ECLI:NL:RBLIM:2023:218

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
C/03/311401 / KG ZA 22-431
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning in kort geding na beëindiging huurovereenkomst en geschil over medehuurderschap

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting ZOwonen en een gedaagde. ZOwonen vorderde de ontruiming van een woning die door de gedaagde werd bewoond. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef, omdat zij haar medehuurderschap had verloren na de beëindiging van haar geregistreerd partnerschap met de huurder van de woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bodemrechter waarschijnlijk zal oordelen dat er geen geldige titel voor het verblijf van de gedaagde in de woning is. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de gedaagde om de woning te verlaten. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding gelijk aan de huurprijs van de woning, evenals de proceskosten. De voorzieningenrechter wees de verzoeken van de gedaagde om een langere ontruimingstermijn en om de ontruiming door ZOwonen zelf te laten uitvoeren af, omdat deze verzoeken onvoldoende onderbouwd waren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een spoedeisend belang in de context van de sociale huurmarkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/311401 / KG ZA 22-431
Vonnis in kort geding van 5 januari 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING ZOWONEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Sittard-Geleen ,
eiseres,
advocaat: mr. L.H.W. Golsteijn te Venlo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. R.A. Wijnands te Beekdaelen.
Partijen zullen hierna “ZOwonen” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 december 2022 met de producties 1 t/m 9,
  • de conclusie van antwoord met de producties 1 t/m 9,
  • het e-mailbericht van 14 december 2022 van mr. Golsteijn met daarbij productie 10,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 15 december 2022,
  • het e-mailbericht van mr. Golsteijn van 22 december 2022, waarin hij de voorzieningenrechter mededeelt dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een regeling en hij namens ZOwonen verzoekt om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[huurder] (hierna: “ [huurder] ”) huurde met ingang van 27 maart 2018 de woning, staande en gelegen te [plaats 1] , aan de [adres 1] (hierna: “de woning”) van ZOwonen. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van 1 januari 2005 van toepassing. De huurprijs, inclusief servicekosten, bedraagt per 1 juli 2022 € 635,57 per maand en moet vóór of óp de eerste dag van de maand waarop de betaling betrekking heeft zijn voldaan.
2.2.
[gedaagde] huurde met ingang van 24 september 2007 de woning, staande en gelegen te [plaats 2] , aan de [adres 2] . ZOwonen en [gedaagde] zijn bij vaststellingsovereenkomst van 19 september 2019 (hierna: “VSO”) (productie 1 bij dagvaarding) onder andere het volgende overeengekomen:

1.1. Partijen stellen vast dat de tussen partijen bestaande huurovereenkomst per18 oktober 2019met wederzijds goedvinden wordt beëindigd.
(…)
3.1
Gelet op het tweede kans beleid van ZOwonen komt [gedaagde] voor een periode van (tenminste) zes jaar vanaf de beëindiging van de huurrelatie niet meer in aanmerking voor woonruimte via ZOwonen. Dit betekent concreet dat [gedaagde] in ieder geval tot18 oktober 2025niet meer in aanmerking komt voor woonruimte.
3.2
Na de beëindiging van de huurrelatie tussen Partijen zal [gedaagde] in ieder gevalnietgaan wonen bij [huurder] . Laatstgenoemde is woonachtig aan de [adres 1] [plaats 1] .
2.3.
De huurovereenkomst tussen [gedaagde] en ZOwonen met betrekking tot de woning aan de [adres 2] is per 18 oktober 2019 met wederzijds goedvinden beëindigd.
2.4.
[gedaagde] is (op enig moment) gaan samenwonen met [huurder] in de woning.
2.5.
[huurder] en [gedaagde] zijn op 14 juli 2022 in de burgerlijke stand geregistreerd als partners (productie 3 bij dagvaarding, uittreksel burgerlijke stand).
2.6.
Op 14 juli 2022 heeft [gedaagde] een aanvraag medehuurderschap bij ZOwonen ingediend, waarna zij vanaf 18 juli 2022 als medehuurder van de woning door ZOwonen geregistreerd is.
2.7.
Op 22 juli 2022 is het geregistreerd partnerschap van [gedaagde] en [huurder] beëindigd.
2.8.
[huurder] heeft per e-mailbericht van 10 augustus 2022 de huurovereenkomst opgezegd en de woning verlaten. [gedaagde] bewoont op dit moment de woning.
2.9.
ZOwonen heeft [gedaagde] bij brief van 10 oktober 2022 gesommeerd om de woning binnen veertien dagen te verlaten en de sleutels van de woning bij ZOwonen in te leveren.
2.10.
[gedaagde] heeft bij brief van 12 oktober 2022 ZOwonen bericht dat zij niet aan de sommatie van 10 oktober 2022 zal voldoen.

3.Het geschil

3.1.
ZOwonen vordert (samengevat), bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1) [gedaagde] te veroordelen om de woning staande en gelegen te [plaats 1] , aan de [adres 1] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, met al het hare en de haren te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan ZOwonen te stellen, met machtiging van ZOwonen bij niet tijdige ontruiming deze zelf, voor rekening van [gedaagde] te bewerkstelligen door middel van een deurwaarder, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
2) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding gelijk aan de geldende huur van € 635,57 per maand, vanaf november 2022 tot de dag van daadwerkelijke ontruiming van de woning als bedoeld onder 1, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de verschillende betalingstermijnen (zijnde de eerste van iedere maand) tot de dag van volledige betaling;
3) [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente,
4) [gedaagde] te veroordelen in de nakosten.
3.2.
ZOwonen stelt ter onderbouwing van het gevorderde - samengevat - dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft. Allereerst stelt ZOwonen dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met artikel 3.2 van de VSO. [gedaagde] is met ZOwonen overeengekomen dat zij niet bij [huurder] in de woning zou gaan wonen, maar heeft dat toch gedaan. Daarnaast stelt ZOwonen dat [gedaagde] niet aan te merken is als wettelijk medehuurder, omdat zij niet voldoet aan de daarvoor geldende wettelijke voorwaarden van artikel 7:266 BW. Voor zover [gedaagde] wel als wettelijk medehuurder moet worden beschouwd, maakt zij misbruik van recht. Volgens ZOwonen is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [gedaagde] een beroep kan doen op artikel 7:266 BW, omdat het geregistreerd partnerschap een schijnconstructie is in een poging om [gedaagde] de positie van medehuurder te verschaffen, aldus ZOwonen. Het spoedeisend belang van ZOwonen bij haar vorderingen blijkt uit de aard van de zaak, maar ook uit de omstandigheid dat de druk op de sociale huurmarkt onverminderd hoog is en ZOwonen de woning rechtmatig aan een woningzoekende wil gaan verhuren.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang is voldoende aannemelijk gemaakt en volgt uit de aard van de zaak.
4.2.
Dit kort geding spitst zich toe op het antwoord op de vraag of [gedaagde] al dan niet zonder recht of titel in de woning verblijft. De voorzieningenrechter zal eerst ingaan op de figuur van het wettelijk medehuurderschap. In artikel 7:266 BW is bepaald dat de echtgenoot of geregistreerd partner van een huurder van rechtswege medehuurder is, zolang de woonruimte de echtgenoot of geregistreerde partner tot hoofdverblijf strekt, ongeacht of de huurovereenkomst vóór dan wel na het aangaan van het huwelijk of van het geregistreerd partnerschap is gesloten. Indien de huurovereenkomst ten aanzien van de huurder eindigt, wordt de medehuurder in dat geval huurder.
4.3.
Het medehuurderschap komt een echtgenoot of geregistreerd partner van rechtswege toe. Daaruit volgt dat het medehuurderschap niet kan worden opgezegd. Een medehuurder kan het medehuurderschap echter wel verliezen, wanneer niet langer wordt voldaan aan de criteria voor medehuurderschap. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat hier het geval. In het midden kan blijven of al dan niet sprake is van een schijnconstructie met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, nu immers vaststaat dat het geregistreerd partnerschap tussen [gedaagde] en [huurder] op 22 juli 2022 is beëindigd. Door het enkele feit dat het geregistreerd partnerschap formeel is beëindigd, verliest de medehuurder het recht op medehuurderschap (vgl. rechtbank Amsterdam
21 september 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4784).Vanaf 22 juli 2022 kan [gedaagde] aldus niet meer als medehuurder worden beschouwd.
4.4.
Nu niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] vóór die datum tot huurder is gepromoveerd (bijvoorbeeld omdat [huurder] de huurovereenkomst met ZOwonen al eerder had opgezegd of uit hoofde van een eigen contractuele relatie met ZOwonen), acht de voorzieningenrechter voorshands voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat een geldige titel aan het verblijf van [gedaagde] in de woning ontbreekt.
4.5.
De door ZOwonen gevorderde ontruiming moet dan ook worden toegewezen. [gedaagde] heeft verzocht om de termijn van ontruiming op drie maanden, althans op één maand, te stellen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor een dergelijk ruime ontruimingstermijn geen gronden aanwezig zijn. [gedaagde] heeft de noodzaak daarvoor onvoldoende onderbouwd, anders dan met de blote stelling dat zij geen alternatief voorhanden heeft. De door ZOwonen gevorderde ontruimingstermijn van veertien dagen komt de voorzieningenrechter redelijk voor. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is.
4.6.
De gevorderde gebruikersvergoeding vanaf november 2022 zal eveneens worden toegewezen, nu die vordering niet door [gedaagde] betwist is.
4.7.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ZOwonen worden begroot op:
- betekening oproeping € 125,03
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.016,00
totaal € 1.817,03.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal op de in de beslissing vermelde wijze worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot en zullen dan ook worden toegewezen op de in de beslissing vermelde wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] (gemeente [gemeente] ) te ontruimen met al het hare en de haren en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Zowonen te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een (gebruiks)vergoeding gelijk aan de geldende huur, zijnde € 635,57 per maand, vanaf november 2022 tot de dag van daadwerkelijke ontruiming van de woning als bedoeld onder 5.1., te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de respectieve betalingstermijnen (zijnde de eerste dag van iedere maand) tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van ZOwonen tot op heden begroot op € 1.817,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM