In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding waarin eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.M. Lindhout-Schot, vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagde, die pro se optreedt. De zaak draait om de informatieverplichting van gedaagde als executeur van de nalatenschap van erflater, die op [overlijdensdatum] 2021 is overleden. Eiseres is de dochter van erflater en heeft samen met haar zus en de kinderen van gedaagde recht op de nalatenschap. In het testament van erflater is gedaagde benoemd tot executeur en zijn er specifieke verdelingen van de nalatenschap vastgelegd.
Tijdens de procedure heeft eiseres verschillende vorderingen ingediend, waaronder het verzoek om documenten en informatie met betrekking tot de nalatenschap, zoals aangiften erfbelasting, polisbladen van lijfrentepolissen en bankverklaringen. Gedaagde heeft verweer gevoerd en enkele vorderingen zijn ingetrokken of gewijzigd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de spoedeisendheid van de vorderingen voortvloeit uit de aard van het gevorderde en dat gedaagde in haar hoedanigheid als executeur moet worden aangesproken.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde verplicht is om de gevraagde documenten binnen acht weken na betekening van het vonnis aan eiseres te overhandigen. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde hieraan niet voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 13 maart 2023.