ECLI:NL:RBLIM:2023:2307

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
ROE 23/564 en ROE 23/562
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtszaak over omgevingsvergunning voor transformatie van een voormalig bankgebouw naar appartementen met betrekking tot dakterras en kruimelgevallenregeling

In deze zaak heeft eiser bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die is verleend voor de transformatie van het voormalig Rabobankgebouw naar 39 appartementen. Het bezwaar is door verweerder ongegrond verklaard, waarna eiser beroep heeft ingesteld en een voorlopige voorziening heeft gevraagd. De voorzieningenrechter heeft op 3 april 2023 uitspraak gedaan. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat het vergunde dakterras komt te vervallen en dat er een nieuw besluit zal worden genomen op basis van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard, omdat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de omgevingsvergunning in afwijking van de Beleidsregel Kruimelgevallen Peel en Maas 2016 is verleend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de proceskosten en griffierechten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 23/562 en ROE 23/564
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 april 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R.A. Arntz),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, verweerder
(gemachtigden: L. Ait-Sarou en J.M. Vestjens).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam vergunninghouder] , uit [vestigingsplaats] , vergunninghouder
(gemachtigde: H.H.E.M. Bouwmans).

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2022 heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor de transformatie van het voormalig Rabobankgebouw naar appartementen op de locatie [adres 1] te [plaats] . Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 23 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard en de verleende omgevingsvergunning, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (23/562). Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (23/564).
Het onderzoek ter zitting hierin heeft plaatsgevonden op 20 maart 2023. Hieraan hebben deelgenomen: [naam partner] (de partner van eiser), de gemachtigde van eiser, de gemachtigden van verweerder en de gemachtigde van vergunninghouder.
Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaken. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 13 juni 2022 heeft vergunninghouder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de transformatie van het voormalig Rabobank-gebouw naar appartementen op de locatie [adres 1] te [plaats] . De aanvraag ziet op de activiteiten ‘bouwen’ (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) en ‘het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo).
Bij besluit van 16 augustus 2022 heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘gebruik in strijd met het bestemmingsplan’. Dat laatste is gebeurd op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo en artikel 2, onderdeel 7, en artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor)): de zogenaamde kruimelgevallenregeling. Eiser heeft daartegen een (aanvullend) bezwaarschrift ingediend. Er heeft ten overstaan van de onafhankelijke adviescommissie voor de bezwaarschriften (hierna: bezwaarcommissie) een hoorzitting plaatsgevonden en deze heeft een advies aan verweerder gegeven.
1.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder conform het advies van de bezwaarcommissie besloten om het bezwaarschrift van eiser ongegrond te verklaren en de verleende omgevingsvergunning, onder aanvulling van de motivering, in stand te laten. Eiser woont aan de [adres 2] te [woonplaats] .
1.2.
Eiser is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning. Op hetgeen hij heeft aangevoerd, zal de voorzieningenrechter hierna ingaan.
Gronden en beoordeling
Afwijking kruimelgevallenbeleid
2. Eiser heeft ten eerste -samengevat- aangevoerd dat de omgevingsvergunning in strijd met artikel 10, eerste lid, van de Beleidsregel Kruimelgevallen Peel en Maas 2016 (hierna: Beleidsregel 2016) is verleend. Eiser wijst er hierbij op dat in artikel 10, eerste lid, van de Beleidsregel 2016 is bepaald dat toepassing van artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II
van het Bor is toegestaan, mits het aantal woningen gelijk blijft en met dien verstande dat toepassing van deze bevoegdheid in alle gevallen apart dient te worden afgewogen, waarbij aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld. Eiser geeft aan dat in de onderhavige situatie het aantal woningen echter toeneemt. Volgens hem is het verweerder op grond van artikel 4:84 van de Awb toegestaan om af te wijken van een beleidsregel mits er sprake is van bijzondere omstandigheden. Uit de gegeven motivering door verweerder volgt niet dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid. De argumentatie van verweerder ziet volgens eiser enkel op algemeenheden die op elke vergelijkbare situatie binnen de gemeente Peel en Maas kunnen worden toegepast. Daarom heeft verweerder ten onrechte de omgevingsvergunning in afwijking van de Beleidsregel 2016 verleend. Eiser heeft in dit kader verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 februari 2023. [1]
2.1.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de Beleidsregel 2016 is vastgesteld om grip te kunnen houden op de woningbouw in de gemeente Peel en Maas, gezien de vergrijzing / krimp op dat moment. Aangezien daarna is gebleken dat de woningbehoefte de afgelopen jaren dusdanig is veranderd en dat er in afwijking van die beleidsregel wel behoefte is aan een toename van het aantal woningen en het hergebruiken van gebouwen voor wonen, heeft verweerder besloten om ander (eenduidig) beleid te voeren bij het toepassen van de kruimelgevallenregeling. Meer specifiek heeft verweerder besloten om onder voorwaarden toepassing te geven aan de afwijkingsmogelijkheid van artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II van het Bor in afwijking van het geldende kruimelgevallenbeleid, namelijk conform de Beleidsregel Woningbouwverzoeken 2018 (hierna: Beleidsregel 2018). Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in het onderhavige geval ook hieraan is getoetst als ‘aanvulling’ op de Beleidsregel 2016. Gezien artikel 3, sub c en f, en artikel 1, sub c, juncto artikel 2 van de Beleidsregel 2018, is de kruimelgevallenregeling toch toegepast ondanks een toename van het aantal woningen.
2.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de kruimelgevallenregeling van toepassing is en dat verweerder in het bestreden besluit bij de motivering voor de toepassing hiervan enkel heeft verwezen naar de Beleidsregel 2016. Dat levert volgens de voorzieningenrechter een motiveringsgebrek op. Zoals onder 2.1. vermeld heeft verweerder ter zitting toegelicht dat de Beleidsregel 2018 (aanvullend) is toegepast. Dit / de juistheid daarvan is niet meer (inhoudelijk) bestreden door eiser. Daarom gaat de voorzieningenrechter daarop niet meer verder in. In dat licht en omdat het beroep reeds gegrond is vanwege hetgeen eiser heeft aangevoerd over het dakterras - zie hierna - ziet de voorzieningenrechter geen reden voor een gegrondverklaring van het beroep op dit punt. Dit is ter zitting door de voorzieningenrechter al gezegd.
Dakterras
3. Eiser heeft daarnaast aangevoerd dat hij bezwaar heeft gemaakt tegen (de afscheiding van) het dakterras, uit vrees voor afname van privacy in zijn woning en tuin.
Volgens hem dient hij er kennelijk vanuit te gaan dat het dakterras niet wordt gerealiseerd op basis van het feit dat vergunninghouder dit ter zitting bij de bezwaarcommissie heeft opgemerkt. Er zijn echter geen nieuwe tekeningen aan de omgevingsvergunning toegevoegd waarop het dakterras ontbreekt. Evenmin is aan de omgevingsvergunning een voorschrift verbonden, waaruit volgt dat het niet is toegestaan om een dakterras te realiseren en in gebruik te nemen. Volgens eiser dient het vervallen van het dakterras te worden geborgd in de omgevingsvergunning middels een voorschrift en dienen de tekeningen te worden aangepast.
3.1.
Vergunninghouder heeft hangende de onderhavige procedures gewijzigde tekeningen overlegd, waarbij het dakterras komt te vervallen. Op de zitting is dat besproken. Verweerder heeft ter zitting toegezegd - eiser kan zich hierin vinden - om op grond van artikel 6:19 van de Awb zo snel mogelijk een besluit te nemen, waarin wordt vastgelegd dat de verleende omgevingsvergunning wordt gewijzigd: het dakterras komt te vervallen en de bouwtekeningen worden in die zin aangepast. Om deze reden slaagt deze beroepsgrond van eiser. Op grond van artikel 8:72, eerste lid, van de Awb komt dit deel van het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking en verweerder dient een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser te nemen.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter verklaart het beroep van eiser gegrond. Het bestreden besluit zal, voor zover dit ziet op het dakterras, worden vernietigd. Verweerder moet opnieuw beslissen - zie onder 3.1. - op het bezwaar van eiser.
4.1.
Gezien het voorgaande bestaat er geen reden een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen.
5. Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de vergoeding van proceskosten en het griffierecht voor het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening, zoals hierna vermeld.
5.1.
De voorzieningenrechter stelt de op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2511,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).
5.2.
De voorzieningenrechter bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 368,- (tweemaal € 184,-) vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het dakterras;
  • bepaalt dat verweerder, wat het dakterras betreft, een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser neemt met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2511,-;
  • draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 368,- aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.E.M. Genders, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 3 april 2023.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrecht-spraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningen-rechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.