ECLI:NL:RBLIM:2023:2738

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
03.301634.21 en 03.299045.21 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen poging afpersing, verboden wapenbezit, bedreiging en mishandeling

Op 25 april 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1992 en gedetineerd, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing, verboden wapenbezit, bedreiging en mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 april 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt, evenals de verdediging. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij behandeld, maar deze partij was niet op de zitting aanwezig.

De tenlastelegging omvatte onder andere het dwingen van een slachtoffer tot afgifte van een ketting door middel van geweld en bedreiging, alsook het voorhanden hebben van imitatiewapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een onbekende man het slachtoffer heeft bedreigd met een vuurwapen en dat er een schietincident heeft plaatsgevonden waarbij het slachtoffer gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, ondanks dat hij zelf niet het schot heeft gelost.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens gelast. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat deze niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03.301634.21 en 03.299045.21 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1992,
wonende te [adres 1] ,
gedetineerd in [adres 2] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 april 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
In de zaak met parketnummer 03.299045.21
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging – in de zaak met parketnummer 03.301634.21 gewijzigd overeenkomstig artikel 314a Sv – is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
In de zaak met parketnummer 03.301634.21
Feit 1:al dan niet samen met een ander of anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een ketting;
Feit 2:al dan niet samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te doden (primair) dan wel die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (subsidiair);
Feit 3:twee imitatievuurwapens voorhanden heeft gehad.
In de zaak met parketnummer 03.299045.21
Feit 1:[slachtoffer 1] heeft bedreigd;
Feit 2:[slachtoffer 3] heeft mishandeld;
Feit 3:niet heeft voldaan aan het bevel van de (hulp-)officier van justitie om mee te werken aan een bloedtest.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn requisitoir schriftelijk vastgelegd en overgelegd aan de rechtbank.
In de zaak met parketnummer 03.301634.21
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 1 en feit 2 primair kunnen worden bewezen. De officier van justitie stelt op grond van de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , de verklaring van de verdachte, het aantreffen van een huls (kaliber 7.65 mm) en het relaas van verbalisanten met betrekking tot de vermoedelijke plek van de inslag, vast dat er een schietincident heeft plaatsgevonden. Dat de aangever daarbij in zijn vinger is geraakt en letsel heeft opgelopen, volgt (onder meer) uit de verklaring van de aangever, de geneeskundige verklaring en foto’s van het letsel. Diegene die het uiteindelijke schot heeft gelost, is volgens de officier van justitie een onbekend gebleven persoon. Daarover verklaren de verdachte, de aangever en de getuigen [naam 1] en [slachtoffer 3] eenduidig.
De verdachte kan voor dat schot door die onbekend gebleven persoon verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als medepleger worden aangemerkt. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaring van de aangever, die steun vindt in andere opsporingsresultaten, terwijl de verklaring van de verdachte (dat, kort gezegd, de schutter alleen handelde) op wezenlijke onderdelen door die opsporingsresultaten wordt weerlegd.
Het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte en de onbekend gebleven persoon was gericht op het overlijden van de aangever. De omstandigheden waaronder het schietincident heeft plaatsgevonden (onder andere in een kleine ruimte zoals op een galerij) zorgen voor een aanmerkelijke kans dat de aangever dodelijk zou worden geraakt en de verdachte heeft die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard.
Ook feit 3 (het voorhanden hebben van twee imitatiewapens) kan worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 april 2023 en het wapenonderzoek door de politie.
In de zaak met parketnummer 03.299045.21
Volgens de officier van justitie kan feit 1 worden bewezen, gelet op de aangifte, de verklaringen van de getuigen [naam 7] en [naam 5] en de verklaring van de verdachte dat er een woordenwisseling heeft plaatsgevonden.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 2. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij de aangeefster met de platte hand heeft geslagen, maar uit de aangifte volgt niet dat door het slaan pijn of letsel is ontstaan. Dat is wel vereist om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Tot slot heeft de officier van justitie ook voor feit 3 aangevoerd dat vrijspraak moet volgen. Uit de onderliggende processen-verbaal blijkt namelijk niet dat een bevel aan de verdachte is gegeven.
3.2
Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 03.301634.21
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnota, vrijspraak bepleit van feit 1 en feit 2, in beide varianten. Het bewijs ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten is met name gebaseerd op de verklaringen van de aangever [slachtoffer 2] . De verklaringen die door de getuige [naam 1] zijn afgelegd, kunnen wat de verdediging betreft niet als voldoende mate ondersteunend worden aangemerkt, nu deze verklaringen warrig en op punten niet consistent zijn.
Voor zover de rechtbank van oordeel zou zijn dat de verklaringen van de aangever in voldoende mate worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier, stelt de raadsman zich ter zake feit 2 op het volgende standpunt. Er is geen bewijs dat de verdachte zelf heeft geschoten op de aangever. De persoon die het wapen vast had (niet zijnde de verdachte) heeft geen poging gedaan om de aangever van het leven te beroven. Dat deze persoon met (voorwaardelijk) opzet heeft gehandeld, blijkt nergens uit. Het heeft er volgens de verdediging alle schijn van dat het wapen per ongeluk en niet doelbewust is afgegaan. Een kennelijk onverhoedse beweging van de aangever, waardoor de onbekend gebleven schutter schrok en mogelijkerwijs (klaarblijkelijk) enigszins de trekker heeft beroerd waardoor het schot afging, is geen invulling van voorwaardelijk opzet. Dat gericht en bewust is geschoten volgt niet uit het dossier. Er is in ieder geval geen sprake van een aanmerkelijke kans die bewust is aanvaard, niet door de schutter en zeker niet door de verdachte. Op grond van de verklaringen in het dossier kan niet worden gekomen tot medeplegen. Van een nauwe en bewuste samenwerking is geen sprake.
De raadsman heeft zich met betrekking tot feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
In de zaak met parketnummer 03.299045.21
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman is het met de officier van justitie eens dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 2 en 3.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 03.301634.21 [1]
Bewijsmiddelen feit 1
Op 4 november 2021 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van poging diefstal met geweld en poging doodslag, gepleegd op 2 november 2021. Aangever verklaart dat hij omstreeks 4.00 uur in de ochtend samen met [naam 1] verdachte tegenkwam op de galerij van de flat gelegen aan de Florijnruwe te Maastricht. Daar aangekomen zagen zij verdachte, zijn vriendin en een onbekende man staan. De verdachte en de onbekende man kwamen in de richting van aangever. De verdachte trok een pistool, richtte dat pistool in de richting van de aangever en riep: “Geef je ketting of wil je neergeschoten worden?” Toen de aangever aangaf dat hij dit niet zou doen, zei de verdachte: “Moet ik je schieten, moet ik je schieten.” De onbekende man heeft daarop aangegeven: “Doe dat nou.”. Toen duidelijk was dat de aangever zijn ketting niet zou afgeven, sloeg de onbekende man hem op zijn neus. De aangever wilde daarop de onbekende man vastpakken. De verdachte kwam toen dichterbij staan. Aangever hoorde toen een klik van het pistool. Aangever hoorde dat de verdachte en de onbekende man tegen elkaar zeiden: “Schiet hem in zijn been.” Hierop wilde de verdachte de aangever met een hand slaan, waarbij de verdachte tevens het pistool op hem richtte. Aangever hoorde op dat moment de tweede keer het pistool klikken. Aangever hoorde een van de twee zeggen: “Daar klopt iets niet.” Aangever zag dat de verdachte wat aan de zijkant van het pistool aan de veiligheidspal prutste en hoorde hem zeggen: “Wacht maar, nu schiet ik.” Aangever hoorde de onbekende man zeggen: “Ja doe dat, schiet hem in zijn been.” De verdachte richtte zijn pistool op aangever en bewoog het pistool van boven naar beneden en riep: “Ga bij mij naar binnen”, waarbij de onbekende man en verdachte hem in de richting van de woning van de verdachte duwden. Op enig moment stond aangever met zijn gezicht in de richting van de woning van [naam 1] en hij zei tegen de verdachte en de onbekende man: “Kom dan gaan we bij [naam 1] naar binnen.” Aangever hoorde dat verdachte tegen de onbekende man zei: “Pak jij dat pistool. Houd hem in de gaten, want het is een rat. Wij laten ons niet 35 keer neersteken.” Aangever zag dat de onbekende man het pistool overnam en op hem richtte. Aangever stond op dat moment met zijn gezicht richting de voordeur, maakte aansluitend een lopende beweging en hoorde een knal. Aangever schrok hiervan en voelde meteen pijn aan zijn linkerhand. Hij was aan zijn linker ringvinger geraakt. Aangever bloedde flink. Hierop rende de verdachte en de onbekende man weg. [2] Aangever weet 100% zeker dat de onbekende man geschoten heeft. [3] Aangever bevestigt dit ook tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris. [4]
Aangever heeft bij zijn aangifte een huls aan de politie overhandigd. Deze huls heeft hij vlak na het schietincident op de galerij gevonden. Het betreft een patroonhuls met opschrift 7.65 geco. [5]
Aangever is onderzocht door een arts. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat de aangever een oppervlakkige barstwond heeft opgelopen (IV linker hand, ringvinger), die niet gehecht behoefde te worden en waarvan de genezingsduur werd geschat op 1 week. [6] Tevens heeft de aangever foto’s gemaakt van zijn letsel. [7]
De verdachte is op 5 november 2021 door de politie aangehouden. Tijdens zijn verhoor heeft hij verklaard dat hij bij het schietincident aanwezig is geweest, dat hij ruzie had met aangever, maar dat de onbekende man geschoten heeft. De verdachte weet niet wie die onbekende man was. Die onbekende man is op een later moment de galerij op gekomen. [8] Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij aangever heeft geslagen tijdens die ruzie.
De vriendin van de verdachte, getuige [slachtoffer 3] , is tevens gehoord. Zij heeft verklaard dat de aangever en de verdachte ruzie met elkaar hadden. Zij heeft gezien dat de verdachte de aangever sloeg. Een onbekende persoon is naar de aangever toegelopen en schoot ineens op de benen van de aangever. [9]
De telefoon van verdachte werd in beslag genomen en onderzocht. De politie constateert dat de verdachte op 2 november 2021 om 01.39 uur een sms-bericht heeft gestuurd aan [naam 2] met de volgende inhoud:
“Pik jij hoefje nergens druk om te maken we zijn vrienden toch laat net ander half gr komen nog en dan gsm uit doornzoon kanker junkie zeg tegen [naam 3] probleem hebben wij.” [10]
De politie treft tevens sms-berichten van de verdachte aan contact ‘ [aliasnaam] ’ aan van 2 november 2021. Om 07.09 uur stuurt de verdachte: “Neem de op is belangrijk man kerel” en om 07.15 uur: “Neem ff op”. [11]
De politie treft schermafbeeldingen aan van een WhatsApp gesprek tussen de verdachte en ‘ [aliasnaam] ’, welke schermafbeeldingen zijn gemaakt op 2 november 2021 om 09.27 uur. Dat gesprek heeft de volgende inhoud.
  • Verdachte 07.12 uur: “Kerel er zijn dingen gebeurd net alsje kan je die ding van me hebben voor 250 daarlijk meteen is ook nog verstopt bij jou in de buurt daar.”
  • Verdachte 07.12 uur:“Yo”
  • Verdachte 07.17 uur: “Laat me ff weten kerel aub”.
  • [aliasnaam] 08.07 uur: “Hey heb je er ook dinges bij, stuk of tien”,
  • Verdachte 08.08 uur: “Jah 20 als het moet” en “Maar kom nu niet blij net geschoten in de straat.” En “ik gooi je die morgen af meteen, ik zit nu bij me oma”.
  • [aliasnaam] : “goed ben tot halfnegen hier.”, “ben er” en “doe alles wissen.” Verdachte antwoordt hierop: “ja doe ik, maar ik breng je die straks hr, 100%.” [aliasnaam] antwoordt hierop met een emoticon van een duimpje omhoog en stuurt om 15.12 uur een bericht: “Pik ik den terug”, waarop de verdachte om 15.46 uur antwoordt: “Oke ike als wat donker word ga ik kijken.”
De verdachte heeft op 2 november 2021 eveneens een WhatsApp gesprek met zijn vader gehad:
  • Verdachte 09.27 en 09.28 uur: stuurt een screenshot van het gesprek met [aliasnaam] naar zijn vader;
  • Verdachte 09.29 uur: “Ik ga daarlijk in den Haag een andere halen een rol. Tot dan maar eens iemand komt pik”
  • Verdachte 09.29 uur: “Maar vond het met niet”
  • Vader 09.31 uur: “Wat vond je niet”
  • Verdachte 09.32 uur: “Ja die ding in de struik maar moet op mijn gemak kijken Snap je” “Den haar krijg ik oude rol 6 x boem”
  • Vader 09.32 uur: “Ja inderdaad weetje dan nog waar je hem ongeveer gelegd hebt”
  • Verdachte 09.32 uur: “Jaja”
  • Vader 09.32 uur: “Oke is goed”
  • Verdachte 09.32 uur: “Is ook beter voor ons toch”
  • Verdachte 09.33 uur: “En veiliger”
  • Vader 09.38 uur: “maar doe maar even rustig aan goed”
Uit het onderzoek aan de telefoon blijkt ook dat de verdachte vlak na het schietincident contact heeft met zijn contact ‘ [naam 4] ’ via Facebook Messenger. De verdachte belde [naam 4] op 2 november 2021 om 04.18 uur. De duur van dit gesprek bedroeg 24 seconden. Om 04.19 uur belde de verdachte 48 seconden met [naam 4] en om 04.33 uur miste hij een inkomende oproep van [naam 4] . Via de chat stuurde de verdachte [naam 4] op 3 november 2021 om 00.08 uur een bericht: “Yo vriend ik vind die ding niet meer man in die struik moet die echt hebben En nu.” Daarop belde [naam 4] de verdachte. Duur van het gesprek 7 minuten en 50 seconden. Daaropvolgend stuurde [naam 4] : “Zoek die moet niet gwvbdn worden Dan is probleem je handen erop”. [14]
De politie heeft tevens foto’s aangetroffen van een vuurwapen ‘Welt Waffen Germany, cal 7.65 mm Browning’ en een patroonhouder aan op de telefoon van verdachte, gemaakt op 5 oktober 2021. [15] De politie constateert dat er op 2 november 2021 veelvuldig is gezocht naar vuurwapens op de telefoon van de verdachte. [16]
Bewijsoverweging feit 1 en 2
De rechtbank oordeelt hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hierbij als volgt.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen vast dat de verdachte en de aangever op 2 november 2021 vroeg in de morgen ruzie met elkaar hebben gehad op de galerij van het flatgebouw gelegen aan de Florijnruwe te Maastricht, waarbij de verdachte aangever heeft geslagen. Bij dit conflict waren (op enig moment) verdachte en aangever, de vriendin van de verdachte, de vriend van de aangever, [naam 1] , en een tot nu toe onbekend gebleven persoon aanwezig. Daarbij is één schot gelost door de onbekende persoon, waardoor de aangever letsel heeft opgelopen.
De aangever heeft verklaard dat de verdachte en de onbekende persoon het gemunt hadden op een ketting die hij droeg. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze verklaring voldoende steun vindt in ander bewijs en of (dus) bewezen kan worden dat de verdachte en de onbekende man zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot afpersing. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend, gelet op het volgende.
Allereerst vindt de verklaring van de aangever deels bevestiging in de verklaring van de verdachte, waar deze spreekt over een ontmoeting op de betreffende galerij, een ruzie met aangever en over de aanwezigheid van een vuurwapen en van een onbekend persoon. Dat er een eerder conflict was tussen aangever en verdachte, blijkt ook uit een door de verdachte aan [naam 2] verstuurd sms-bericht. Dat er inderdaad een vuurwapen in het spel was, blijkt ook uit het bij de aangever geconstateerde letsel en de aangetroffen huls. En de verklaring van de aangever dat het in eerste instantie de verdachte was die de beschikking had over het vuurwapen en daarmee dreigde, vindt bevestiging in de berichten die in de telefoon van de verdachte zijn gevonden en die in onderlinge samenhang niet anders begrepen kunnen worden dan dat de verdachte na het incident over een wapen beschikte waar hij van af wilde. Hij heeft zich in de ochtend na het incident van dat wapen proberen te ontdoen door dat (voor ‘250’) te trachten te verkopen aan [aliasnaam] . Dat wapen was kennelijk na het incident ergens bij [aliasnaam] in de buurt verstopt in struiken en kon door de verdachte moeilijk of niet meer teruggevonden worden. De berichten zijn vanaf de telefoon van de verdachte en door de verdachte direct na het incident verstuurd. En er bestond kennelijk een dringende noodzaak dat wapen terug te vinden, want anders was er een probleem, want daar stonden de handen (de rechtbank begrijpt: de vingerafdrukken) van de verdachte op, zo blijkt uit het gesprek tussen verdachte en [naam 4] . Het was ook belangrijk dat een en ander werd teruggevonden, want dat was beter en veiliger, zo volgt uit het gesprek tussen de verdachte en zijn vader. In dat gesprek benoemt de verdachte ook dat hij ‘een andere, een rol’ gaat halen, waarmee de verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, een revolver bedoelde; kennelijk beschikte hij daarvoor dus over een ander wapen. De rechtbank kan die berichten ook niet anders uitleggen dan hiervoor omschreven, omdat daar geen verklaring van de verdachte tegenover staat. Waar de verdachte zich het nodige van die nacht nog gedetailleerd kan herinneren, verklaart hij ter terechtzitting dat hij geen enkele weet meer heeft van de gesprekken met [aliasnaam] , [naam 4] of zijn vader, behalve dan dat het niet over een wapen ging. Waar de gesprekken dan wel over gingen, zo vlak na het incident, kan de verdachte niet vertellen, terwijl de inhoud van die gesprekken wel om een verklaring vraagt. Opvallend is ten slotte dat de huls die wordt gevonden, past bij het wapen waarvan verdachte op 5 oktober 2021 een foto met zijn telefoon maakte.
De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever te twijfelen, ook niet voor zover het met geweld en dreiging daarmee willen afpakken van de ketting. De verklaring van de aangever vindt in haar geheel ook voldoende steun in genoemde bewijsmiddelen. Daaruit volgt dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte bij de ruzie de afgifte van de ketting van aangever heeft geëist. Hij heeft hierbij niet alleen geweld gebruikt, maar heeft daar ook mee gedreigd. Dat dreigen deed hij onder andere met een vuurwapen. Ook de onbekend gebleven persoon liet zich hierbij niet onbetuigd. Deze stond er niet alleen bij en heeft dus niet alleen meegekregen wat er gebeurde, maar jutte de verdachte ook op door te zeggen dat deze aangever in zijn been zou moeten schieten. Ook heeft deze onbekende aangever geslagen. Redenen voor de rechtbank om tot bewezenverklaring van medeplegen van afpersing te komen. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat de verdachte niet het schot heeft gelost waarbij de aangever gewond raakte; het vuurwapen is afgegaan toen de onbekend gebleven persoon dit in handen had. Verdachte is primair het medeplegen van een poging tot doodslag en subsidiair het medeplegen van een poging zware mishandeling tenlastegelegd onder 2 van de dagvaarding. Daarvoor is vereist dat opzettelijk is gehandeld. De rechtbank is evenwel van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende duidelijk is geworden hoe het schot waardoor de aangever gewond raakte, is gelost. Is dat schot bijvoorbeeld per ongeluk gelost, doordat de onbekende man schrok, of is het gelost, omdat het wapen mogelijk onbetrouwbaar was (gelet op het eerdere haperen ervan)? Hoe dit ook zij, niet is vast komen te staan dat sprake was van een bewuste handeling. Nu die bewustheid niet kan worden vastgesteld en derhalve evenmin het opzet, zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Feit 3 (voorhanden hebben van twee imitatiewapens)
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft ter terecht-zitting dit feit bekend en namens hem is geen vrijspraak bepleit. De rechtbank kan en zal aldus volstaan met een korte opgave van de bewijsmiddelen (artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering). De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 11 april 2023;
  • het proces-verbaal voor doorzoeking ter inbeslagneming;
- de kennisgevingen van inbeslagneming; [18]
- het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan de twee inbeslaggenomen Bibiguns. [19]
In de zaak met parketnummer 03.299045.21 [20]
Feit 1
Op 3 november 2021 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een bedreiging op diezelfde dag omstreeks 09.00 uur. Hij heeft verklaard dat hij op de bovenste verdieping aan de voorzijde van de woning aan de [adres 3] te Maastricht aan het werk was. Hij zag dat een man aan de overkant van de straat in een deuropening stond. Er ontstond een woordenwisseling tussen beide mannen. De aangever zag dat de man terugliep naar zijn woning en hij hoorde de man schreeuwen: “Let maar op, anders pak ik mijn shotgun.” Vervolgens zag de aangever dat de man zijn woning binnenging, om na ongeveer 15 minuten weer terug naar buiten te komen. De man hield zijn beide handen achter zijn rug en er stak een zwart vierkant achter zijn rug uit. De aangever zag dat het om een hamer ging. De man kwam met een looppas achter de aangever aan. De man hield de hamer vast in zijn rechterhand en hij bewoog zijn arm meermalen op en neer van achter naar voren. De man hield de hamer naast zijn hoofd en zwaaide ermee in de richting van de aangever. [21]
De getuige [naam 5] is door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op 3 november 2021 samen met nog vier collega’s aan het werk was op het adres [adres 3] te Maastricht. De getuige hoorde een jongen zeggen dat zij moesten stoppen, waarop een collega antwoordde dat zij aan het werk waren. De man reageerde boos en vroeg of zij een dubbel-loops shotgun kenden. Even later kwam de man uit de woning gelegen aan [adres 1] gelopen. De getuige zag dat de man zijn handen op zijn rug hield. Hij naderde hen en liet op een gegeven moment zijn handen zien. De getuige zag dat de man een hamer in zijn hand vast hield. De getuige hoorde de man tegen zijn collega [slachtoffer 1] zeggen dat hij klappen zou krijgen met de hamer. [slachtoffer 1] liep weg om bij de man weg te komen. De getuige hoorde de man zeggen: “Het kan ook zonder hamer, dan gebruik ik mijn vuisten.” De man liet de hamer niet vallen en rende achter [slachtoffer 1] aan. [22]
[verdachte] is als verdachte van bedreiging op heterdaad door de politie aangehouden in de woning aan de [adres 1] te Maastricht. [23]
De rechtbank overweegt als volgt. De verdachte heeft ontkend de aangever te hebben bedreigd. De rechtbank acht echter op grond van bovenstaande gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging gebezigde woorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking heeft geuit, en met een hamer heeft gezwaaid in de richting van de aangever. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging. Die bedreiging was van zodanige aard en is onder zodanige omstandigheden geschied dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte een wapen zou halen om op hem te gaan schieten dan wel hem met een hamer zou gaan slaan. Bovendien is de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden gedaan dat deze ook in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken.
Feit 2
Op 3 november 2021 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van mishandeling op diezelfde dag gepleegd tussen 06.06 uur en 06.26 uur in de woning aan de [adres 5] te Maastricht. Zij heeft verklaard dat [verdachte] , met wie zij een relatie had, op haar af kwam gelopen en haar enkele klappen heeft in haar gezicht heeft gegeven. [24] De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij [slachtoffer 3] op 3 november 2021 te Maastricht met de platte hand heeft geslagen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 3] door haar te slaan. De rechtbank is hiermee een ander oordeel toegedaan dan de officier van justitie en de raadsman. Het geven van een aantal klappen is voldoende om aan te kunnen en mogen nemen dat bij het slachtoffer pijn is ontstaan. Dat volgt uit vaste jurisprudentie. Dat aangeefster bij haar aangifte heeft verklaard dat zij op dat moment geen pijn had, sluit niet uit dat zij wel pijn heeft ondervonden op het moment van de mishandeling zelf.
Feit 3
De rechtbank zal de verdachte - zoals door de officier van justitie gevorderd en door de verdediging bepleit - vrijspreken van feit 3. Uit het dossier volgt niet dat door een (hulp-) officier van justitie een bevel is gegeven aan de verdachte om mee te werken aan een bloedtest.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
In de zaak met parketnummer 03.301634.21
Feit 1
op 2 november 2021 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld te dwingen tot de afgifte van een ketting die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, welk(e) (dreiging met) geweld hierin bestond(en) dat hij en zijn mededader:
- meermalen een vuurwapen op [slachtoffer 2] heeft gericht en de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald (waarbij het wapen weigerde) en
- op (dreigende toon) tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geef je ketting of wil je neergeschoten worden" en "moet ik je schieten, moet ik je schieten" en “wacht maar, nu schiet ik” en “schiet hem in zijn been”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
op 5 november 2021 in de gemeente Maastricht wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk:
-een Bibigun, gelijkend op een vuurwapen (Glock, model 42) en
-een Bibigun, gelijkend op een vuurwapen (Sig-Sauer, type p226)
voorhanden heeft gehad.
In de zaak met parketnummer 03.299045.21
Feit 1
op 3 november 2021 te Maastricht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door te roepen "let maar op! anders pak ik mijn shotgun", althans woorden van gelijke strekking, en vervolgens met een hamer in de richting van [slachtoffer 1] te zwaaien;
Feit 2
op 3 november 2021 te Maastricht [slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 3] te slaan.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
In de zaak met parketnummer 03.301634.21
Feit 1
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 3
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
In de zaak met parketnummer 03.299045.21
Feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
Feit 2
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie veel te hoog is. De eis is voornamelijk gebaseerd op een bewezenverklaring van de twee feiten die het meeste gewicht in de schaal leggen: het medeplegen van de poging tot afpersing én het medeplegen van de poging tot doodslag. Zelfs al zou de rechtbank tot een bewezenverklaring van die beide feiten komen, is de eis van de officier van justitie verre van passend. De raadsman heeft hiertoe verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2023:103), waarin een gevangenisstraf van 15 maanden is opgelegd voor een poging zware mishandeling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing van het slachtoffer [slachtoffer 2] . Door zijn handelen heeft de verdachte een zeer bedreigende en angstaanjagende situatie voor het slachtoffer in het leven geroepen. De verdachte heeft het slachtoffer niet alleen geslagen en bedreigende bewoordingen geuit, ook heeft hij meermalen een vuurwapen op het slachtoffer gericht en de trekker van dat vuurwapen overgehaald. Het is een bekend gegeven dat slachtoffers van dergelijke ingrijpende gebeurtenissen daarvan nog lange tijd last kunnen hebben in de vorm van psychische klachten en gevoelens van onveiligheid. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk. Zeker ook, omdat verdachte een scherp vuurwapen heeft gebruikt. Zo dit wapen niet geweigerd zou hebben op het moment dat de verdachte het op [slachtoffer 2] richtte en een aantal malen de trekker overhaalde, zou het voor [slachtoffer 2] wel eens dodelijk afgelopen kunnen zijn. Zo bezien heeft verdachte zich overigens ook aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 2] schuldig gemaakt. Een poging doodslag met deze uitvoeringshandelingen is echter niet aan de verdachte ten laste gelegd, zodat de rechtbank daar verder geen gevolgen aan kan verbinden.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van het slachtoffer [slachtoffer 1] en de mishandeling van zijn vriendin [slachtoffer 3] . De verdachte heeft hiermee gevoelens van angst bij het slachtoffer [slachtoffer 1] veroorzaakt en een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vriendin, die zich juist bij haar eigen partner veilig zou moeten kunnen voelen. Dat deze misdrijven gepleegd zijn enkele uren na het voorval met [slachtoffer 2] , geeft te denken over verdachtes levensinstelling. Kennelijk schrikt niets hem meer af en weerhoudt niets hem ervan om telkens weer strafbare feiten te plegen.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee imitatiewapens. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens tast het gevoel van veiligheid in de maatschappij ernstig aan. De wapens zijn niet van echt te onderscheiden en daarmee geschikt voor het plegen van afpersing en andere strafbare feiten. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van de verdachte van 7 maart 2023, waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, onder meer voor mishandeling en geweldsdelicten. Ook dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geven geen oriëntatiepunten voor (poging tot) afpersing. Er is wel een oriëntatiepunt voor straatroof met licht geweld of verbale bedreiging met recidive. Hiervoor staat reeds 8 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het moge evenwel duidelijk zijn dat hier in de kern geen sprake is geweest van licht geweld. Gelet op het gepleegd zijn van dit feit door twee daders, het gebruik van een vuurwapen, de gevolgen die dit feit voor het slachtoffer heeft gehad, oordeelt de rechtbank dat hier een aanzienlijk hogere gevangenisstraf dan volgt uit het oriëntatiepunt straatroof, passend en geboden is, ondanks het feit dat hier sprake is geweest van een poging.
Wanneer dan gelet wordt op de ernst van de overige bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte, oordeelt de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden op zijn plaats.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

In de zaak met parketnummer 03.299045.21
7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 500,00 ter zake van feit 1.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu uit vaste rechtspraak volgt dat een slachtoffer in beginsel geen schadevergoeding kan vorderen bij een veroordeling voor bedreiging. Slechts in hele ernstige gevallen van door een deskundige onderbouwd geestelijk letsel, dan wel van een zeer ernstige inbreuk op de integriteit van zijn persoon, kan dat anders zijn. Dat daarvan in deze zaak sprake is, blijkt niet uit de stukken.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid bepleit van de benadeelde partij.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Uit vaste rechtspraak volgt dat een benadeelde partij in beginsel geen schade kan vorderen bij een veroordeling van de verdachte voor bedreiging. Dat de benadeelde partij zich bedreigd en angstig heeft gevoeld, brengt nog niet zonder meer met zich dat sprake is van aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Daarvoor is immers nodig dat sprake is van geestelijk letsel, dan wel van een zeer ernstige inbreuk op de integriteit van zijn persoon. De gestelde immateriële schade is, behoudens een algemene weergave van de gevolgen, niet door de benadeelde partij onderbouwd met enig stuk. Evenmin is gesteld of anderszins gebleken dat sprake is geweest van dergelijk geestelijk letsel of een dusdanige inbreuk op de integriteit van de persoon van de benadeelde, dat de vordering tot vergoeding wegens immateriële schade zonder meer toewijsbaar is.

8.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de twee in beslag genomen en nog niet teruggegeven wapens (zogenoemde Bibiguns) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf zijn aangetroffen en deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal derhalve de onttrekking aan het verkeer gelasten van beide wapens.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 45, 47, 57, 285, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
  • spreekt de verdachte vrij van de in de zaak met parketnummer 03.301634.21 onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten;
  • spreekt de verdachte vrij van het in de zaak met parketnummer 03.299045.21 onder 3 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte in de zaak met parketnummer 03.301634.21 voor feit 1 en feit 3 en in de zaak met parketnummer 03.299045.21 voor feit 1 en feit 2 tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- een wapen (Bibigun), PL2300-2021173820-G1459679;
- een wapen (Bibigun), PL2300-2021173820-G1459714.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.J. Noelmans-Verbong, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 april 2023.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is
in de zaak met parketnummer 03-301634-21ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 2 november 2021 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld meermalen, althans eenmaal, te dwingen tot de afgifte van een ketting, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] toebehoorde, in elk geval aan een ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) welk(e) (dreiging met) geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders:
- meermalen, althans eenmaal, een vuurwapen op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of de trekker van het voornoemde vuurwapen heeft/hebben overgehaald (zulks waarbij het wapen weigerde) en/of
- op (dreigende toon) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Geef je ketting of wil je neergeschoten worden" en/of "moet ik je schieten, moet ik je schieten" en/of “wacht maar, nu schiet ik” en/of “schiet hem in zijn been”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] in het gezicht en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 2 november 2021 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen (van korte afstand) op het (onder)lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten, zulks waarbij die [slachtoffer 2] in zijn hand werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 2 november 2021 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen (van korte afstand) op het (onder)lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten, zulks waarbij die [slachtoffer 2] in zijn hand werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 5 november 2021 in de gemeente Maastricht, een of meer wapen(s) van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk:
-een Bibigun, gelijkend op een vuurwapen (Glock, model 42) en/of
-eem Bibigun, gelijkend op een vuurwapen (Sig-Sauer, type p226)
voorhanden heeft gehad.
Aan de verdachte is
in de zaak met parketnummer 03.299045.21ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 3 november 2021 te Maastricht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door te roepen "let maar op! anders pak ik mijn shotgun", althans woorden van gelijke strekking, en vervolgens met een hamer in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] te zwaaien;
2
hij op of omstreeks 3 november 2021 te Maastricht [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] meermaals, althans eenmaal, te slaan;
3
hij op of omstreeks 3 november 2021 te Maastricht opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d en/of artikel 55e Wetboek van strafvoerding, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam 6] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen mee te werken aan een bloedtest hieraan geen gevolg te geven.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het einddossier van districtsrecherche Zuid-West Limburg, proces-verbaalnummer B3R021140-6, gesloten op 19 december 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 207.
2.Proces-verbaal van aangifte van 4 november 2021, pagina 15-19.
3.Proces-verbaal verhoor aangever van 11 november 2021, pagina 41.
4.Proces-verbaal verhoor getuige van 30 maart 2022.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2021, pagina 29.
6.Geneeskundige verklaring van 9 november 2021, pagina 44.
7.Proces-verbaal fotomap van 6 november 2021, pagina 21-25.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte van 5 november 2021, pagina 161-169.
9.Proces-verbaal verhoor getuige van 6 november 2021, pagina 57-66.
10.Proces-verbaal bevindingen van 7 november 2021, pagina 77.
11.Proces-verbaal bevindingen van 7 november 2021, pagina 77.
12.Proces-verbaal bevindingen van 7 november 2021, pagina 80 en 83.
13.Proces-verbaal bevindingen van 7 november 2021, pagina 81 en 82.
14.Proces-verbaal bevindingen van 7 november 2021, pagina 81.
15.Proces-verbaal bevindingen van 7 november 2021, pagina 78.
16.Proces-verbaal bevindingen van 18 november 2021, pagina 89.
17.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 98.
18.De kennisgevingen van inbeslagneming, pagina’s 108 en 110.
19.Het omschrijvingsproces-verbaal relaterende een onderzoek aan de twee inbeslaggenomen Bibiguns, pagina 113 tot en met pagina 118.
20.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het eindproces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Maastricht, registratienummer PL2300-2021173003, gesloten op 3 november 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 28.
21.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 3 november 2021, pagina 9.
22.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] van 3 november 2021, pagina 16.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2021, pagina 11, in samenhang bezien met het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 3 november 2021, pagina 19.
24.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 3 november 2021, pagina 2.