie treft tevens sms-berichten van de verdachte aan contact ‘ [aliasnaam] ’ aan van 2 november 2021. Om 07.09 uur stuurt de verdachte: “Neem de op is belangrijk man kerel” en om 07.15 uur: “Neem ff op”.
De politie treft schermafbeeldingen aan van een WhatsApp gesprek tussen de verdachte en ‘ [aliasnaam] ’, welke schermafbeeldingen zijn gemaakt op 2 november 2021 om 09.27 uur. Dat gesprek heeft de volgende inhoud.
- Verdachte 07.12 uur: “Kerel er zijn dingen gebeurd net alsje kan je die ding van me hebben voor 250 daarlijk meteen is ook nog verstopt bij jou in de buurt daar.”
- Verdachte 07.12 uur:“Yo”
- Verdachte 07.17 uur: “Laat me ff weten kerel aub”.
- [aliasnaam] 08.07 uur: “Hey heb je er ook dinges bij, stuk of tien”,
- Verdachte 08.08 uur: “Jah 20 als het moet” en “Maar kom nu niet blij net geschoten in de straat.” En “ik gooi je die morgen af meteen, ik zit nu bij me oma”.
- [aliasnaam] : “goed ben tot halfnegen hier.”, “ben er” en “doe alles wissen.” Verdachte antwoordt hierop: “ja doe ik, maar ik breng je die straks hr, 100%.” [aliasnaam] antwoordt hierop met een emoticon van een duimpje omhoog en stuurt om 15.12 uur een bericht: “Pik ik den terug”, waarop de verdachte om 15.46 uur antwoordt: “Oke ike als wat donker word ga ik kijken.”
De verdachte heeft op 2 november 2021 eveneens een WhatsApp gesprek met zijn vader gehad:
- Verdachte 09.27 en 09.28 uur: stuurt een screenshot van het gesprek met [aliasnaam] naar zijn vader;
- Verdachte 09.29 uur: “Ik ga daarlijk in den Haag een andere halen een rol. Tot dan maar eens iemand komt pik”
- Verdachte 09.29 uur: “Maar vond het met niet”
- Vader 09.31 uur: “Wat vond je niet”
- Verdachte 09.32 uur: “Ja die ding in de struik maar moet op mijn gemak kijken Snap je” “Den haar krijg ik oude rol 6 x boem”
- Vader 09.32 uur: “Ja inderdaad weetje dan nog waar je hem ongeveer gelegd hebt”
- Verdachte 09.32 uur: “Jaja”
- Vader 09.32 uur: “Oke is goed”
- Verdachte 09.32 uur: “Is ook beter voor ons toch”
- Verdachte 09.33 uur: “En veiliger”
- Vader 09.38 uur: “maar doe maar even rustig aan goed”
Uit het onderzoek aan de telefoon blijkt ook dat de verdachte vlak na het schietincident contact heeft met zijn contact ‘ [naam 4] ’ via Facebook Messenger. De verdachte belde [naam 4] op 2 november 2021 om 04.18 uur. De duur van dit gesprek bedroeg 24 seconden. Om 04.19 uur belde de verdachte 48 seconden met [naam 4] en om 04.33 uur miste hij een inkomende oproep van [naam 4] . Via de chat stuurde de verdachte [naam 4] op 3 november 2021 om 00.08 uur een bericht: “Yo vriend ik vind die ding niet meer man in die struik moet die echt hebben En nu.” Daarop belde [naam 4] de verdachte. Duur van het gesprek 7 minuten en 50 seconden. Daaropvolgend stuurde [naam 4] : “Zoek die moet niet gwvbdn worden Dan is probleem je handen erop”.
De politie heeft tevens foto’s aangetroffen van een vuurwapen ‘Welt Waffen Germany, cal 7.65 mm Browning’ en een patroonhouder aan op de telefoon van verdachte, gemaakt op 5 oktober 2021.De politie constateert dat er op 2 november 2021 veelvuldig is gezocht naar vuurwapens op de telefoon van de verdachte.
Bewijsoverweging feit 1 en 2
De rechtbank oordeelt hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hierbij als volgt.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen vast dat de verdachte en de aangever op 2 november 2021 vroeg in de morgen ruzie met elkaar hebben gehad op de galerij van het flatgebouw gelegen aan de Florijnruwe te Maastricht, waarbij de verdachte aangever heeft geslagen. Bij dit conflict waren (op enig moment) verdachte en aangever, de vriendin van de verdachte, de vriend van de aangever, [naam 1] , en een tot nu toe onbekend gebleven persoon aanwezig. Daarbij is één schot gelost door de onbekende persoon, waardoor de aangever letsel heeft opgelopen.
De aangever heeft verklaard dat de verdachte en de onbekende persoon het gemunt hadden op een ketting die hij droeg. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze verklaring voldoende steun vindt in ander bewijs en of (dus) bewezen kan worden dat de verdachte en de onbekende man zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot afpersing. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend, gelet op het volgende.
Allereerst vindt de verklaring van de aangever deels bevestiging in de verklaring van de verdachte, waar deze spreekt over een ontmoeting op de betreffende galerij, een ruzie met aangever en over de aanwezigheid van een vuurwapen en van een onbekend persoon. Dat er een eerder conflict was tussen aangever en verdachte, blijkt ook uit een door de verdachte aan [naam 2] verstuurd sms-bericht. Dat er inderdaad een vuurwapen in het spel was, blijkt ook uit het bij de aangever geconstateerde letsel en de aangetroffen huls. En de verklaring van de aangever dat het in eerste instantie de verdachte was die de beschikking had over het vuurwapen en daarmee dreigde, vindt bevestiging in de berichten die in de telefoon van de verdachte zijn gevonden en die in onderlinge samenhang niet anders begrepen kunnen worden dan dat de verdachte na het incident over een wapen beschikte waar hij van af wilde. Hij heeft zich in de ochtend na het incident van dat wapen proberen te ontdoen door dat (voor ‘250’) te trachten te verkopen aan [aliasnaam] . Dat wapen was kennelijk na het incident ergens bij [aliasnaam] in de buurt verstopt in struiken en kon door de verdachte moeilijk of niet meer teruggevonden worden. De berichten zijn vanaf de telefoon van de verdachte en door de verdachte direct na het incident verstuurd. En er bestond kennelijk een dringende noodzaak dat wapen terug te vinden, want anders was er een probleem, want daar stonden de handen (de rechtbank begrijpt: de vingerafdrukken) van de verdachte op, zo blijkt uit het gesprek tussen verdachte en [naam 4] . Het was ook belangrijk dat een en ander werd teruggevonden, want dat was beter en veiliger, zo volgt uit het gesprek tussen de verdachte en zijn vader. In dat gesprek benoemt de verdachte ook dat hij ‘een andere, een rol’ gaat halen, waarmee de verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, een revolver bedoelde; kennelijk beschikte hij daarvoor dus over een ander wapen. De rechtbank kan die berichten ook niet anders uitleggen dan hiervoor omschreven, omdat daar geen verklaring van de verdachte tegenover staat. Waar de verdachte zich het nodige van die nacht nog gedetailleerd kan herinneren, verklaart hij ter terechtzitting dat hij geen enkele weet meer heeft van de gesprekken met [aliasnaam] , [naam 4] of zijn vader, behalve dan dat het niet over een wapen ging. Waar de gesprekken dan wel over gingen, zo vlak na het incident, kan de verdachte niet vertellen, terwijl de inhoud van die gesprekken wel om een verklaring vraagt. Opvallend is ten slotte dat de huls die wordt gevonden, past bij het wapen waarvan verdachte op 5 oktober 2021 een foto met zijn telefoon maakte.
De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever te twijfelen, ook niet voor zover het met geweld en dreiging daarmee willen afpakken van de ketting. De verklaring van de aangever vindt in haar geheel ook voldoende steun in genoemde bewijsmiddelen. Daaruit volgt dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte bij de ruzie de afgifte van de ketting van aangever heeft geëist. Hij heeft hierbij niet alleen geweld gebruikt, maar heeft daar ook mee gedreigd. Dat dreigen deed hij onder andere met een vuurwapen. Ook de onbekend gebleven persoon liet zich hierbij niet onbetuigd. Deze stond er niet alleen bij en heeft dus niet alleen meegekregen wat er gebeurde, maar jutte de verdachte ook op door te zeggen dat deze aangever in zijn been zou moeten schieten. Ook heeft deze onbekende aangever geslagen. Redenen voor de rechtbank om tot bewezenverklaring van medeplegen van afpersing te komen. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat de verdachte niet het schot heeft gelost waarbij de aangever gewond raakte; het vuurwapen is afgegaan toen de onbekend gebleven persoon dit in handen had. Verdachte is primair het medeplegen van een poging tot doodslag en subsidiair het medeplegen van een poging zware mishandeling tenlastegelegd onder 2 van de dagvaarding. Daarvoor is vereist dat opzettelijk is gehandeld. De rechtbank is evenwel van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende duidelijk is geworden hoe het schot waardoor de aangever gewond raakte, is gelost. Is dat schot bijvoorbeeld per ongeluk gelost, doordat de onbekende man schrok, of is het gelost, omdat het wapen mogelijk onbetrouwbaar was (gelet op het eerdere haperen ervan)? Hoe dit ook zij, niet is vast komen te staan dat sprake was van een bewuste handeling. Nu die bewustheid niet kan worden vastgesteld en derhalve evenmin het opzet, zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Feit 3 (voorhanden hebben van twee imitatiewapens)
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft ter terecht-zitting dit feit bekend en namens hem is geen vrijspraak bepleit. De rechtbank kan en zal aldus volstaan met een korte opgave van de bewijsmiddelen (artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering). De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 11 april 2023;
- het proces-verbaal voor doorzoeking ter inbeslagneming;
- de kennisgevingen van inbeslagneming;
- het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan de twee inbeslaggenomen Bibiguns.
In de zaak met parketnummer 03.299045.21
Feit 1
Op 3 november 2021 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een bedreiging op diezelfde dag omstreeks 09.00 uur. Hij heeft verklaard dat hij op de bovenste verdieping aan de voorzijde van de woning aan de [adres 3] te Maastricht aan het werk was. Hij zag dat een man aan de overkant van de straat in een deuropening stond. Er ontstond een woordenwisseling tussen beide mannen. De aangever zag dat de man terugliep naar zijn woning en hij hoorde de man schreeuwen: “Let maar op, anders pak ik mijn shotgun.” Vervolgens zag de aangever dat de man zijn woning binnenging, om na ongeveer 15 minuten weer terug naar buiten te komen. De man hield zijn beide handen achter zijn rug en er stak een zwart vierkant achter zijn rug uit. De aangever zag dat het om een hamer ging. De man kwam met een looppas achter de aangever aan. De man hield de hamer vast in zijn rechterhand en hij bewoog zijn arm meermalen op en neer van achter naar voren. De man hield de hamer naast zijn hoofd en zwaaide ermee in de richting van de aangever.
De getuige [naam 5] is door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op 3 november 2021 samen met nog vier collega’s aan het werk was op het adres [adres 3] te Maastricht. De getuige hoorde een jongen zeggen dat zij moesten stoppen, waarop een collega antwoordde dat zij aan het werk waren. De man reageerde boos en vroeg of zij een dubbel-loops shotgun kenden. Even later kwam de man uit de woning gelegen aan [adres 1] gelopen. De getuige zag dat de man zijn handen op zijn rug hield. Hij naderde hen en liet op een gegeven moment zijn handen zien. De getuige zag dat de man een hamer in zijn hand vast hield. De getuige hoorde de man tegen zijn collega [slachtoffer 1] zeggen dat hij klappen zou krijgen met de hamer. [slachtoffer 1] liep weg om bij de man weg te komen. De getuige hoorde de man zeggen: “Het kan ook zonder hamer, dan gebruik ik mijn vuisten.” De man liet de hamer niet vallen en rende achter [slachtoffer 1] aan.
[verdachte] is als verdachte van bedreiging op heterdaad door de politie aangehouden in de woning aan de [adres 1] te Maastricht.
De rechtbank overweegt als volgt. De verdachte heeft ontkend de aangever te hebben bedreigd. De rechtbank acht echter op grond van bovenstaande gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging gebezigde woorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking heeft geuit, en met een hamer heeft gezwaaid in de richting van de aangever. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging. Die bedreiging was van zodanige aard en is onder zodanige omstandigheden geschied dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte een wapen zou halen om op hem te gaan schieten dan wel hem met een hamer zou gaan slaan. Bovendien is de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden gedaan dat deze ook in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken.
Feit 2
Op 3 november 2021 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van mishandeling op diezelfde dag gepleegd tussen 06.06 uur en 06.26 uur in de woning aan de [adres 5] te Maastricht. Zij heeft verklaard dat [verdachte] , met wie zij een relatie had, op haar af kwam gelopen en haar enkele klappen heeft in haar gezicht heeft gegeven.De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij [slachtoffer 3] op 3 november 2021 te Maastricht met de platte hand heeft geslagen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 3] door haar te slaan. De rechtbank is hiermee een ander oordeel toegedaan dan de officier van justitie en de raadsman. Het geven van een aantal klappen is voldoende om aan te kunnen en mogen nemen dat bij het slachtoffer pijn is ontstaan. Dat volgt uit vaste jurisprudentie. Dat aangeefster bij haar aangifte heeft verklaard dat zij op dat moment geen pijn had, sluit niet uit dat zij wel pijn heeft ondervonden op het moment van de mishandeling zelf.
Feit 3
De rechtbank zal de verdachte - zoals door de officier van justitie gevorderd en door de verdediging bepleit - vrijspreken van feit 3. Uit het dossier volgt niet dat door een (hulp-) officier van justitie een bevel is gegeven aan de verdachte om mee te werken aan een bloedtest.