In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 3 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee eisers en een gedaagde. De eisers, vertegenwoordigd door mr. V.A.E. Levels, hebben de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. L.N. Hermans, aangeklaagd voor ontruiming van een woning. De huurovereenkomst tussen partijen was geëindigd op 28 februari 2023, maar de gedaagde heeft de woning niet op tijd ontruimd. De eisers hebben de gedaagde verzocht de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, met een dwangsom van € 500,00 per dag voor elke dag dat de gedaagde in gebreke blijft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft en dat de eisers spoedeisend belang hebben bij de ontruiming. De gedaagde heeft betoogd dat zij door werkzaamheden aan de woning niet in staat was om deze tijdig te ontruimen, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat dit niet voldoende was om de ontruiming te verhinderen. De gedaagde is veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na het vonnis te ontruimen en aan de eisers op te leveren. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 750,00 voor de maand maart 2023 en € 1.500,00 per maand vanaf april 2023, alsook tot betaling van een boete van € 50,00 per dag voor elke dag dat zij in gebreke blijft met de ontruiming. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.008,85, vermeerderd met wettelijke rente.