Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de pleitnota van [gedaagde]
- het verzoek van [eiseres] van 10 maart 2023 om vonnis te wijzen omdat een regeling na de mondelinge behandeling niet tot stand is gekomen.
2.De feiten
€ 265.000,00 en door een inbreng van € 20.000,00 van [eiseres] en een hypothecaire geldlening van € 150.000,00 op naam van [eiseres] . Op dit moment woont [gedaagde] in de woning. Hij voldoet aan [eiseres] de lasten van de hypotheek, die zij vervolgens voldoet aan de bank.
3.Het geschil
4.De beoordeling
waarbij deze beschikking, voor zover nodig, in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw aan de verkoop en levering”naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen toegevoegde waarde heeft, naast de toewijzing van de machtiging op grond van artikel 3:174 BW aan [eiseres] . Dit laatste zal dan ook worden afgewezen.
sub i, aangezien aan [eiseres] een machtiging wordt verstrekt om de verkoop zelf uit te voeren. De dwangsom zal dan ook uitsluitend worden toegewezen ten aanzien van hetgeen naar aanleiding van het onder sub ii gevorderde wordt toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt conform de vordering.
5.De beslissing
24 maart 2023.