ECLI:NL:RBLIM:2023:2437

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
c/03/303888/HAZA 22-173
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de totstandkoming van een overeenkomst en de gevolgen van het afbreken van onderhandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Outlet Budel B.V. en Bombacio B.V. Outlet vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat er op 12 oktober 2021 een overeenkomst tot stand was gekomen tussen partijen met betrekking tot de overname van de onderneming Voordeeltextiel door Bombacio. Outlet stelde dat er wilsovereenstemming was bereikt over de essentialia van de overeenkomst, terwijl Bombacio dit betwistte en aanvoerde dat er slechts een voornemen tot verdere onderhandelingen bestond. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtsgeldige overeenkomst was tot stand gekomen, omdat de essentialia van de overeenkomst onvoldoende bepaalbaar waren en partijen nog in de onderhandelingsfase verkeerden. Outlet had ook subsidiaire vorderingen ingesteld, waaronder schadevergoeding wegens het onzorgvuldig afbreken van de onderhandelingen door Bombacio. De rechtbank oordeelde dat het afbreken van de onderhandelingen niet onaanvaardbaar was, omdat Outlet niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de totstandkoming van een overeenkomst. De vorderingen van Outlet werden afgewezen en Outlet werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde Bombacio betaling van een bedrag van € 45.386,- van Outlet, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank concludeerde dat Outlet in de proceskosten moest worden veroordeeld, en dat de vorderingen van Bombacio in reconventie ook toewijsbaar waren.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/303888 / HA ZA 22-173
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
OUTLET BUDEL B.V., MEDE H.O.D.N.VOORDEELTEXTIEL,
gevestigd te Nederweert en kantoorhoudende te Budel,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: Outlet,
advocaat: mr. M. Strijks,
tegen
BOMBACIO B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Weert,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Bombacio,
advocaat: mr. P. van Boxtel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 maart 2022 met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens (voorwaardelijke) conclusie van eis in
reconventie,
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie,
- de akte overlegging producties van Outlet,
- de akte overlegging producties van Bombacio,
- de mondelinge behandeling van 27 januari 2023 en de tijdens de mondelinge behandeling
overgelegde pleitnotities van Outlet en van Bombacio.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Outlet is in 2009 opgericht. Sinds 7 juni 2015 is [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) bestuurder van Outlet.
2.2.
Eén van de handelsnamen van Outlet is Voordeeltextiel. Outlet hield zich onder meer bezig met de exploitatie van een webwinkel via de website www.voordeeltextiel.nl. Vanuit die webshop werden hoofdzakelijk textielproducten verkocht.
2.3.
Outlet is mei 2021 met [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) in gesprek geraakt over een onderlinge samenwerking met betrekking tot Voordeeltextiel. [bestuurder] en [persoon 1] kenden elkaar op dat moment al meerdere jaren. [persoon 1] had [bestuurder] in het verleden meermaals (financieel) geholpen, onder andere door een renteloze lening aan [bestuurder] te verstrekken.
2.4.
[persoon 1] heeft vervolgens zijn [familielid] [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ) bij de mogelijke samenwerking met Outlet. [persoon 1] en [persoon 2] hebben vervolgens samen uitgedacht hoe Voordeeltextiel volgens hen succesvol zou kunnen worden. Zij hebben hun ideeën daarover in een presentatie verwerkt. Die presentatie hebben [persoon 1] en [persoon 2] op 27 september 2021 met [bestuurder] gedeeld.
2.5.
[persoon 1] exploiteert een eigen onderneming. [persoon 2] is werkzaam binnen de onderneming van [persoon 1] en drijft daarnaast ook nog een eigen onderneming.
2.6.
Op 11 oktober 2021 heeft er een bespreking plaatsgevonden. Tijdens die bespreking hebben [bestuurder] , [persoon 1] en [persoon 2] verder gesproken over de wijze waarop de potentiële samenwerking vorm zou kunnen krijgen.
2.7.
Op 12 oktober 2021 heeft [persoon 2] vanuit het e-mailadres van haar eigen onderneming aan Outlet een e-mailbericht gezonden. Dit e-mailbericht luidt, voor zover hier relevant, als volgt.
Hallo [bestuurder] ,
Heel leuk dat we er uit zijn gekomen gisteren! Wij hebben er ontzettend veel zin in.
We hebben alles wat er is afgesproken nog een keer op een rijtje gezet:
  • De overname zal plaatsvinden middels een volledige activa-passiva transactie.
  • De waarde van het huidige bedrijf (website, voorraad, IP, etc.) is vastgesteld op €15.000,-. Dit bedrag zal bij de activa-passiva transactie voldaan worden.
  • De bestaande lening van €19.000 zal komen te vervallen.
  • [bestuurder] ontvangt een jaarlijkse fee van €65.000 op zijn personal holding (ca. €5417,- per maand) op basis van fulltime inzet. In overleg kan dit bedrag geleidelijk groeien tot €75.000, afhankelijk van de bedrijfsresultaten.
  • [bestuurder] heeft recht op een bonusregeling op basis van het netto rendement:
o
Bonus wordt uitgekeerd vanaf €500.000 netto rendement of bij een relatief netto rendement vanaf 5%

Indien fulltime inzet: Bonus bedraagt 5% van het netto rendement

Indien 50% of minder inzet, tot een leeftijd van 75 jaar: Bonus bedraagt 3% van het netto rendement

De bonus zal tussendoor, indien nodig, naar rato aangepast worden aan de inzet. Voorbeeld: 75% inzet is 4% bonus.
  • [bestuurder] heeft recht op eerste koop wanneer we Voordeeltextiel willen verkopen. Indien verkoop aan een externe partij heeft [bestuurder] recht op 5% van de verkoopsom (ongeacht dienstverband). Dit recht op 5% van de verkoopwaarde mag worden doorgegeven aan de partner ( [naam] ) of kinderen van [bestuurder] .
  • [naam 2] komt op de loonlijst onder dezelfde arbeidsvoorwaarden. Ze zal dezelfde werkzaamheden uitvoeren of een verlengde daarvan.
  • Er komt een zakelijke overeenkomst waarbij [bestuurder] niet zomaar buitenspel gezet kan worden.
  • Pand Nieuwstraat zijn directe bedrijfskosten voor de nieuwe BV.
o
Indien noodzakelijk kunnen de contracten via [bestuurder] blijven lopen. De facturen worden dan gewoon 1 op 1 doorbetaald.
  • De bedrijfsbus blijft eigendom van [bestuurder] .
  • Zaken zoals een km vergoeding, telefoon, etc. worden waar nodig ter beschikking gesteld.
2.8.
Op 21 oktober 2021 is Bombacio opgericht in verband met de beoogde exploitatie van Voordeeltextiel. [persoon 1] en [persoon 2] zijn de bestuurders van deze B.V.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Outlet vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
PRIMAIR
Voor recht zal verklaren dat partijen op grond van de op 12 oktober 2021 gestuurde e-mail een overeenkomst hebben gesloten omtrent het door Bombacio overnemen van de onderneming Voordeeltextiel, dan wel dat partijen op grond van de op 12 oktober 2021 gestuurde e-mail een rompovereenkomst hebben gesloten;
Voor recht zal verklaren dat Bombacio toerekenbaar tekort is geschoten jegens Outlet in de nakoming van de verplichtingen zoals overeengekomen in de (romp)overeenkomst c.q. e-mail van 12 oktober 2021 en dat Bombacio aansprakelijk is voor de als gevolg van deze handelswijze door Outlet geleden schade;
Voor recht zal verklaren dat Bombacio de met Outlet gesloten overeenkomst van 12 oktober 2021 niet rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden en dat Bombacio aansprakelijk is voor de als gevolg van deze handelwijze door Outlet geleden schade;
Bombacio zal veroordelen, om binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, dat zij de tussen partijen gesloten overeenkomst – als vastgelegd tussen partijen in productie 6 – volledig en onverkort zal nakomen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat Bombacio hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 100.000,00;
Bombacio zal veroordelen, om binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, tot betaling aan Outlet van schade ten bedrage van € 277.085,- + PM zoals omgeschreven in het lichaam van de dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de schade op te maken bij Staat en te vereffenen volgens de Wet;
Bombacio zal veroordelen, om binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding aan Outlet, waaronder het salaris van de advocaat van Outlet, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
SUBSIDIAIR
Voor recht zal verklaren dat Bombacio de onderhandelingen tussen partijen niet zonder meer mocht afbreken;
Bombacio zal veroordelen, om binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, tot overeenstemming te komen, dan wel verplicht is ter zake verder te onderhandelen aangaande de overname van Voordeeltextiel door Bombacio middels een activa-passiva transactie – zoals omschreven in productie 6 – een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat Bombacio hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 100.000,00;
Dat indien Bombacio niet verplicht is verder te onderhandelen, Bombacio te veroordelen tot betaling aan Outlet binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, van de schade ten bedrage van € 638.100,- zoals omschreven in het lichaam van de dagvaarding aangaande de gederfde winst en onderhandelingskosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de schade op te maken bij Staat en te vereffenen volgens de Wet;
Bombacio te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding aan Outlet, waaronder het salaris van de advocaat van Outlet, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Bombacio voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Bombacio vordert dat het de rechtbank moge behagen om na vermeerdering van eis dat de rechtbank bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Outlet te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 45.386,- (€ 20.000 + € 15.000,- + € 10.386,-), dan wel een door de rechtbank in goede justitie te betalen (de rechtbank begrijpt: bepalen) bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente dan wel wettelijke rente vanaf 27 december 2021, dan wel de dag van dagvaarding of een andere in goede justitie te bepalen termijn;
VOORWAARDELIJK
II. Te verklaren voor recht dat Bombacio de Conceptovereenkomsten per 27 december 2021 rechtsgeldig heeft ontbonden en Outlet te veroordelen tot vergoeding van de door Bombacio geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. Outlet te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 20.000,- als gevolg van de schending van haar geheimhoudingsverplichtingen en Outlet te veroordelen tot vergoeding van de door Bombacio geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.5.
Bombacio vordert verder om Outlet zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten te veroordelen, waaronder het salaris van de advocaat van Bombacio, vermeerderd met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf de 15e dag na de dag van de uitspraak, te veroordelen tot voldoening van de nakosten ter hoogte van een bedrag van € 131,- dan wel – indien betekening van de uitspraak plaatsvindt – een bedrag van € 199,-.
3.6.
Outlet voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Het primair gevorderde:
4.1.
De primaire vorderingen zijn gebaseerd op de stelling dat tussen partijen op 12 oktober 2021 een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen, althans in ieder geval een rompovereenkomst. Volgens Outlet is wilsovereenstemming bereikt over alle essentialia van de overeenkomst. De rechtbank begrijpt de stellingen van Outlet aldus dat zij stelt dat er op 12 oktober 2021 een koopovereenkomst (activa/passivaovereenkomst) en een overeenkomst van opdracht ter zake de inzet van [bestuurder] ten behoeve van Voordeeltextiel / Bombacio tot stand is gekomen. Bombacio betwist dat er op 12 oktober 2021 een (romp)koopovereenkomst en/of overeenkomst van opdracht tussen partijen tot stand is gekomen. Partijen hebben slechts een voornemen naar elkaar toe uitgesproken om op een later moment tot overeenstemming te komen over de overname van activa/passiva. Dat blijkt uit de summiere vastlegging van zaken en afspraken in de e-mail van 12 oktober 2021 en uit het feit dat partijen na 12 oktober 2021 nog - zonder resultaat - verder hebben onderhandeld.
Het wettelijk kader
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat volgens artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een overeenkomst tot stand komt door een aanbod van de ene partij en een daarop aansluitende aanvaarding van de andere partij. Bij de beoordeling van de vraag of onderhandelende partijen een overeenkomst hebben gesloten, komt het er verder op aan wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden (o.a. HR 2 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2043).
4.3.
De grens tussen de fase dat er sprake is van een contract en de precontractuele fase is in voorkomende gevallen uiterst dun. Er is sprake van een contract indien een partij het gerechtvaardigd vertrouwen heeft dat er een contract
tot stand gekomen is(artikel 3:35 BW). Er is nog sprake van de onderhandelingsfase indien een partij het gerechtvaardigd vertrouwen heeft dat een contract
tot stand zal komen.
4.4.
De enkele omstandigheid dat partijen over één of meer “opengebleven punten” nog (moeten) onderhandelen, staat er niet aan in de weg staat dat een overeenkomst op hoofdlijnen ofwel een zogenoemde ‘rompovereenkomst’ tot stand kan zijn gekomen. Of dit zich in een concreet geval voordoet, is volgens de Hoge Raad (HR 26 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9414, Regiopolitie/Hovax) in de eerste plaats afhankelijk van de vraag of de onderwerpen ten aanzien waarvan wel overeenstemming bestaat de essentialia van de overeenkomst in vorenbedoelde zin bevatten. Daarnaast speelt de vraag of partijen elkaars verklaringen en gedragingen over en weer zodanig mochten begrijpen dat zij aan het tot dan toe bereikte onderhandelingsresultaat inderdaad reeds gebonden zouden zijn. Bij deze laatste vraag is in het bijzonder van belang of een voornemen tot verder onderhandelen bestond. Tot slot spelen de overige omstandigheden van het geval een rol. Zo kan van een overeenkomst geen sprake zijn indien de ene partij van de andere behoort te begrijpen dat een bepaald punt voor die ander van essentieel belang is en daaromtrent nog geen overeenstemming is bereikt.
4.5.
Tot de essentialia van een koopovereenkomst behoren in beginsel in ieder geval het object of de objecten en de koopprijs (artikel 7:1 BW).
Het wettelijk kader toegepast op deze zaak
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat op 12 oktober 2021 een (romp)koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Zij is als volgt tot dat oordeel gekomen.
4.7.
Vooropgesteld wordt dat in de e-mail van 12 oktober 2021 een koopprijs wordt genoemd, althans een waarde wordt gekoppeld aan “het bedrijf” van € 15.000,-. Dat zou erop kunnen duiden dat er omtrent één van de essentialia, namelijk de koopprijs, tussen partijen in ieder geval overeenstemming was bereikt op 12 oktober 2021. Echter, is naar het oordeel van de rechtbank voor de totstandkoming van een (romp)koopovereenkomst in de vorm van een activa/passivatransactie meer nodig dan enkel overeenstemming over de koopprijs.
Wil de koop in de vorm van een rompovereenkomst tot stand komen, dan moet namelijk ook zijn voldaan aan de eis dat de overige (hoofd)verbintenissen van verkoper en koper voldoende bepaalbaar zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is daaraan in dit geval niet voldaan.
4.7.1.
Uit de e-mail van 12 oktober 2021 kan namelijk niet worden afgeleid welke specifieke activa en passiva in de voorgenomen activa/passivatransactie zouden worden begrepen. In de mail wordt ten aanzien van de activa/passiva van Voordeeltextiel enkel ten aanzien van het bedrijfspand van Voordeeltextiel benoemd dat het pand Nieuwstraat “directe bedrijfskosten zijn voor de nieuwe BV”. In de e-mail van 12 oktober 2021 wordt op de overige activa en passiva niet ingegaan. De e-mail gaat verder enkel in op overname van een personeelslid en een recht op eerste koop van Outlet. Voor het overige betreft de e-mail zaken die tot de voorgenomen overeenkomst van opdracht met [bestuurder] behoren en op de geldlening tussen [bestuurder] en [persoon 1] .
4.7.2.
Uit die e-mail kunnen naar het oordeel van de rechtbank daarom de hoofdverbintenissen van de verkoper en koper onvoldoende bepaalbaar worden afgeleid. Het gedeelte dat nog niet is geregeld kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet eenvoudig door uitleg of via de aanvullende werking van de wet, de gewoonte, en de redelijkheid en billijkheid en naar de aard van de overeenkomst worden vastgesteld (artikel 6:227 BW en 6:248 BW). Daarvoor bestaan volstrekt onvoldoende aanknopingspunten. Bombacio voert dan ook terecht aan dat vanwege de zeer summiere beschrijving van zaken ook geen onverkorte nakoming kan worden verzocht van de e-mail van 12 oktober 2021 omdat onvoldoende duidelijk is wat onder die nakoming zou moeten worden verstaan. Dit alles wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat geen sprake is van de totstandkoming van een (romp)koopovereenkomst op 12 oktober 2021.
4.8.
Verder vangt de betreffende e-mail van 12 oktober 2021 aan met de passage dat de overname “zal plaatsvinden” middels een volledige activa/passiva transactie. Dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat partijen nog één en ander moesten uitdenken en vastleggen in een nog nader uit te werken activa/passiva transactie. Dit onderstreept naar het oordeel van de rechtbank ook dat partijen op 12 oktober 2021 nog in de onderhandelingsfase zaten.
4.9.
Hierbij komt nog dat [bestuurder] bij e-mail van 9 december 2021 gericht aan [persoon 1] zelf heeft geschreven: “
Uitgangspunt voor samenwerking is de concept overeenkomst van 3/11 geweest en op die basis zijn wij tot een samenwerking gekomen”.
Daarmee bevestigt [bestuurder] namens Outlet naar het oordeel van de rechtbank dat partijen op 12 oktober 2021 nog geen overeenstemming over de essentialia hadden bereikt. Outlet geeft in deze e-mail zelf immers aan dat partijen (pas) op basis van de overeenkomst van 3 november 2021 tot een “samenwerking” zijn gekomen. Overigens heeft Outlet zich in deze procedure expliciet op het standpunt gesteld dat partijen
nietop basis van de conceptovereenkomsten van 3 november 2021 overeenstemming hebben bereikt.
Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak is voornoemde passage uit de e-mail van 9 december 2021 aan [bestuurder] voorgehouden. [bestuurder] heeft geen steekhoudend antwoord gegeven op de vraag waarom hij in deze e-mail spreekt over een samenwerking op basis van de overeenkomst van 3 november 2021. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, duidt dit erop dat Outlet in december 2021 het e-mailbericht van 12 oktober 2021 zelf ook nog niet had opgevat als de weergave van een (romp)overeenkomst.
4.10.
Verder is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak van belang dat vast staat dat bij partijen op 12 oktober 2021 een voornemen bestond om verder te onderhandelen. Sterker nog, partijen hebben in de periode daarna ook daadwerkelijk verder onderhandeld. Zo is er onder meer namens Bombacio een schriftelijke conceptovereenkomst tot overname van activa en passiva en een schriftelijke conceptovereenkomst van opdracht opgesteld gedateerd 3 november 2021. Die overeenkomsten zijn ook aan Outlet toegezonden. Dat Outlet die overeenkomsten heeft ontvangen én voor zichzelf heeft beoordeeld volgt uit de door [bestuurder] met de hand geschreven aantekeningen op de betreffende conceptovereenkomsten.
Outlet heeft in de e-mailcorrespondentie van na 12 oktober 2021 niet expliciet aangegeven dat er niet verder onderhandeld hoefde te worden omdat er al eenduidige overeenstemming was bereikt op 12 oktober 2021, noch blijkt daar anderszins uit dat Outlet daarvan uitging. Ook dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat partijen op 12 oktober 2021 nog geen overeenstemming hadden bereikt.
4.11.
De conclusie hiervan is dat niet kan worden aangenomen dat er op 12 oktober 2021 een rechtens afdwingbare (romp)koopovereenkomst tot stand is gekomen ter zake van de verkoop van activa/passiva van Voordeeltextiel.
4.12.
Outlet heeft vervolgens gewezen op diverse omstandigheden die zich na 12 oktober 2021 hebben voorgedaan. Zo heeft Outlet onder meer aangevoerd dat [persoon 2] op 3 december 2021 een sinterklaasversje heeft gestuurd aan onder andere Outlet. In dat versje is volgens Outlet medegedeeld dat het eigenaarschap van Voordeeltextiel “naar een ander is gegaan”. Bombacio stelt dat daaruit geen inhoudelijke bevestiging ten aanzien van een zakelijke activa/passiva transactie kan worden afgeleid.
De rechtbank is van oordeel dat de door Outlet geschetste omstandigheden van na 12 oktober 2021 niet tot de conclusie leiden dat er - alsnog met terugwerkende kracht - een rechtens afdwingbare (romp)koopovereenkomst tot stand is gekomen op 12 oktober 2021.
Uit het voorgaande volgt immers dat niet kan worden aangenomen dat tussen partijen op 12 oktober 2021 overeenstemming over de essentialia was bereikt. Outlet heeft overigens niet subsidiair aangevoerd dat die overeenstemming na 12 oktober 2021 (alsnog) tot stand is gekomen.
Voornoemde door Outlet aangevoerde omstandigheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank wel een rol spelen bij de beoordeling van de subsidiaire vorderingen en daarmee de vraag of bij Outlet gerechtvaardigd vertrouwen bestond in de totstandkoming van de overeenkomst.
4.13.
Een deel van de primaire vorderingen van Outlet heeft betrekking op de 'fee' ten behoeve van [bestuurder] . Daarmee ziet dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank niet op de gestelde activa/passivatransactie maar op de gestelde overeenkomst van opdracht. De rechtbank begrijpt de stellingen van partijen evenwel aldus dat de (gestelde) koopovereenkomst onlosmakelijk is verbonden met de overeenkomst van opdracht. Bovenstaand is overwogen dat niet kan worden aangenomen dat er op 12 oktober 2021 een (romp)koopovereenkomst tot stand is gekomen. Gelet op dat onlosmakelijke karakter kan daarom ook niet ten aanzien van de overeenkomst van opdracht worden aangenomen dat er op 12 oktober 2021 een rechtens afdwingbare overeenkomst tot stand is gekomen.
Conclusie ten aanzien van de primaire vorderingen
4.14.
Het voorgaande leidt ertoe dat de primaire vorderingen integraal moeten worden afgewezen. Het verweer dat Bombacio pas is opgericht ná de bewuste e-mail en de stelling van Outlet dat Bombacio de rechtshandeling nadien heeft bekrachtigd, behoeven daarom geen nadere bespreking.
Het subsidiair gevorderde
4.15.
Subsidiair heeft Outlet zich erop beroepen dat de onderhandelingen onzorgvuldig door Bombacio zijn afgebroken en dat zij daardoor schade heeft geleden.
4.16.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie als uitgangspunt heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen vrij is om de onderhandelingen af te breken. Dit is slechts anders indien dit (1.) op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in de totstandkoming van de overeenkomst of (2.) in verband met andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het bestaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen (HR 12 augustus 2005, ECLI:HR:2005:AT7337, CBB/JPO).
Uit de formulering met het woordje ‘onaanvaardbaar’ volgt dat de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf strenge is en tot terughoudendheid noopt, zodat daaraan niet al te snel zal zijn voldaan.
4.17.
De rechtbank zal onderstaand eerst ingaan op de vraag of afbreken van de onderhandelingen in dit geval, op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in de totstandkoming van de overeenkomst, onaanvaardbaar was. Daarna zal de vraag worden beantwoord of het afbreken van de onderhandelingen in dit geval, in verband met andere omstandigheden van het geval, onaanvaardbaar was.
Afbreken onderhandelingen onaanvaardbaar vanwege totstandkomingsvertrouwen Outlet?
4.18.
Uit voornoemde maatstaf volgt dat de vraag of bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen bestond, moet worden gemeten naar het moment van afbreken van de onderhandelingen (tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen). Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank van belang dat onderhandelen geen lineair proces is. Het feit dat een partij op een bepaald moment een grote mate van (gerechtvaardigd) vertrouwen heeft in een goede afloop, laat onverlet dat de betrokken partijen later weer in een fase kunnen komen waarbij dat vertrouwen volledig is verdwenen. Dat kan te maken hebben met de wijze waarop het gesprek verloopt, met nieuw opgekomen punten of met verandering van omstandigheden.
4.19.
De rechtbank concludeert met Outlet dat zich in de periode vóór 4 december 2021 diverse omstandigheden hebben voorgedaan waaraan Outlet op dat moment een grote mate van vertrouwen kon ontlenen in een goede afloop. Zo is er het sinterklaasversje waaraan Outlet refereert. Daarnaast is onder meer op 3 december 2021 aan Outlet een concept-uitnodiging voor de viering van de overname in januari 2022 toegestuurd. Bovendien had Bombacio op dat moment ook al - zoals zij stelt vooruitlopend op de overname - met goedvinden van Outlet enkele werkzaamheden binnen Voordeeltextiel feitelijk op zich genomen. Zoals voorgaand overwogen is het moment van afbreken van de onderhandelingen evenwel leidend.
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval 27 december 2021 als datum heeft te gelden van afbreken van de onderhandelingen door Bombacio. Verder is zij van oordeel dat op die datum van gerechtvaardigd totstandkomingsvertrouwen bij Outlet geen sprake (meer) was. Zij zal hierna uitleggen hoe zij tot die oordelen is gekomen.
Het moment van afbreken van de onderhandelingen door Bombacio
4.21.
Uit de stellingen van Bombacio leidt de rechtbank af dat zij zich op het standpunt stelt dat 27 december 2021 het moment is waarop de onderhandelingen door haar zijn afgebroken. De rechtbank volgt Bombacio in dat standpunt. Op die dag heeft de raadsman van Bombacio immers bij brief (productie 13 bij dagvaarding) onder meer het volgende aan Outlet meegedeeld:
Als gevolg van uw opstelling en handelwijze, de ver uiteen liggende standpunten en de gewijzigde situatie sinds de conceptovereenkomst d.d. 3 november jl. zullen cliënten geen nieuw voorstel of aanbod meer doen en staat het u vrij met andere partijen in zee te gaan.
De onderhandelingen in de periode 7 december 2021 tot 27 december 2021
4.22.
Uit de overgelegde e-mailberichten volgt verder dat partijen in de periode 7 december 2021 tot 27 december 2021 veelvuldig e-mailcontact met elkaar hebben gehad, waarbij diverse voorstellen over en weer zijn gedaan. In die voorstellen was veelal ook een activa-passivaovereenkomst met betrekking tot Voordeeltextiel begrepen, maar niet meer óók een overeenkomst van opdracht met [bestuurder] . Achtergrond van deze wijziging van insteek van de onderhandelingen was het feit dat Bombacio op 7 december 2021 tijdens een bespreking tussen [persoon 2] , [persoon 1] en [bestuurder] had uitgesproken dat de vertrouwensbasis die nodig was voor de poging om Voordeeltextiel succesvol te gaan maken, dreigde weg te vallen. De aanleiding voor dat gesprek was volgens Bombacio gelegen in diverse omstandigheden die zich gedurende het onderhandelingsproces hebben voorgedaan. Bombacio wijst er in dat verband onder meer op dat zij erachter was gekomen dat Outlet diverse problemen voor haar had verzwegen. Zo bleek Outlet geen eigenaar te zijn van de website, bleek de door Outlet gepresenteerde omzet niet juist en bleken er problemen te bestaan met leveranciers waardoor de continuïteit van de onderneming in acuut gevaar was.
Outlet betwist dat sprake was van het bewust verzwijgen van zaken door haar. Zij stelt dat Bombacio inzage heeft gehad of had kunnen hebben in de volledige administratie van Voordeeltextiel.
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of en in hoeverre er sprake is geweest van het bewust verzwijgen van zaken door Outlet voor Bombacio. Als onweersproken gesteld staat in ieder geval vast dat er op 7 december 2021 een gesprek plaatsvond waarin Bombacio richting Outlet heeft uitgesproken dat de vertrouwensbasis dreigde weg te vallen. Ook staat vast dat na dat gesprek de onderhandelingen tussen partijen van koers zijn gewijzigd naar onderhandelingen over uitsluitend een activa-passivaovereenkomst (terwijl voor die datum een activa-passivaovereenkomst met overeenkomst van opdracht de insteek was).
4.24.
Verder volgt uit het in de procedure gebrachte e-mailverkeer van daarna dat de onderhandelingen zich vervolgens (per e-mail) zodanig hebben ontwikkeld dat Outlet er, op het moment dat Bombacio zich op 27 december 2021 terugtrok uit de onderhandelingen, niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een overeenkomst tot stand zou komen. Daartoe is het volgende van belang.
4.24.1.
Allereerst heeft Outlet in die e-mailconversatie nogal vergaande voorstellen aan Bombacio gedaan. Zo claimde Outlet onder meer een bedrag van € 2.000,- vanaf het 67e levensjaar van [bestuurder] tot en met het jaar 2039, zonder dat [bestuurder] daarvoor werkzaamheden behoefde te verrichten. Dit komt erop neer dat Outlet aan Bombacio althans [persoon 1] voorstelde om gedurende circa 9 jaar lang € 2.000,- per maand te ontvangen zonder daarvoor werkzaamheden te verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat Outlet door dergelijke – irreële – voorstellen aan Bombacio te doen, bewust het risico heeft gelopen dat de onderhandelingen een andere wending kregen en later door Bombacio zijn afgebroken.
4.24.2.
Daarbij komt dat de in die periode door Outlet verstuurde e-mails herhaaldelijk dreigementen aan het adres van Bombacio, althans [persoon 1] / [persoon 2] bevatten. De rechtbank zal onderstaand een greep citaten afkomstig uit die e-mailberichten van Outlet opnemen:
 e-mail van 11 december 2021, productie 12 bij conclusie van antwoord:
“Jij weet als geen ander hoeveel schade negatief media nieuws (Radar 2010) te weeg kan brengen waar uiteindelijk niemand gelukkiger van wordt en de verliezen alleen maar groter worden. Echter als jullie de verantwoordelijkheid niet nemen om dit netjes af te wikkelen dan wil ik dit uiteindelijk ook niet meer binnenskamers houden en zal het naar buiten brengen bij vrienden en familie en uiteindelijk ook de media omdat iedereen het dan mag weten hoe er daadwerkelijk zaken worden gedaan door jullie, en ik als oud vuil wordt weggezet.”
 e-mail van 13 december 2021, productie 23 bij conclusie van antwoord:
“Verder ga ik het nieuws via de media onder de aandacht brengen waarbij ik de namen [persoon 1] / [de onderneming van [persoon 1] ], [persoon 2] en [de onderneming van [persoon 2] ] mee zal nemen.
Jullie dwingen mij hiertoe, wat ik zeer betreur want dit brengt enkel nog grotere verliezers met zich mee, waarbij de gevolgen moeilijk in te schatten zijn. Maar nogmaals als jullie de afspraken nakomen dan hoeft dit niet .
Ik kies hierbij voor lokale media maar ook landelijke media. Voor mij persoonlijk zijn de gevolgen toch al enorm.
(…).
Als je voor optie 1 kiest, dan kun je vooraf niet bepalen hoeveel de schade wordt.
Als je voor optie 3 kiest weet je vooraf op de cent nauwkeurig wat de kosten zijn, en zijn wij definitief van elkaar af, wat wellicht gezien de verhoudingen het prettigst is voor alle betrokkenen.”
 e-mail van 17 december 2021, productie 25 bij conclusie van antwoord:
“Indien hij er niet mee akkoord gaat dan trek ik definitief de sterker uit de onderhandelingen en zal een procedure aanhangig maken en verder zal ik definitief zeker de landelijke media inschakelen zowel in Nederland als ook in België en zal hier [persoon 1] en [persoon 2] in betrekken.
Ook de lokale media zal ik hierin opzoeken.”
 e-mail van 18 december 2021, productie 27 bij conclusie van antwoord:
“Ik wil U nog even nagegeven dat mijn [partner] buiten dit juridische geschil staat en dat ik zelf in prive geen bezittingen heb.
Als staat middels huwelijkse voorwaarden ( al ruim 30 jaar) op naam van mijn [partner] ”
 e-mail van 19 december 2021, productie 26 bij conclusie van antwoord:
“Als ik het onderstaande lees aan reviews , dan zegt dat heel veel over de onbetrouwbaarheid van [persoon 1]
Ik hoor het maandag wel of hij akkoord gaat met mijn voorstel, waarin ik niet meer wil onderhandelen. Ik zal bij een Nee, deze mensen allemaal gaan benaderen en samen te spannen . Samen ben je sterker als alleen.
Na het lezen van deze reviews geeft mij dit zoveel positieve kracht om mijn onrecht boven tafel te krijgen en heel Nederland te waarschuwen tegen [persoon 1] En [persoon 2] .”
4.25.
Uit de e-mailberichten komt voor de rechtbank een beeld naar voren van Outlet die zich in het nauw gedreven voelde doordat de overeenkomst met Bombacio in het water dreigde te vallen, terwijl zij zich al rijk had gerekend door die (potentiële) samenwerking met Bombacio. Dat er overigens daadwerkelijk sprake was van misstanden en/of onregelmatigheden zijdens Bombacio en/of [persoon 1] en/of [persoon 2] , die Outlet via de media aan de kaak wilde stellen, is volstrekt onvoldoende door Outlet gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat Outlet, door e-mailberichten aan Bombacio te sturen met een dergelijke toonzetting en dreigementen, niet aan Bombacio kan verwijten dat zij op 27 december 2021 de onderhandelingen met Outlet definitief heeft gestaakt.
4.26.
Uit het voorgaande volgt dat Outlet er, op het moment dat Bombacio zich uit de onderhandelingen terugtrok, niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen.
Afbreken onderhandelingen onaanvaardbaar door andere omstandigheden van het geval?
4.27.
Door Outlet zijn overigens geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die niet reeds hiervoor zijn beoordeeld en die tot de conclusie moeten leiden dat het afbreken van de onderhandelingen op grond van de overige omstandigheden van het geval onaanvaardbaar was
Conclusie ten aanzien van de subsidiaire vorderingen
4.28.
De slotsom hiervan luidt dat een uitzondering op het uitgangspunt dat iedere onderhandelende partij vrij is onderhandelingen af te breken zich hier niet voordoet, zodat het Bombacio vrijstond de onderhandelingen op 27 december 2021 af te breken.
4.29.
Voor vergoeding van (onderhandelings)kosten op grond van de redelijkheid en billijkheid is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aangevoerd.
Dit betekent dat ook de subsidiaire vorderingen integraal moeten worden afgewezen.
4.30.
Outlet is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Bombacio als volgt vastgesteld:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
6.933,00.
4.31.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
Het onder I gevorderde
4.32.
Bombacio vordert in reconventie onder I samengevat om Outlet te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 45.386,-. Dit bedrag bestaat uit bedragen die Bombacio voor Outlet heeft voorgeschoten en aan derden heeft voldaan en die volgens Bombacio door Outlet terugbetaald dienen te worden. Bombacio grondt deze vordering primair op een overeenkomst met Outlet tot terugbetaling. Outlet betwist evenwel dat een dergelijke overeenkomst tot stand is gekomen. Bombacio heeft vervolgens haar stelling dat wel sprake is van een overeenkomst met Outlet op dit punt, niet nader onderbouwd. Bombacio heeft voor wat betreft de primaire grondslag daarmee niet aan haar stelplicht voldaan.
4.33.
Bombacio grondt de vordering subsidiair op onder meer onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW). Uit het voorgaande volgt dat het ervoor gehouden moet worden dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen op 12 oktober 2021. Verder zijn partijen het erover eens dat op basis van de uitgewisselde conceptovereenkomst van 3 november 2021 geen overeenkomst tussen hen tot stand is gekomen. Daaruit volgt dat in deze procedure niet is komen vast te staan dat sprake is of was van een rechtsverhouding tussen Bombacio en Outlet op grond waarvan Bombacio deze bedragen namens Outlet aan derden diende te voldoen. De betaalde bedragen die door Outlet hadden moeten worden voldaan, zijn daarmee naar het oordeel van de rechtbank door Bombacio onverschuldigd betaald.
4.34.
Bombacio heeft haar vorderingen onderbouwd door de onderliggende betalingsbewijzen te overleggen. De gevorderde bedragen kunnen gelet op het voorgaande worden toegewezen. De wettelijke rente kan zoals gevorderd worden toegewezen.
In voorwaardelijke reconventie (het onder II en III gevorderde):
4.35.
Deze vorderingen zijn ingesteld voor het geval de rechtbank zou aannemen dat partijen een overeenkomst hebben gesloten op basis van de conceptovereenkomsten (van 3 november 2021). Partijen zijn het er echter over eens dat zij geen overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van die overeenkomsten. Dit brengt mee dat de, aan de voorwaardelijk ingestelde vorderingen gekoppelde voorwaarde, niet is vervuld. De rechtbank komt daarom niet toe aan de bespreking van deze vorderingen.
4.36.
Outlet is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Bombacio als volgt vastgesteld:
- salaris advocaat
2.366,00
(2,00 punten × € 1.183,00)
totaal
2.366,00
4.37.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van Outlet af,
5.2.
veroordeelt Outlet in de proceskosten, aan de zijde van Bombacio tot dit vonnis vastgesteld op € 6.933,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Outlet in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 271,00 voor de conventie en reconventie samen aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat indien Outlet niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
veroordeelt Outlet om aan Bombacio te betalen een bedrag van € 45.386,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 27 december 2021, tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt Outlet in de proceskosten, aan de zijde van Bombacio tot dit vonnis vastgesteld op € 2.366,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt Outlet in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 271,00 voor de conventie en reconventie samen aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat indien Outlet niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Alink-Steinberg en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.
type: KB