ECLI:NL:RBLIM:2023:2102

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
C/03/313854
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van echtelijke woning in kort geding bij echtscheiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] betreffende de verkoop van de echtelijke woning en omliggende percelen. De voorzieningenrechter verleent een machtiging tot verkoop van de woning op grond van artikel 3:174 BW, vooruitlopend op de verdeling van de gemeenschap van goederen. De voorzieningenrechter overweegt dat er een grote kans is dat de woning aan een derde verkocht zal worden en dat het belang van [eiseres] bij verkoop zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om te wachten op een beslissing in de echtscheidingsprocedure. De voorzieningenrechter stelt vast dat de woning in verval raakt door gebrek aan onderhoud door [gedaagde], wat de verkoopbaarheid en waarde van de woning negatief kan beïnvloeden. De vorderingen van [eiseres] worden toegewezen, met inbegrip van de verplichting voor [gedaagde] om [eiseres] toegang te verlenen tot de woning voor noodzakelijke werkzaamheden en het betalen van een dwangsom bij niet-naleving. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/313854 / KG ZA 23-24
Vonnis in kort geding van 24 maart 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. E.F.M. van Swaaij te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. P.M.H. Cruts te Simpelveld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 5
- productie 6 van [eiseres] , ontvangen op 22 februari 2023
- de mondelinge behandeling op 23 februari 2023
- de pleitnota van [gedaagde]
- het verzoek van [eiseres] van 10 maart 2023 om vonnis te wijzen omdat een regeling na de mondelinge behandeling niet tot stand is gekomen.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 17 oktober 2007 te Landgraaf op huwelijkse voorwaarden
met elkaar gehuwd. Partijen hebben twee thans nog minderjarige kinderen. De huwelijkse voorwaarden behelzen onder meer uitsluiting van iedere goederengemeenschap en een periodiek verrekenbeding. Aan dat laatste is door partijen tijdens hun huwelijk nooit uitvoering gegeven.
2.2.
[eiseres] heeft op 31 mei 2021 een verzoekschrift tot echtscheiding en nevenvoorzieningen bij deze rechtbank ingediend. Op 11 oktober 2021 heeft [eiseres] het verweerschrift op de zelfstandige tegenverzoeken van [gedaagde] , tevens houdende aanvullende verzoeken ingediend.
2.3.
Tot de eenvoudige gemeenschap van partijen behoren onder meer de navolgende zaken:
a. a) de echtelijke woning en loods, gelegen te [woonplaats] , aan de [adres] , kadastraal bekend [kadasternummer 1] , groot 2125 vierkante meter;
b) kadastraal object [kadasternummer 2] , groot 2.710,00 vierkante meter, door partijen verworven op 20 juni 2014;
c) kadastraal object [kadasternummer 3] , groot 2.710,00 vierkante meter, door partijen verworven op 20 januari 2014;
d) kadastraal object [kadasternummer 4] , groot 2.710,00 vierkante meter, door partijen verworven op 20 januari 2014;
alsmede e) kadastraal object [kadasternummer 5] , groot 2.180,00 vierkante meter, door partijen verworven op 19 augustus 2015.
De sub b) tot en met d) vermelde percelen liggen bij de woning en vormen zo feitelijk één geheel.
2.4.
Partijen hebben de woning gefinancierd door een inbreng van [gedaagde] van
€ 265.000,00 en door een inbreng van € 20.000,00 van [eiseres] en een hypothecaire geldlening van € 150.000,00 op naam van [eiseres] . Op dit moment woont [gedaagde] in de woning. Hij voldoet aan [eiseres] de lasten van de hypotheek, die zij vervolgens voldoet aan de bank.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
haar machtigt de hiervoor genoemde goederen a) tot en met d) met behulp van een aan Wooncheckpunt Makelaars (Hovenstraat 77, 6374 HB Landgraaf) verbonden makelaar te koop aan te bieden en vervolgens tegen een door de makelaar redelijk geachte prijs te verkopen, waarbij deze beschikking (de voorzieningenrechter begrijpt: dit vonnis), voor zover nodig, in de plaats treedt van de medewerking van “de vrouw” (de voorzieningenrechter begrijpt: de man) aan de verkoop en levering;
[gedaagde] veroordeelt [eiseres] toe te laten tot de woning en de percelen wanneer dit met het oog op verkoop noodzakelijk is, adviezen van de makelaar te volgen en daaraan zijn medewerking te verlenen, alsmede bepaalt dat [gedaagde] na verkoop van de woning en de percelen dient te zorgen voor tijdige ontruiming van de woning en de percelen (leeghalen en schoonmaken), onder machtiging van [eiseres] om dit in geval van weigerachtigheid door derden op kosten van [gedaagde] te laten verrichten, waarbij [gedaagde] [eiseres] en deze personen tot de woning dient toe te laten;
bepaalt dat [gedaagde] ten titel van dwangsom een bedrag verbeurt van € 500,00 per keer met een maximum van € 50.000,00 voor iedere overtreding van de beslissing onder i en ii;
bepaalt dat de opbrengst van de verkoop van de voornoemde goederen in depot zal worden gehouden bij een door de vrouw aan te wijzen notaris, waarmee de man zal instemmen, die uit die verkoopopbrengst de openstaande schuld aan de Rabobank zal voldoen en voorts tot uitkering zal overgaan zodra over de verdeling van de huwelijksgemeenschap zal zijn beslist, dan wel zodra partijen daarover overeenstemming hebben bereikt.
3.2.
[eiseres] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. Zij heeft belang bij een spoedige verkoop van de woning en de genoemde percelen b) tot en met d). Partijen verschillen van mening over de verrekening van de waarde dan wel de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning en percelen in geval van verkoop. Dit geschilpunt ligt ter beoordeling voor in de echtscheidingsprocedure, maar een beslissing daarover kan nog lang op zich laten wachten. De kans dat [gedaagde] de woning zal kunnen overnemen, acht [eiseres] niet aannemelijk. Ondertussen bemerkt zij dat [gedaagde] de woning in verval laat raken. Dit kan de verkoop van de woning onmogelijk maken. De bij de woning liggende percelen vormen feitelijk één geheel met de woning en daarom is het aantrekkelijk om deze samen met de woning te verkopen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] voert aan dat het spoedeisend belang ontbreekt. Het argument dat [eiseres] spoedig uit de verdeeldheid wil geraken is volgens hem daartoe onvoldoende. Van verloedering van de woning is geen sprake.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
In kort geding kan als voorziening op grond van artikel 3:174 BW onder omstandigheden vooruitlopend op de verdeling van een gemeenschap een machtiging worden gegeven tot verkoop van een daartoe behorend goed. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 21 juni 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AE4380). Voor een beroep op artikel 3:174 BW is niet nodig dat eerst een vordering tot verdeling van de gemeenschap (artikel 3:178 BW) is ingesteld of dat eerst op een dergelijke vordering door de rechter is beslist.
4.3.
De enkele wens van [eiseres] spoedig uit de onverdeeldheid te geraken, is niet voldoende om een spoedeisend belang bij de desbetreffende vordering van [eiseres] aan te kunnen nemen. Daartoe dienen bijkomende omstandigheden te worden aangevoerd waaruit blijkt van gewichtige redenen.
4.4.
Door [eiseres] is in dit kader het volgende aangevoerd.
[eiseres] heeft al begin 2021 aangedrongen op verkoop. [gedaagde] heeft steeds te kennen gegeven dat hij de woning en percelen wil overnemen, echter zonder de haalbaarheid van die wens te onderbouwen. Volgens [eiseres] beschikt [gedaagde] niet over spaargeld en heeft hij geen substantiële inkomsten. [gedaagde] heeft niet gereageerd op het verzoek van haar advocaat om [eiseres] te informeren over zijn concrete mogelijkheden om de woning en de percelen over te kunnen nemen. Dit sterkt [eiseres] in haar overtuiging dat [gedaagde] de woning en de percelen niet kan overnemen maar probeert de verkoop van de woning en percelen zo lang mogelijk uit te stellen.
Er is voorlopig geen zicht op de datum waarop de mondelinge behandeling van het verzoek tot echtscheiding zal plaatsvinden. Het kan gelet daarop zomaar nog twee jaar duren voordat de woning te koop wordt gezet. Partijen zijn al in 2020 uit elkaar gegaan en al die tijd kan [eiseres] niet bij “haar” geld in de woning en de percelen en kan zij ook zelf geen hypotheek afsluiten. Zij heeft in afwachting van de verdeling een woning gehuurd en de
termijn van twee jaar gedurende welke de hypotheekrente nog in box l in aftrek kan worden
genomen staat op het punt van verstrijken, met alle fiscale en daarmee verbonden financiële nadelen als consequentie.
Daarnaast bemerkt zij dat [gedaagde] de woning in verval laat raken. Hij verricht geen onderhoud, met als gevolg dat deze een verkommerde, armoedige indruk maakt. Als het nog twee jaar duurt kan dat de verkoop van de woning onmogelijk maken.
4.5.
De door [eiseres] aangevoerde verwachting dat [gedaagde] niet in staat zal zijn om de woning over te nemen, acht de voorzieningenrechter aannemelijk gemaakt. De in opdracht van [eiseres] opgestelde taxatie geeft een indicatie dat op de woning met percelen een aanzienlijke overwaarde zit. Op basis van hetgeen door [gedaagde] is verklaard ter zitting blijkt dat hij zelf niet over de middelen en het inkomen beschikt om de woning over te nemen. Hij had zijn hoop gevestigd op een bedrag uit de nalatenschap van zijn tante, doch inmiddels is gebleken dat hij niet is opgenomen in haar laatste testament. Zijn hoop is nu gevestigd op zijn zus, die mogelijk bereid is om hem te ondersteunen. Bewijs waaruit blijkt dat financiering via zijn zus een reële optie is, is niet verstrekt tijdens de procedure. Gelet op deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter de kans groot dat uiteindelijk zal blijken dat [gedaagde] de woning en de percelen niet kan overnemen en dat in de echtscheidings-procedure zal worden bepaald dat tot verkoop van de woning dient te worden overgegaan. De verwachting dat deze beslissing nog lang op zich kan laten wachten is reëel.
4.6.
Daarnaast heeft [eiseres] onder meer aangevoerd dat de woning door [gedaagde] niet wordt onderhouden en een verwaarloosde indruk maakt. Ter onderbouwing van die stelling zijn door haar als productie 6 recente foto’s van de woning en de tuin overgelegd. Daarop is zichtbaar dat niet (voldoende) wordt gepoetst en opgeruimd. Zo is onder andere te zien dat de badkamer en het toilet niet naar behoren zijn schoongemaakt en dat deze daardoor tekenen vertonen van schimmels en beschadiging door vuil- en kalkaanslag die gelet op de omvang hoogst waarschijnlijk niet meer valt te verwijderen. De voorzieningenrechter is op basis van die foto’s - [gedaagde] heeft niet betwist dat deze een accuraat beeld geven van de huidige situatie - tot het oordeel gekomen dat de stelling van [eiseres] daarmee wordt bevestigd. Indien deze situatie langer voortduurt, kan dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot een ongezonde leefomgeving leiden en de verkoopbaarheid van de woning of de waarde van de woning negatief beïnvloeden. Op dit moment is de situatie nog omkeerbaar en kan de schade worden beperkt.
4.7.
De voorzieningenrechter ziet in met name deze omstandigheden een spoedeisend belang gelegen bij de door [eiseres] gevorderde verkoop van de woning. [eiseres] heeft een financieel belang bij het ingang zetten van de verkoop van de woning en de percelen, zodat zij niet langer gebonden is aan de daaraan verbonden hypotheek en kan beschikken over het haar toekomende aandeel in de overwaarde zodra over de verdeling daarvan is beslist. Gelet op de hiervoor geschetste aanzienlijk grote kans dat tot verkoop aan een derde en verdeling van de overwaarde dient te worden overgegaan en het belang bij het voorkomen van beschadiging en waardedaling van de woning ten gevolge van verwaarlozing van de woning, komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het belang van [eiseres] bij verkoop van de woning in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang van [gedaagde] bij het afwachten van een beslissing over de verdeling in de echtscheidingsprocedure.
4.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de vordering sub i kan worden toegewezen, met dien verstande dat de zinsnede “
waarbij deze beschikking, voor zover nodig, in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw aan de verkoop en levering”naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen toegevoegde waarde heeft, naast de toewijzing van de machtiging op grond van artikel 3:174 BW aan [eiseres] . Dit laatste zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
De vordering sub ii kan eveneens worden toegewezen. Op grond van haar eigendomsrecht heeft [eiseres] het recht de woning en de percelen te betreden. Dit recht wordt nog niet belemmerd door een andersluidende juridische beslissing. Teneinde de verkoop vlot te laten verlopen, mag van [gedaagde] worden verwacht dat hij zijn medewerking verleent aan de adviezen van de makelaar om de woning verkoopklaar te maken.
4.10.
De sub iii gevorderde dwangsom wordt afgewezen ten aanzien van de vordering
sub i, aangezien aan [eiseres] een machtiging wordt verstrekt om de verkoop zelf uit te voeren. De dwangsom zal dan ook uitsluitend worden toegewezen ten aanzien van hetgeen naar aanleiding van het onder sub ii gevorderde wordt toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt conform de vordering.
4.11.
De voorzieningenrechter acht het in het kader van vordering sub iv redelijk dat aan [gedaagde] een keuze uit een drietal door [eiseres] te noemen notarissen wordt geboden. Indien [gedaagde] binnen twee weken nadat [eiseres] een lijst met namen van notarissen heeft verstrekt, geen keuze heeft gemaakt, is het [eiseres] toegestaan zelf één van de betreffende notarissen aan te wijzen.
4.12.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
machtigt [eiseres] tot het te gelde maken van de navolgende goederen:
a) De echtelijke woning en loods, gelegen te [woonplaats] , aan de [adres] , kadastraal bekend [kadasternummer 1] , groot 2125 vierkante meter,
b) Kadastraal object [kadasternummer 2] , groot 2.710,00 vierkante meter, door partijen verworven op 20 juni 2014,
c) Kadastraal object [kadasternummer 3] , groot 2.710,00 vierkante meter, door partijen verworven op 20 januari 2014,
d) Kadastraal object [kadasternummer 4] , groot 2.710,00 vierkante meter, door partijen verworven op 20 januari 2014,
en met behulp van een aan Wooncheckpunt Makelaars (Hovenstraat 77, 6374 HB Landgraaf) verbonden makelaar deze goederen te koop aan te bieden en vervolgens tegen een door de makelaar redelijk geachte prijs te verkopen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] [eiseres] toe te laten tot de woning en de percelen wanneer dit met het oog op verkoop noodzakelijk is, waarbij moet worden gedacht aan noodzakelijke reparaties, opruimwerkzaamheden of dringende onderhoudswerkzaamheden en bezoeken van de makelaar of potentiële kopers; [gedaagde] dient hierin adviezen van de makelaar te volgen en daaraan zijn medewerking te verlenen,
5.3.
bepaalt dat [gedaagde] na verkoop van de woning en de percelen dient te zorgen voor tijdige ontruiming van de woning en de percelen (leeghalen en schoonmaken), onder machtiging van [eiseres] om dit in geval van weigerachtigheid door derden op kosten van [gedaagde] te laten verrichten, waarbij [gedaagde] [eiseres] en deze personen tot de woning dient toe te laten,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij niet aan de hoofdveroordeling onder 5.2 en 5.3 voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.5.
bepaalt dat de opbrengst van de verkoop van de voornoemde goederen in depot zal
worden gehouden bij een door [eiseres] , op de wijze zoals onder 4.11 is bepaald, aan te wijzen notaris, die uit die verkoopopbrengst de openstaande schuld aan de Rabobank zal voldoen en voorts tot uitkering zal overgaan zodra over de verdeling van de huwelijksgemeenschap zal zijn beslist, dan wel zodra partijen daarover overeenstemming hebben bereikt,
5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op
24 maart 2023.
EvdS