ECLI:NL:RBLIM:2023:2038

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
03/052277-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweld en afpersing in Geleen

Op 21 maart 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1951, die wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 november 2015 in Geleen, waarbij de verdachte samen met anderen de benadeelde partij, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toebracht, hem wederrechtelijk van zijn vrijheid beroof en hem beroofde van zijn bezittingen. De verdachte heeft [slachtoffer] naar een woning gelokt onder het voorwendsel van een zakelijke afspraak, waar hij vervolgens werd mishandeld en bedreigd met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld, wat resulteerde in een gebroken neus en letsel aan de linkerhand van [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweld en afpersing. De officier van justitie had een gevangenisstraf van achttien maanden geëist, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die ongeneeslijk ziek is. Daarnaast is de benadeelde partij, [slachtoffer], in zijn vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een totaalbedrag van € 11.278,61, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/052277-20
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum 1] 1951, hierna: (de) verdachte,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 maart 2023. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en wordt bijgestaan door mr. F.W. Oehlen, advocaat kantoorhoudende te Sittard. Hoewel daartoe opgeroepen, is [slachtoffer] niet ter terechtzitting verschenen. Wel is ter terechtzitting verschenen mr. Oehlen; in het kader van de behandeling van de vordering van [slachtoffer] is zij in de gelegenheid gesteld deze vordering toe te lichten en vragen daarover te beantwoorden.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met respectievelijk de parketnummers
03/052275-20 en 03/052276-20.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op
26 november 2015 in Geleen:

1. tezamen met anderen [slachtoffer] opzettelijk een klap tegen het voorhoofd heeft gegeven en hem meermalen tegen het lichaam heeft geslagen en geschopt, waardoor:

primair: aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht of
subsidiair: een poging werd gedaan aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of
meer subsidiair: [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade werd mishandeld, ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;

2. tezamen met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden;

3. tezamen met anderen een smartphone, toebehorend aan [slachtoffer] heeft gestolen, welke diefstal gepaard is gegaan met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer] ;

4. tezamen met anderen met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door (bedreiging met) geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een beurs, een pinpas met bijbehorende pincode en de unlock-code van de gestolen smartphone.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan de verdachte onder 1., onder 2., onder 3. en onder 4. ten laste gelegde. [verdachte] is de persoon geweest die [slachtoffer] naar het appartement in Geleen heeft laten lokken, waar deze [slachtoffer] is mishandeld, gegijzeld, beroofd en bestolen. [verdachte] is op de plaats delict geweest en hij is betrokken geweest bij de uitvoering van de omschreven strafbare feiten die jegens [slachtoffer] zijn gepleegd.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd. [slachtoffer] heeft [verdachte] aangewezen en omschreven als de initiator van de jegens hem gepleegde geweldsdelicten. Zij kennen elkaar uit de gevangenis en [slachtoffer] heeft een in Duitsland gelegen woning van [verdachte] gehuurd. Het motief van het handelen jegens [slachtoffer] is gelegen in een conflict dat is ontstaan tussen beiden over de huur van de in Duitsland gelegen woning. [verdachte] heeft in zijn verklaring bevestigd dat hij [slachtoffer] kent en hem een woning heeft verhuurd. Door toedoen van [slachtoffer] zou een schadepost van € 50.000,- zijn ontstaan.
[slachtoffer] heeft bovendien verklaard dat hij heeft gezien en geroken dat [verdachte] ten tijde van het plegen van de strafbare feiten op de plaats delict een sigaar rookte en dat hij heeft gezien dat hij een sigarendoosje in zijn broekzak had. [slachtoffer] heeft het doosje op afbeeldingen van internet herkend als zijnde van het merk Villiger Curly. [verdachte] heeft verklaard dat hij sigaren van dat bewuste merk rookt. Op de plaats delict zijn sigarenbandjes aangetroffen. Op één van die bandjes is bloed aangetroffen.
Tot slot is uit de opgevraagde historische telecomgegevens gebleken dat op 26 november 2015 rond 17.00 uur en om 17.09 uur telefonisch contact is geweest tussen het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1] en het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] . Volgens de verklaring van [slachtoffer] is [verdachte] even later op de plaats delict verschenen. Ook is vastgesteld dat de gsm van [verdachte] zich op 26 november 2015 om 17.09 uur nabij een mast op ongeveer 650 meter van de plaats delict bevond.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verklaring van [slachtoffer] kan niet doorslaggevend zijn om een bewezenverklaring op te baseren: zijn stelling dat de verdachte op 26 november 2015 op de plaats delict verscheen en hem (mede) heeft mishandeld en tevens verantwoordelijk is voor het wegnemen van zijn eigendommen, niet door enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund.
[naam 1] is een goede vriend van [slachtoffer] en bovendien was [slachtoffer] aanwezig bij het telefoongesprek dat [naam 1] met een politieambtenaar heeft gevoerd. Dit tast de betrouwbaarheid van zijn verklaring ernstig aan. [verdachte] heeft betwist dat hij op 26 november 2015 telefonisch contact heeft gehad met [naam 1] . [naam 1] heeft zelf aangegeven dat hij de beller niet kent en dat hij nooit (eerder) contact heeft gehad met [verdachte] . Er kan daarom geen waarde worden gehecht aan de verklaring van [naam 1] , dat hij het idee had dat de beller de voormalige eigenaar van de woning van [slachtoffer] in Saeffelen (Duitsland) was.
De door de Forensische Opsporing op de tweede verdieping van het pand aan de [adres 2] in Geleen aangetroffen sigarenbandjes van het merk Villiger Curly zijn op geen enkele wijze aan verdachte te koppelen. Op de sigarenbandjes zijn geen bruikbare dactyloscopische of DNA-sporen aangetroffen.
De historische telecomgegevens mogen niet voor het bewijs gebezigd worden op grond van hetgeen werd beslist in het zogenaamde Prokuratuurarrest (C-746/18, ECLI:EU:C:2021:152). In het kader van het evenredigheidsvereiste dienen de bevoegde nationale instanties er in elk afzonderlijk geval voor te zorgen dat zowel de categorie gegevens waarnaar wordt verwezen, als de duur waarvoor om toegang tot die gegevens is verzocht afhankelijk van de omstandigheden van het geval beperkt blijft tot hetgeen strikt noodzakelijk is voor het onderzoek. In het kader van het onafhankelijkheidsvereiste dient de toegang tot deze gegevens te worden onderworpen aan een voorafgaande onafhankelijke toetsing. De Hoge Raad heeft in het arrest van 5 april 2022 (HR 5 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:475, ingaande op de betekenis en de gevolgen van de rechtspraak van het Hof van Justitie, geoordeeld dat de strafvorderlijke regeling niet in overeenstemming is met de eisen die de Richtlijn 2002/58/EG stelt. Als de officier van justitie verkeers- en locatiegegevens wil verkrijgen, die meer omvatten dan uitsluitend identificerende gegevens, dan is hij volgens de Hoge Raad gehouden daartoe een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris te verkrijgen.
In dit geval zijn de historische telecommunicatiegegevens van de verdachte gebruikt om zijn geografische bewegingen op 26 november 2015 vast te leggen. Het dossier geeft geen blijk van een schriftelijke machtiging, afgegeven door de rechter-commissaris. De verdediging concludeert derhalve dat niet aan het onafhankelijkheidsvereiste is voldaan. Hierdoor is er een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en moeten de als gevolg hiervan verkregen historische verkeersgegevens van het bewijs worden uitgesloten.
Voor het geval de rechtbank het verweer tot bewijsuitsluiting van de historische telecommunicatiegegevens verwerpt, heeft de verdediging zich beroepen op een rapportage (uit een andere strafzaak) van het NFI d.d. 22 december 2022, waarin enkel algemene vragen worden beantwoord. Op grond van deze rapportage heeft de verdediging geconcludeerd dat het dossier onvoldoende informatie bevat om de in het dossier ingenomen stelling, dat een basisstation kan worden aangestraald vanaf de plaats delict op waarheid te kunnen controleren.
Subsidiair heeft de verdediging zich met betrekking tot het ten laste gelegde onder 1. en 2. op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de mishandelingen en wederrechtelijke vrijheidsberoving, waar hij feitelijk niet bij aanwezig was. Op basis van de verklaring van [slachtoffer] kan niet worden vastgesteld dat de twee mannen, die hem hebben opgewacht en mishandeld met medeweten, laat staan in opdracht van [verdachte] hebben gehandeld. Overige bewijsmiddelen, waaruit enige betrokkenheid van [verdachte] daarbij blijkt, ontbreken.
Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat de verdachte hem tegen de borst heeft geschopt en een klap in het gezicht heeft gegeven. Of [slachtoffer] aan de klap of de trap letsel heeft overgehouden is op basis van de inhoud van het dossier niet vast te stellen. Derhalve moet de verdachte worden vrijgesproken van zware mishandeling met voorbedachten rade, dan wel de poging daartoe. Enkel eenvoudige mishandeling kan bewezen worden verklaard. Van het gevolg van zwaar lichamelijk letsel moet eveneens partiële vrijspraak volgen, nu het letsel is toegebracht buiten aanwezigheid van de verdachte, terwijl niet kan worden vastgesteld dat hij opdracht heeft gegeven tot het toebrengen van letsel aan [slachtoffer] .
Met betrekking tot het ten laste gelegde onder 3. en 4. heeft de verdediging zich subsidiair op het standpunt gesteld dat - behalve de verklaring van [slachtoffer] - geen bewijsmiddel voorhanden is dat de drie mannen zijn beurs met pinpassen en gsm hebben meegenomen. Er zijn geen beelden van het pinnen en de gsm is niet bij de verdachten aangetroffen en deze is ook niet meer gebruikt na 26 november 2015. Van diefstal van deze goederen moet de verdachte partieel worden vrijgesproken. Zodoende resteert enkel diefstal van de pincode van de mobiele telefoon van [slachtoffer] .
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen door hetgeen aan de rechtbank is gebleken uit de navolgende bewijsmiddelen:
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op woensdag 25 november 2015 is gebeld op zijn gsm met het nummer [gsm-nummer 1] door een meisje. Zij vroeg hem of hij een keuken en badkamer kon betegelen in een pand gelegen aan de [adres 2] in Geleen. Zij maakten een afspraak om het werk op te nemen voor 26 november 2015, 17.00 uur. Op genoemd tijdstip is [slachtoffer] op voornoemd adres ontvangen door een meisje dat de deur opende en voor hem uit de trap naar boven opliep. Het meisje wees hem boven een kamer aan. Toen [slachtoffer] de kamer inliep, zag hij plotseling twee mannen achter zich staan. De mannen zeiden tegen hem dat iemand uit Saeffelen nog 50.000 euro van hem kreeg. [slachtoffer] wist toen direct waar zij het over hadden en dat de bedoelde persoon [verdachte] is, [slachtoffer] ’ verhuurder van zijn voormalige woning in Saeffelen.
[slachtoffer] zag en voelde dat de mannen hem trapten en sloegen. Hij heeft zich ook verweerd. Hij wilde wegkomen, maar hij kreeg het raam in de kamer niet open. Eén van die mannen had een mes in zijn handen. Op het moment dat [slachtoffer] die hand waarin het mes zat, wilde pakken, voelde hij dat hij door het mes geraakt werd aan zijn linker hand. De mannen bleven [slachtoffer] slaan en schoppen en [slachtoffer] is door de mannen tegen een muur geduwd. Eén van beide mannen is gaan bellen en [slachtoffer] moest toen op iemand wachten. Even later kwam [verdachte] naar binnen en zei tegen [slachtoffer] dat hij nog geld van hem kreeg. Hij zou 50.000 euro zijn misgelopen door [slachtoffer] . De man met het mes zei toen dat [slachtoffer] zijn beurs moest inleveren. [slachtoffer] heeft zijn beurs gegeven en de pincode van zijn bankpas van de Sparkasse aan de mannen bekend gemaakt.
Vervolgens wilden de mannen weten waar [slachtoffer] woont. [slachtoffer] heeft gezegd dat hij in Valkenburg woont. De mannen wilden medebewoners van [slachtoffer] bellen om dit te verifiëren. Ze moesten de telefoon van [slachtoffer] hebben, die in zijn auto lag. Eén van de mannen heeft de smartphone van [slachtoffer] uit diens auto gehaald en [verdachte] heeft met dit toestel [naam 1] gebeld en aan hem gevraagd of [slachtoffer] bij hem woont.
[slachtoffer] heeft verklaard dat [verdachte] tegen zijn borstkast trapte en hem een klap in zijn gezicht heeft gegeven. Op een gegeven moment zei [verdachte] dat [slachtoffer] de dag erna 10.000 euro moest betalen anders zou hij worden afgemaakt. De drie mannen vertrokken en zeiden dat [slachtoffer] minstens een half uur moest wachten, omdat er nog twee mannen beneden bij de deur stonden. Toen de mannen weg waren, is [slachtoffer] direct weer naar beneden gegaan. Hij kreeg de voordeur niet open omdat deze was afgesloten. Vervolgens heeft hij op de eerste verdieping aan de voorkant een raam kunnen openen en heeft naar een fietser geroepen dat deze de politie moest bellen.
[slachtoffer] heeft signalementen van beide mannen gegeven. [2]
Op 1 december 2015 heeft [slachtoffer] tegen een ambtenaar van de politie verklaard dat hij op Facebook op de pagina met de naam “ [naam 2] ” bij een recensie een foto heeft gezien van een man met de naam [facebook naam] . [slachtoffer] verklaarde voorts de op deze foto afgebeelde man voor 80 tot 90 procent te herkennen als één van de daders van de mishandeling. [3]
In een aanvullende verklaring van 14 december 2015 heeft [slachtoffer] met betrekking tot het door hem tijdens het voorval opgelopen letsel verklaard dat twee pezen van zijn linker hand zijn doorgesneden, die nadien moesten worden gehecht. Hij is dientengevolge niet in staat om te werken. Verder heeft hij een gebroken neus, een verwonding aan zijn voorhoofd boven de rechter wenkbrauw en een gekneusde rib, een en ander als gevolg van de mishandelingen op 26 november 2015 te Geleen.
[slachtoffer] heeft met betrekking tot het incident bij die gelegenheid voorts verklaard, dat beide mannen bij de deur van de kamer stonden en als het ware daardoor de doorgang blokkeerden. Hij weet bijna zeker dat de forsere man hem onmiddellijk een klap op zijn voorhoofd toediende. De smalle man was eigenlijk meer om [slachtoffer] onder controle te houden door de bewapening met het mes. De forsere man was meer de “fighter”. Ten gevolge van de klap op het voorhoofd hing een stukje huid voor een oog van [slachtoffer] . [slachtoffer] is hiervan geschrokken en hij heeft meteen geprobeerd om weg te komen via het raam, maar dat was afgesloten. Hij kreeg vervolgens klappen en trappen die overal vandaan kwamen.
Toen [verdachte] er was, zat [slachtoffer] op de grond met de rug tegen de muur. De man met het mes stond voor hem en dreigde met de woorden: “Ik steek je neer”. De forsere man zei: “Snij hem een vinger af.” [slachtoffer] heeft vervolgens zijn beurs afgegeven aan de man met het mes, die op zijn beurt de beurs aan [verdachte] heeft gegeven. [slachtoffer] heeft via een bankafschrift [4] vernomen dat op 26 november 2015 om 18:14:07 uur bij de Volksbank Heinsberg met de Duitse bankpas een geldbedrag van 500 euro is opgenomen. De man op de foto op Facebook die [slachtoffer] heeft herkend als één van de daders is de man die [slachtoffer] heeft aangeduid als de forsere man.
[slachtoffer] weet niet zeker of beide mannen sigaretten rookten, maar hij heeft wel de geur van een sigaar geroken en gezien dat [verdachte] rookte. Hij heeft ook gezien dat [verdachte] een smal lang doosje in zijn linker broekzak had. [slachtoffer] heeft de sigaren die [verdachte] rookte omschreven als kromme sigaren. Een afbeelding van een doosje van het sigarenmerk Villiger Curly heeft [slachtoffer] herkend als soortgelijk aan het doosje dat hij in de kleding van [verdachte] heeft waargenomen. [5]
In nog een aanvulling op zijn eerdere verklaringen, heeft [slachtoffer] op 7 januari 2016 verklaard dat het telefoonnummer, dat genoteerd staat op het schrijfblok, dat hij heeft achtergelaten op de plaats delict, toebehoort aan het meisje, dat hem op 25 november 2015 heeft gebeld om de afspraak te maken.
[slachtoffer] heeft het Facebookprofiel van [facebook naam] bekeken en weet 100 procent zeker dat hij erbij was. Het is de man die [slachtoffer] heeft geslagen en die heeft getelefoneerd, waarna [verdachte] ter plaatse verscheen. Tijdens het telefoongesprek hoorde [slachtoffer] hem zeggen: “wacht maar, er komen nog andere mensen”. Een tijdje later kwam [verdachte] de ruimte binnen gelopen. Het hele voorval moet ongeveer een uur hebben geduurd. [6]
Op 26 november 2015 heeft de ambtenaar van de politie genaamd [verbalisant] sporenonderzoek verricht onder meer in het woongedeelte van het pand gelegen aan de [adres 2] in Geleen. Van belang is hetgeen is aangetroffen op de tweede verdieping. In een kamer gelegen aan de voorzijde van de woning, voorzien van een brede dakkapel met vier ramen zijn drie peuken op de vloer en een peuk op de vensterbank aangetroffen. Verder is op de vensterbank een geel memo briefje aangetroffen met daarop de naam en het telefoonnummer van [slachtoffer] . Rechts van de hal op de tweede verdieping lag een lege kamer. In deze kamer zijn diverse bloeddruppels, peuken en een grote bloedplas op de vloer aangetroffen. Op de muren en ruiten zaten bloedspatten. In deze ruimte stond een zwarte schrijfmap op de vloer. Op de vloer zijn twee sigarenbandjes aangetroffen. Op één van die sigarenbandjes zat bloed. Op de raamkruk van het raam zat bloed en de vleugel van het venster bleek te zijn vastgeschroefd aan het raamkozijn, waardoor het venster niet meer kon worden geopend. [7]
In verband met nader onderzoek zijn onder andere de volgende sporen veiliggesteld op de tweede etage in de kamer aan de voorzijde van het pand [8] :
Spoornummer : PL2300-2015219668-33974
SIN :
AAIV0850NLSpooromschrijving :
PeukWijze veiligstellen : Zak papier
Tijdstip veiligstellen : 26 november 2015 te 21:39 uur
Plaats veiligstellen : Op vensterbank bij markering no. 14 2e etage
Spoornummer: PL2300-2015219668-705599
SIN :
AAIV0700NLSpooromschrijving :
memo briefjeSerienummer : 26 november 2015 te 21:45 uur
Plaats veiligstellen : op de vensterbank
Bijzonderheden : Memo briefje Andre van Duin met opschrift
Spoornummer : PL2300-2015219668-33985
SIN :
AAIV0856NLSpooromschrijving :
PeukWijze veiligstellen : Zak papier
Tijdstip veiligstellen : 26 november 2015 te 21:41 uur
Plaats veiligstellen : Filterpeuk bij markering no. 5
Spoornummer : PL2300-2015219668-33981
SIN :
AAIV0855NLSpooromschrijving :
PeukWijze veiligstellen : Zak papier
Tijdstip veiligstellen : 26 november 2015 te 21:45 uur
Plaats veiligstellen : Filter peuk bij markering no. 6
Ten aanzien van [slachtoffer] is op 30 december 2015 een geneeskundige verklaring opgemaakt. Bij de Spoedeisende Hulp van het Zuydenland Ziekenhuis is het volgende uitwendige letsel waargenomen:
  • laceratie/wond linker wenkbrauw van 1 x 1 centimeter;
  • wond van 1 centimeter links op achterhoofd;
  • diepe verwonding van 2 centimeter in linker handpalm;
  • gebroken neus.
Er heeft een operatie plaatsgevonden op 30 november 2015 teneinde het zenuw- en peesletsel in de hand van [slachtoffer] te hechten. De geschatte duur van de genezing van dit letsel na deze operatie is één jaar. [9]
[naam 1] heeft verklaard dat hij is gebeld, naar hij aanneemt door één van de daders van de mishandelingen van [slachtoffer] . Hij werd door nummer [gsm-nummer 1] , dat gewoonlijk door [slachtoffer] ) wordt gebruikt, gebeld op zijn eigen nummer, [gsm-nummer 2] . Hij hoorde een ander aan de lijn. De man aan de telefoon vroeg: “woont hij niet in Saeffelen dan?” [naam 1] heeft de beller bevestigd dat [slachtoffer] bij hem woont. [10] Getuige heeft een printscreen van zijn belgeschiedenis waaruit blijkt dat hij op 26 november 2015 om 17.26 uur is gebeld door het nummer [gsm-nummer 1] , dat in zijn telefoon werd gekoppeld aan de naam ‘ [slachtoffer] ’, voor de duur van één minuut. [11]
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft sporenmateriaal onderworpen aan vergelijkend DNA-onderzoek. Uit dit onderzoek is gebleken dat biologisch celmateriaal, aangetroffen op de sigarettenpeuken voorzien van de SIN-nummers AAIV0850NL#01, AAIV0855NL#01 en AAIV0856NL#01 het DNA bevat waaruit een profiel kon worden verkregen van een man en waarbij het profiel overeenkomt met het profiel dat is verkregen uit DNA afkomstig van [medeverdachte 1] . Deze matchkans met het profiel van een willekeurig gekozen DNA is kleiner dan één op één miljard. [12]
Tijdens het sporenonderzoek dat op 26 november 2015 heeft plaatsgevonden in het pand aan de [adres 2] in Geleen is in een kamer op de tweede verdieping een zwarte map aangetroffen, die kennelijk van [slachtoffer] was nu zich hierin visitekaartjes op zijn naam bevonden. De map is inbeslaggenomen en onderzocht. In de map is een schrijfblok aangetroffen. Op het eerste vel van het schrijfblok stond het adres [adres 2] en donderdag 17.00 uur. Tevens stond hierbij een gsm-nummer vermeld, zijnde [gsm-nummer 3] . [13]
Op 25 november 2015, zijnde een dag voor het incident, is aangever [slachtoffer] gebeld door een vrouw (vanaf hier te noemen NN04). Tijdens het incident belde één van de daders (vanaf hier te noemen NN02) met een persoon. Kort daarna kwam volgens [slachtoffer] , [verdachte] naar de plaats delict.
Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar de identiteit van NN02 en NN04 en naar de relaties tussen [slachtoffer] en verdachten aan de hand van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers [gsm-nummer 1] , in gebruik bij [slachtoffer] , [gsm-nummer 3] , in gebruik bij NN04 (vrouw) en aangetroffen in het schrijfblok van [slachtoffer] op de plaats delict, en [gsm-nummer 4] , in gebruik bij [verdachte] .
Op 25 november 2015 om 13.50 uur is het telefoonnummer van [slachtoffer] gebeld door het telefoonnummer van NN04. Het telefoonnummer in gebruik bij NN04 is gebruikt in het toestel met IMEI-nummer [nummer] .
Vervolgens zijn van dit IMEI nummer historische verkeersgegevens gevorderd over de periode 29 juni 2015 tot en met 27 december 2015. Hieruit is gebleken dat in dit toestel de volgende nummers zijn gebruikt in de volgende periode:
• nummer [gsm-nummer 5] van 23-10-2015 tot en met 12-11-2015;
• nummer [gsm-nummer 6] van 13-11-2015 tot en met 22-11-2015;
• nummer [gsm-nummer 3] van 23-11-2015 t/m 26-11-2015.
Met alle drie de nummers gebruikt in het telefoontoestel met de IMEI hierboven genoemd is
contact geweest met het nummer [gsm-nummer 7] .
Zoals eerder beschreven heeft [slachtoffer] verklaard dat tijdens de mishandeling NN02 telefonisch contact had met een persoon en dat even later verdachte [verdachte] op de plaats delict verscheen. Het incident vond zoals gezegd plaats op 26 november 2015 tussen 17.00 uur en 17.40 uur. Uit bovenstaande bevraging van de historische verkeersgegevens van het nummer [gsm-nummer 4] (op naam van [verdachte] ) is gebleken dat dit nummer op 26 november 2015 om 16.58 uur twee maal gebeld werd door nummer [gsm-nummer 7] . Gezien bovengenoemde tijdstippen zijn dit mogelijk oproepen geweest afkomstig van NN02.
Een minuut later (om 16.59 uur) werd met het nummer [gsm-nummer 4] gebeld naar nummer
[gsm-nummer 7] . Om 17.09 uur van diezelfde dag werd met het nummer [gsm-nummer 7] gebeld naar nummer [gsm-nummer 4] .
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat door NN02 ten tijden van de mishandeling die
plaatsvond tussen 17.00 uur en omstreeks 17.40 uur een telefoontje werd gepleegd
vermoedelijk naar [verdachte] waarna deze naar de plaats delict is gekomen. Hieruit is op te
maken dat het nummer [gsm-nummer 7] mogelijk in gebruik is bij verdachte NN02.
Met het nummer op naam van verdachte [verdachte] ( [gsm-nummer 4] ) is op 26 november 2015 tussen 17:00 uur en 18:00 uur één telefonische oproep ontvangen. Dit betreft de eerder genoemde oproep met het nummer [gsm-nummer 7] te 17:09 uur. [14]
[slachtoffer] heeft één van de daders herkend, namelijk [verdachte] , de verhuurder van zijn voormalige woning in Saeffelen.
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] onder meer gebruik maakte van het
telefoonnummer [gsm-nummer 4] , dat op zijn naam was uitgegeven.
Uit telecomonderzoek is gebleken dat [verdachte] via dat telefoonnummer
( [gsm-nummer 4] ) veelvuldig contact heeft met onder andere de gebruiker van het telefoonnummer [gsm-nummer 7] (vermoedelijk [medeverdachte 1] ).
Uit telecomonderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [gsm-nummer 4] ten tijde van het incident in contact stond met het netwerk via apparatuur in de mast gelegen aan de [adres 3] te Geleen, zijnde dit adres in de nabijheid van de [adres 2] te Geleen.
[slachtoffer] heeft de dader, die hij heeft aangeduid als de “vechter” herkend aan de hand van foto’s geplaatst op zijn Facebookprofiel, genaamd “ [facebook naam] ”.
In het proces-verbaal met nummer LB3R015239-47 staat beschreven dat de persoon ‘ [facebook naam] ’ is:
[medeverdachte 1] , [voorname medeverdachte 1] (Roepnaam: [facebook naam] )
Geboren: [geboortedatum 2] te Sittard
Ingeschreven: [adres 4] Maastricht.
Uit telecomonderzoek bleek verder dat er op 26 november 2015 meerdere malen telefonisch contact is geweest tussen de telefoonnummers [gsm-nummer 4] en [gsm-nummer 9] (beiden tenaamgesteld op [verdachte] ) en het telefoonnummer [gsm-nummer 7] .
Uit telecomonderzoek van het telefoonnummer [gsm-nummer 7] blijkt dat het meest gebelde
tegennummer betreft: [gsm-nummer 8] , dat staat op naam van [naam 3] ( [adres 5]
Maastricht). Schols betreft de vriendin van [medeverdachte 1] .
Uit telecomonderzoek blijkt dat het telefoonnummer [gsm-nummer 7] het vaakst een mast aanstraalt op de [adres 6] te Maastricht. Deze zendmast is gelegen in de nabijheid van de [adres 5] te Maastricht, zijnde het woonadres van [medeverdachte 1] . Uit telecomonderzoek bleek tevens dat het telefoonnummer [gsm-nummer 7] zich ten tijde van het incident op de mast [adres 3] te Geleen bevond, zijnde in de nabijheid van de PD. Uit telecomonderzoek bleek het telefoonnummer [gsm-nummer 3] (het nummer waarmee [slachtoffer] op 25 november werd gebeld voor het maken van een afspraak) zich ten tijde van het incident op de mast [adres 3] te Geleen te bevinden, zijnde in de nabijheid van de PD. [15]
De verdachte heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer [gsm-nummer 4] en dat hij sigaren rookt van het merk Villiger Curly. [16]
Verweer en bewijsoverwegingen
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] niet op zichzelf staat, maar juist wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen. [slachtoffer] is door een vrouw naar de plaats delict gelokt, alwaar de gegevens van [slachtoffer] zijn aangetroffen op een geel memobriefje dat op de vensterbank lag. Uit het onderzoek naar de historische telecomgegevens is gebleken dat deze vrouw telefonisch contact onderhield met het telefoonnummer dat in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft op het moment dat het incident plaatsvond telefonisch contact met de verdachte. Het telefoonnummer van zowel de verdachte, als het telefoonnummer van [medeverdachte 1] straalden op het moment van het incident een mast aan in de buurt van de plaats delict.
De verklaring van [slachtoffer] , dat [medeverdachte 1] ten tijde van het incident telefonisch contact heeft gehad met iemand en dat daarna de verdachte is verschenen, wordt dus door de historische telecomgegevens ondersteund: de telefoonnummers van de verdachte en van [medeverdachte 1] stonden in contact met elkaar en de gebruikte toestellen straalden een mast in de buurt van de plaats delict aan.
Het standpunt van de verdediging dat de historische telecomgegevens en locatiegegevens niet mogen worden gebruikt voor het bewijs, volgt de rechtbank niet.
Gelet op hetgeen door de Hoge Raad in diens arrest van 5 april 2022 (ECLI:NL:HR:2022:475) is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat in dit onderhavige geval vormen zijn verzuimd, maar dat, mede gelet op hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen onder 6.12.4 en 6.12.5 van het genoemde arrest, kan worden volstaan met de enkele constatering ervan. De rechtbank betrekt daarbij overigens ook dat zij geen reden heeft te veronderstellen dat in de huidige praktijk de rechter-commissaris in een geval als het onderhavige een gevraagde toestemming zou hebben geweigerd.
Ook het standpunt van de verdediging dat uit de zendmastgegevens geen conclusies kunnen worden getrokken, volgt de rechtbank niet. Hoewel kan worden vastgesteld dat niet is onderzocht of vanuit de plaats delict meerdere zendmasten kunnen worden aangestraald, is niet betwist dat de zendmast aan de [adres 3] gelegen is in de nabijheid van de plaats delict. Verder acht de rechtbank in dit kader van belang dat de telefoon waarmee [slachtoffer] op 25 november 2015 is gebeld voor het maken van een afspraak, ten tijde van het incident op 26 november 2015 ook aanstraalt op de mast Portonnekuilstraat.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit het voorgaande voldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte ten tijde van het incident op de plaats delict was. Hoewel DNA-sporen ontbreken kan ook in het aantreffen van de sigarenbandjes van het merk Villiger Curly een aanwijzing daarvoor worden gevonden. Nu [slachtoffer] naar de plaats delict is gelokt met een telefoontje is de zware mishandeling die aldaar heeft plaatsgevonden derhalve met voorbedachten rade gepleegd. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer] door de mishandelingen heeft opgelopen, kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. [slachtoffer] heeft ten gevolge van het letsel aan zijn linker hand een operatie moeten ondergaan en de geschatte herstelduur van dit letsel was één jaar. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van vol opzet op het toebrengen van dit letsel. [slachtoffer] heeft immers verklaard dat het letsel is ontstaan in de schermutseling die ontstond toen hij probeerde de hand vast te pakken van de dader, die het mes vasthield en deze dader vervolgens het mes terugtrok. Doordat één van de daders tijdens een dergelijke schermutseling een mes in de hand hield, is echter wel de aanmerkelijk kans ontstaan dat zwaar lichamelijk letsel zou optreden het gebruik van dat mes. Dit handelen kan ook aan verdachte worden toegerekend. Het staat namelijk buiten kijf dat er sprake was van een vooropgezet plan en dat de verdachten in vereniging hebben gehandeld, ook al had slechts één dader het mes daadwerkelijk in handen. Door aldus te handelen heeft ook de verdachte de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel aanvaard.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving reeds voortvloeit uit het gegeven dat [slachtoffer] tijdens het incident is belet om weg te gaan. Hij is tegen zijn wil op de plaats delict gehouden en vervolgens zwaar mishandeld, bestolen en afgeperst.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
primair
op 26 november 2015 te Geleen tezamen en in vereniging met anderen
aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een doorgesneden pees en zenuw in de linkerhand en een gebroken neus en een wond aan de linker wenkbrauw en een wond op het (achter)hoofd heeft toegebracht door [slachtoffer] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg een klap tegen het voorhoofd te geven en meermalen tegen het lichaam te slaan en te schoppen en tegen het borstbeen te trappen;
2.
op 26 november 2015 te Geleen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door met dat opzet [slachtoffer] in een woning aan de [adres 2] te doen of laten verblijven of gehouden in een kamer door eerst
- [slachtoffer] meermalen tegen het lichaam te slaan en te trappen en daarna
- aan [slachtoffer] mede te delen dat hij een half uur in de woning moest blijven wachten omdat er twee mannen voor de deur stonden;
3.
op 26 november 2015 te Geleen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gsm (smartphone) toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat de verdachte en zijn mededaders meermalen [slachtoffer] hebben geslagen en geschopt en bedreigd met een mes, door daarmee voor hem te gaan staan en te hebben toegevoegd woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking als: "Ik steek je neer" en/of "Snijd hem een vinger af";
4.
op 26 november 2015 te Geleen, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een beurs, een pinpas en de daarbij behorende pincode en de unlock-code van de gestolen gsm (smartphone), welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat de verdachte en zijn mededaders meermalen [slachtoffer] hebben geslagen en geschopt en bedreigd met een mes.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1. primair, onder 2., onder 3. of onder 4..meer of anders aan de verdachte is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1, primair
Medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade;
Feit 2
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Feit 3
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
Feit 4
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er aan de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van deze feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, daarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Gezien de ernst van de ten laste gelegde strafbare feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. In strafverzwarende zin is rekening gehouden met het omvangrijke strafblad van de verdachte en met het gegeven dat hij een initiërende rol in het geheel heeft gehad. In het voordeel van de verdachte is rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is inmiddels 72 jaar oud en ongeneeslijk ziek. Tevens dient rekening te worden gehouden met het vormverzuim wegens het ontbreken van een machtiging van de rechter-commissaris ex artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweld en afpersing. Dit betreffen ernstige delicten. [slachtoffer] is nietsvermoedend naar een zakelijke afspraak gegaan en vervolgens tegen zijn wil daar vastgehouden, ernstig mishandeld en beroofd. Dit moet een grote impact op hem hebben gehad. Ook daarna heeft hij nog de gevolgen hiervan ondervonden. Het letsel aan zijn hand was immers zodanig dat hij geopereerd moest worden, waardoor hij tijdelijk niet kon werken en moest herstellen.
Ondanks het feit dat uit het reclasseringsadvies van 2 maart 2023 blijkt dat de verdachte ziek is, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met minder dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal bij de strafoplegging ten gunste van [verdachte] rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en de uitleg die de Hoge Raad heeft gegeven over de wijze waarop met een dergelijke overschrijding moet worden omgegaan. Uitgangspunt hierbij is dat de behandeling van een strafzaak in eerste aanleg binnen twee jaren dient te zijn afgerond met een eindvonnis. Als aanvang van de termijn geldt het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De verdachte is op 8 en 10 mei 2017 gehoord. Op 26 mei 2017 is hij ervan in kennis gesteld dat hij niet verder zal worden vervolgd.
Bij beschikking van het Gerechtshof te ’s Hertogenbosch d.d. 15 oktober 2019 is het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering gegrond verklaard en de vervolging van [verdachte] bevolen.
De rechtbank neemt deze laatste datum als uitgangspunt voor de aanvang van de redelijke termijn. De zaak is voor het eerst op 7 maart 2023 ter terechtzitting aangebracht en dit vonnis wordt op 21 maart 2023 gewezen. De redelijke termijn is daarmee met een jaar en vijf maanden overschreden.
De rechtbank zal, conform de eis van de officier van justitie, de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, daarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde [slachtoffer] vordert een vergoeding van zijn schade tot totaal
€ 11.421,61, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering heeft betrekking op materiële schade van € 6.421,61, bestaande uit de posten “kosten ziekenhuis” van € 5.197,85, “kosten ambulance” van € 675,36, “kosten ID- en kentekenbewijs” van € 80,40, “kosten telefoon” van € 75,00, “kosten kleding” van € 250,00 en “eigen bijdrage art. 12 Sv” van
€ 143,00. Hij vordert daarnaast een vergoeding van zijn immateriële schade van € 5.000,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering [slachtoffer] toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 11.421,61, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 26 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening. De officier van justitie heeft opgemerkt dat de verplichting tot de vergoeding van het geheel van de schade van [slachtoffer] rust op alle betrokken daders.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de materiële schadeposten heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot de medische kosten, de kosten van de ambulance en de kosten van kleding heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat de schade niet door de verdachte is veroorzaakt. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de kosten van een nieuw identiteitsbewijs, een nieuw kentekenbewijs en de vergoeding voor mobiele telefoon heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat er geen bewijs is voor de diefstal. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de kosten van de eigen bijdrage voor de artikel 12-procedure moet [slachtoffer] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat het moeten voeren van deze procedure aan het Openbaar Ministerie en niet aan de verdachte te wijten is.
Voor wat betreft de immateriële schade heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering omdat er geen enkele onderbouwing is voor het bestaan van psychische schade. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Met uitzondering van de post “eigen bijdrage art. 12 Sv” is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat de materiële schadeposten in causaal verband staan tot de bewezenverklaarde feiten. De posten zijn overigens niet betwist en derhalve zonder meer toewijsbaar.
De materiële schade, die voor vergoeding door de verdachte in aanmerking komt, komt hiermee op € 6.278,61.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 5.000,00 wegens immateriële schade. Deze schade hangt - aldus de onderbouwing - samen met het lichamelijke letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen door het handelen van onder andere de verdachte.
[slachtoffer] is naar de plaats delict gelokt onder het mom van een werkopdracht. Ter
plaatse is hij van zijn vrijheid beroofd, zwaar mishandeld, bedreigd en bestolen. Hij vindt het
onbegrijpelijk dat de verdachten zich pas ruim zeven jaar later voor de rechtbank hoeven te
verantwoorden. Zijn vertrouwen in de rechtsgang heeft een flinke deuk opgelopen.
[slachtoffer] heeft ernstig letsel opgelopen door wat er met hem is gebeurd. Omdat een mes werd gehanteerd en hij dat mes afhandig wilde maken, is een pees van zijn linker hand
doorgesneden en een zenuw beschadigd. Een operatie was noodzakelijk en het volledige herstel heeft maanden geduurd. [slachtoffer] is geslagen en getrapt, waardoor hij letsel heeft
opgelopen aan onder meer zijn voorhoofd en een gebroken neus heeft opgelopen. De impact van het gebeurde op hem is groot.
De begroting van immateriële schade geschiedt naar billijkheid met in achtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede, in geval van letselschade, de aard en ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer. Voorts dient de rechtbank bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door rechters in den lande in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De rechtbank acht het aannemelijk dat [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde en de daarop volgende operatie pijn en ongemak heeft ondervonden. De rechtbank acht aannemelijk dat deze gebeurtenis een forse impact heeft gehad op het leven van [slachtoffer] .
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de immateriële schade, die [slachtoffer] heeft geleden, naar billijkheid kan worden vastgesteld op € 5.000,00.
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer] toewijzen tot een bedrag van € 11.278,61, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening. Conform de vordering daartoe door de officier van justitie zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor dat bedrag. De veroordeling zal hoofdelijk plaatsvinden, in die zin dat indien en voor zover de verdachte en/of mededader [medeverdachte 1] aan één van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 282, 303, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het aan de verdachte onder 1. primair, onder 2., onder 3. en onder 4. ten laste gelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 1. primair, onder 2., onder 3. of onder 4. meer of anders aan de verdachte is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden;
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte voor de duur van twaalf maanden voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd, die wordt gesteld op twee jaren, zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van € 11.278,61, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten, die van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, aan de zijde van [slachtoffer] tot op heden begroot op nihil;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] van een bedrag van € 11.278,61, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening; deze vergoeding betreft € 6.278,61 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade;
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op ten hoogste 91 dagen;
  • verstaat dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • de verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade aan [slachtoffer] ;
  • verstaat dat indien en voor zover door de verdachte of zijn mededaders de voormelde schade aan [slachtoffer] is vergoed, voormelde betalingsverplichting aan de staat vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en
mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter zitting van 21 maart 2023.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een doorgesneden pees en/of zenuw in de
linkerhand en/of een gebroken neus en/of een gekneusde rib en/of een wond aan
de linker wenkbrauw en/of een wond op het (achter)hoofd heeft/hebben
toegebracht door die [slachtoffer] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
althans opzettelijk een klap tegen het voorhoofd te geven en/of meermalen, althans
eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen en/of tegen het borstbeen te
trappen;
( art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg die
een klap tegen het voorhoofd heeft/hebben gegeven en/of meermalen,
althans eenmaal, tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of
tegen het borstbeen heeft/hebben getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] heeft
mishandeld door die [slachtoffer] een klap tegen het voorhoofd te geven en/of die
meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te trappen en/of tegen het
borstbeen van die [slachtoffer] te trappen ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk
letsel te weten een doorgesneden pees en/of zenuw in de linkerhand, een gebroken
neus en/of een gekneusde rib en/of een wond aan de linker wenkbrauw en/of een
wond op het (achter)hoofd, althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
( art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 301 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd
en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
met dat opzet die [slachtoffer] in een woning aan de [adres 2]
meermalen, althans eenmaal doen of laten verblijven of gehouden in een kamer
door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of te
trappen waardoor die [slachtoffer] feitelijk de vrijheid ontnomen werd om de kamer
en/of de woning te verlaten
- en/of die [slachtoffer] mede te delen dat hij, [slachtoffer] , een half uur in de woning
moest blijven wachten omdat er twee mannen voor de deur stonden waardoor die
tegen zijn wil in voornoemde woning vastgehouden
- en/of alle ramen en deuren af te sluiten waardoor die [slachtoffer] niet in de
gelegenheid was om die kamer en/of woning te verlaten;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een gsm, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of
zijn mededaders meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] heeft/hebben
geslagen en/of geschopt en/of dreigend met een mes, in elk geval een scherp en/of
een puntig voorwerp, voor hem is/zijn gaan staan en/of (hierbij) dreigend de
volgende woorden heeft/hebben toegevoegd "Ik steek je neer" en/of "Snijd hem een
vinger af", althans woorden van gelijke strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een beurs, de pincode
van de pinpas en de pincode van de gsm, in elk
geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte en/of zijn mededaders meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer]
heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of dreigend met een mes, in elk geval een
scherp en/of een puntig voorwerp, voor hem is/zijn gaan staan en/of (hierbij)
dreigend de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd "Ik steek je neer" en/of
"Snijd hem een vinger af", althans woorden van gelijke strekking;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2015219668, gesloten d.d. 29 juni 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 474.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 27 november 2015, pag. 28 tot en met 31.
3.Proces-verbaal van telefonisch contact d.d. 1 december 2015, pag. 37.
4.Bankafschrift Kreissparkasse Heinsberg d.d. 27 november 2015, pag. 45.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 14 december 2015, pag. 38 tot en met 41.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 7 januari 2016, pag. 47 tot en met 50.
7.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 9 december 2015, pag. 58 tot en met 61.
8.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 9 december 2015, pag. 62 tot en met 64.
9.Geneeskundige verklaring ten aanzien van [slachtoffer] d.d. 30 december 2015, pag. 305.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 1 december 2015, pag. 139 en 140.
11.Printscreen, pag. 142.
12.NFI-rapport d.d. 5 april 2019, pag. 75 tot en met 77.
13.Proces-verbaal van aantreffen gsm-nummer werkmap aangever d.d. 27 november 2015, pag. 274 en 275.
14.Proces-verbaal van bevindingen relaties telecom d.d. 9 januari 2017, pag. 322 tot en met 325.
15.Proces-verbaal van bevindingen herkenning verdachten d.d. 6 april 2017, pag. 335 tot en met 337.
16.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 8 mei 2017, pag. 386 en 387.