ECLI:NL:RBLIM:2023:1880

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
10273581 CV EXPL 23-45
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schorsing concurrentiebeding in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en zijn werkgever, Geelen Techniek B.V., over de schorsing van een concurrentiebeding. De werknemer, die sinds 2000 in dienst is bij Geelen, heeft een aanbod gekregen van Wenger Manufacturing Inc. om daar als Project Manager te gaan werken. Geelen heeft echter aangegeven dat de werknemer gebonden is aan het concurrentiebeding dat hem verbiedt om gedurende drie jaar na beëindiging van zijn dienstverband bij een concurrerende onderneming te werken. De werknemer vorderde in kort geding schorsing van dit concurrentiebeding, maar de kantonrechter oordeelde dat de werknemer onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn belangen zwaarder wegen dan die van Geelen. De kantonrechter concludeerde dat het concurrentiebeding rechtsgeldig is en dat Geelen een zwaarwichtig belang heeft bij handhaving ervan, gezien de specifieke kennis die de werknemer heeft over de producten en processen van Geelen. De vordering van de werknemer werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10273581 \ CV EXPL 23-45
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 14 maart 2023
in de zaak van:
[werknemer],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. E. Dunbar,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEELEN TECHNIEK B,V,,
gevestigd te Haelen, gemeente Leudal,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.E.C. van Deursen.
Partijen worden hierna [werknemer] en Geelen genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
- de op 28 februari 2023 gehouden mondelinge behandeling
- de door mr. Dunbar overgelegde pleitnota.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Geelen ontwerpt, bouwt en installeert sinds 1980 tegenstroomdrogers en -koelers voor diervoeders en levensmiddelenproducenten.
2.2.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1975, is per 1 mei 2000 bij Geelen in dienst getreden in de functie van ‘Sales Engineer Binnendienst’. In 2002 is [werknemer] de functie van ‘Field Service Engineer’ gaan verrichten. Zijn salaris bedraagt € 5.203,00 bruto per vier weken, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.3.
Op 1 januari 2015 hebben partijen opnieuw een arbeidsovereenkomst gesloten, waarin het volgende concurrentiebeding is opgenomen:
“Artikel 8
Gezien de zeer specifieke technische kennis waarop het bestaansrecht van werkgever gebaseerd is en het feit dat deze kennis voor een zeer beperkt aantal concurrerende bedrijven zeer grote waarde zou kunnen hebben, ten koste van werkgever, vindt Geelen Techniek het essentieel om zich te beroepen op “zwaarwegend bedrijfsbelang” bij het van toepassing verklaren op deze overeenkomst van een concurrentiebeding zoals gespecificeerd in het volgende artikel.
Artikel 9
Het is de werknemer niet toegestaan gedurende een periode van drie jaren na afloop van de dienstbetrekking - ongeacht de wijze waarop de dienstbetrekking tot een einde is gekomen - op enigerlei wijze direct of indirect, tegen betaling of om niet, werkzaam te zijn ten behoeve van, dan wel op enige wijze belang te hebben bij een onderneming, die in enigerlei opzicht als concurrerend voor de activiteiten van de werkgever en/of haar dochtermaatschappijen zou kunnen worden beschouwd, of zelfstandig hetzij alleen, hetzij in samenwerking met derden, direct of indirect zulk een onderneming drijven. In geval van overtreding van dit verbod, verbeurt de werknemer aan de werkgever een opeisbare boete van EUR 50.000 per overtreding, te vermeerderen met EUR 2.500 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt en onverminderd de bevoegdheid van de werkgever in plaats van de boete vergoeding te vorderen van de volledige schade.”
2.4.
[werknemer] heeft op 27 juni 2022 een aanbod gekregen om in dienst te treden bij Wenger Manufacturing inc. (hierna: Wenger) in de functie van Project Manager.
2.5.
Op 28 juli 2022 heeft [werknemer] aan Geelen kenbaar gemaakt dat hij een aanbod van Wenger heeft ontvangen. Geelen heeft aangegeven [werknemer] aan het overeengekomen concurrentiebeding en boetebeding te zullen houden. [werknemer] heeft de arbeidsovereenkomst met Geelen nog niet opgezegd.

3.Het geschil

3.1.
[werknemer] vordert:
primair:
het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding te schorsen geheel of gedeeltelijk in die zin, dat het [werknemer] is toegestaan zijn werkzaamheden voor Wenger aan te vangen,
subsidiair:
het beding te beperken voor wat betreft de periode, die nu bovenmatig lang is (3 jaar) en tevens te beperken tot een relatiebeding, waarbij tevens de bedongen boete wordt gematigd op grond van artikel 7:650 lid 6 BW,
primair en subsidiair:
Geelen te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Geelen voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [werknemer] voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde. Duidelijk is immers dat het aanbod van Wenger nog steeds geldt, en dat [werknemer] nog steeds graag bij Wenger in dienst wil treden. [werknemer] heeft dus belang bij een spoedig uitsluitsel met betrekking tot zijn gebondenheid aan het concurrentiebeding.
4.2.
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van [werknemer] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing van het in kort geding gevorderde, reeds nu gerechtvaardigd is. Dit betekent dat een tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding in een kort geding procedure alleen geschorst kan worden indien met een aan grote mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat het concurrentiebeding in een bodemprocedure zal worden vernietigd c.q. buiten werking zal worden gesteld.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat er sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen concurrentiebeding: het beding is schriftelijk overeengekomen met een meerderjarige werknemer.
Beding te ruim geformuleerd?
4.4.
[werknemer] stelt zich primair op het standpunt dat het concurrentiebeding te ruim geformuleerd is en niet geografisch is beperkt. Het wordt [werknemer] verboden om te werken in de branche van droog- en koeltechnieken in de levensmiddelenindustrie. Het verbod geldt wereldwijd.
4.5.
Geelen stelt zich op het standpunt dat de verboden activiteiten in het beding duidelijk worden afgebakend tot ‘concurrerende’ werkzaamheden. Van een algemeen verbod is geen sprake. Het beding kent inderdaad geen geografisch beperkt toepassingsbereik. Dat is niet mogelijk gelet op de markt. Geelen opereert in een nichemarkt (drogers en koelers voor de voedsel- en voederindustrie) en heeft wereldwijd wellicht vijf concurrenten, waaronder Wenger. De machines die worden gemaakt zijn kapitaalintensief en worden dus langdurig gebruikt. Dat betekent dat Geelen - evenals haar concurrenten - wereldwijd moet opereren om voldoende afzet te genereren. Een regionale beperking van het concurrentiebeding sorteert dus geen effect
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Geelen voldoende aannemelijk gemaakt waarom het concurrentiebeding niet geografisch beperkt is. De branche waarin Geelen opereert is een zeer specifieke branche, waarin slechts een gering aantal bedrijven wereldwijd opereren. Verder blijkt uit het concurrentiebeding duidelijk dat het gaat om een verbod op het verrichten van concurrerende werkzaamheden. Gelet op de specifieke markt waarop Geelen opereert blijven er dus nog een groot aantal niet concurrerende bedrijven over waar [werknemer] aan de slag kan, ook in de voedsel- en voederindustrie.
Concurrerende werkzaamheden?
4.7.
Vervolgens doet zich de vraag voor of Wenger als een concurrent van Geelen kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de kantonrechter is tussen partijen niet in geschil dat zowel Wenger als Geelen koelers en drogers produceren ten behoeve van diervoerders en de levensmiddelenindustrie. Wenger biedt echter ook een complete productielijn aan waarin veel meer verschillende machines zijn opgenomen.
[werknemer] heeft erop gewezen dat Geelen verticale drogers produceert terwijl Wenger zich enkel zou bezighouden met horizontale drogers. [werknemer] erkent dat Wenger in het verleden heeft geprobeerd verticale drogers op de markt te brengen, maar dat zou niet gelukt zijn. Wenger heeft volgens [werknemer] echter geen wens om zich opnieuw te oriënteren op deze markt. Dit laatste wordt door Geelen weersproken. Wat hier ook van zij, voldoende duidelijk is dat beide bedrijven zich begeven op dezelfde markt, en bezig zijn met een machine voor hetzelfde doel - of het nu om verticale of horizontale drogers gaat. Ze zijn dan ook elkaars concurrenten.
Belangenafweging
4.8.
[werknemer] stelt zich subsidiair op het standpunt dat Geelen geen, althans onvoldoende, belang heeft bij het inroepen van het concurrentiebeding. [werknemer] daarentegen wordt in verhouding tot het te beschermen belang van Geelen door het concurrentiebeding onbillijk benadeeld. Geelen stelt dat haar belangen bij handhaving van het concurrentiebeding zwaarder wegen en wijst met name op de bedrijfsgevoelige informatie waarover [werknemer] beschikt.
4.9.
De kantonrechter stelt voorop dat een concurrentiebeding een werknemer beperkt in het grondrecht van de vrijheid van arbeidskeuze. Een dergelijke beperking is daarom volgens vaste jurisprudentie slechts gerechtvaardigd indien de werkgever een zodanig zwaarwichtig belang heeft bij handhaving daarvan, dat het recht van vrije arbeidskeuze van een werknemer daarvoor in redelijkheid zou moeten wijken. Ten aanzien van de wederzijdse belangen van partijen wordt het volgende overwogen.
4.10.
Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever - de opgebouwde knowhow en goodwill - te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever ‘meeneemt’ is inherent aan zijn vertrek. Dat de nieuwe werkgever profijt heeft van de kennis en ervaring van de werknemer is inherent aan het in dienst nemen van een werknemer met kennis en ervaring. Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap. Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante (commerciële en technische) informatie of van unieke werkprocessen en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar diens nieuwe werkgever (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 september 2019 ECLI:NL:GHARL:2019:7739).
4.11.
Partijen zijn het eens over de functie-inhoud van [werknemer] . Als Field Service Engineer start [werknemer] op locatie bij klanten van Geelen nieuwe drogers en koelers op. Hij programmeert machines, voert mechanische controles uit en stelt de machines af op machines die vóór en na de machines zijn geplaatst in de productielijnen van de klant. [werknemer] instrueert de operators van de klant en leidt hen op in het gebruik van de machines. Daarnaast ondersteunt hij de afdeling verkoop van Geelen met technische kennis. Geelen wijst er op dat een belangrijk aspect van de functie van [werknemer] bestaat uit het doorgeven van constateringen die hij doet “in het veld” aan de R&D-afdeling van Geelen, waarna machines verder verbeterd worden.
4.12.
[werknemer] heeft aangegeven dat hij bij Wenger de functie van Project Engineer zal gaan vervullen. Deze functie betreft helpen bij de installatie van apparatuur bij de klant, het opstarten van de machines, helpen met inbedrijfsstellingsvragen en toezien op het projecttijdschema. De projectingenieur is ook verantwoordelijk voor het installeren en repareren van elektrische systemen en elektronische componenten van Wenger Equipment.
De reden voor zijn overstap is omdat dit een nieuwe uitdaging biedt en een aanzienlijke positieverbetering in die zin, dat er sprake zal zijn van een forse salarisverhoging van ruim 30% per maand. Bij Geelen doet hij al vele jaren hetzelfde zonder zicht op positieverbetering.
4.13.
Geelen stelt zich op het standpunt dat [werknemer] weet hoe de machines van Geelen geconfigureerd zijn om tot een optimaal resultaat te komen en dat hij alle technische specificaties kent. Hij kent de machines van binnen en van buiten evenals de “tips & tricks” die maken dat deze machines zo succesvol zijn. Deze kennis is zeer waardevol voor Wenger. Wenger is in staat een volledige productielijn te leveren maar als de klant een verticale droger wil – bijvoorbeeld omdat het gebouw niet geschikt is om een horizontale droger in te plaatsen – moet de klant daarvoor een andere leverancier zoeken. Dan komt die al vlug bij de wereldleider op het gebied van verticale drogers, zijnde Geelen. Het spreekt eigenlijk voor zich dat Wenger dat met lede ogen aanziet en dat zij zeer geïnteresseerd is in alle kennis die haar kan helpen om zelf weer een verticale droger op de markt te brengen en aan deze situatie een einde te maken.
Het mag wellicht zo zijn dat [werknemer] zelf niet de kennis heeft om een verticale droger te bouwen maar met alle informatie die hij heeft zullen de ingenieurs van Wenger beslist in staat zijn dat wel te doen, en zeker een droger die beter functioneert dan de eerder door hen geproduceerde verticale droger.
Daarnaast beschikt [werknemer] ook over de nodige commercieel zeer relevante informatie. Hij weet tegen welke prijzen de machines worden verkocht en welke strategie Geelen heeft gevolgd (en volgt) om haar marktaandeel te verkrijgen. Hij kent concurrentieanalyses. Hij weet bij welke klanten welke machines van Geelen staan. Daarnaast onderhoudt [werknemer] uit hoofde van zijn functie contacten met de medewerkers van de klanten die beslissen over de aanschaf van nieuwe machines.
Deze technische en commerciële informatie zou Wenger in staat stellen een groter marktaandeel te verwerven, meer specifiek: het marktaandeel van verticale drogers waarin Geelen momenteel heerst. Er is volgens Geelen dan ook sprake van een reëel gevaar voor aantasting van haar bedrijfsdebiet bij een vertrek van [werknemer] naar Wenger. Wenger zou hiermee een ongerechtvaardigd concurrentievoordeel krijgen.
4.14.
[werknemer] stelt dat hij geen kennis heeft van de ontwikkeling van de verticale droog- en koelmachines van Geelen aangezien hij nooit heeft deelgenomen aan de ontwikkeling van deze machines. Hij voert service uit aan reeds ontwikkelde drogers en koelers. Hij erkent dat er klantcontact is in zijn huidige functie, maar dat is enkel op het gebied van service uitvoeren bij klanten.
4.15.
Nu er sprake is van een rechtsgeldig concurrentiebeding en vaststaat dat [werknemer] in dienst wil treden bij een concurrerende onderneming ligt het op zijn weg om in het kader van dit kort geding voldoende aannemelijk te maken dat zijn belangen bij schorsing van het concurrentiebeding prevaleren boven die van Geelen bij handhaving daarvan. De kantonrechter is van oordeel dat hij daarin voorshands onvoldoende is geslaagd.
4.16.
In de eerste plaats is de kantonrechter er niet van overtuigd dat de kennis die Geelen meeneemt niet belangrijke informatie is die Wenger – met behulp van haar technici - alsnog in staat stelt een goed functionerende verticale droger te ontwikkelen. Iets wat Wenger op dit moment kennelijk niet kan.
Daarnaast is het aannemelijk dat [werknemer] op grond van zijn klantcontacten makkelijk(er) toegang krijgt tot bestaande klanten van Geelen terwijl de concurrentiegevoelige informatie waarover hij beschikt hem dan een voordeel geeft waarover Wenger nu niet beschikt.
Met andere woorden, de kantonrechter is er niet van overtuigd geraakt dat door de indiensttreding van [werknemer] bij Wenger het bedrijfsdebiet van Geelen niet zal worden aangetast.
4.17.
Het vorenstaande sluit niet uit dat het concurrentiebeding toch geschorst zou moeten worden omdat het belang van [werknemer] bij die schorsing evident vele malen groter is dan het belang van Geelen bij handhaving daarvan. Tegenover dat belang van Geelen, bescherming van het bedrijfsdebiet, staat het belang van [werknemer] , een goed salaris en een nieuwe uitdaging.
4.18.
Geelen heeft er op gewezen dat [werknemer] nu inclusief emolumenten een salaris heeft dat ligt tussen de € 125.000 en € 130.000 bruto op jaarbasis. Dat is hoger dan het salaris dat Wenger hem biedt. Het werk dat hij gaat doen lijkt in hoge mate op hetzelfde neer te komen.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [werknemer] daar weinig tegenin gebracht. In ieder geval blijkt niet van zodanige belangen dat het concurrentiebeding daarvoor zou moeten wijken
4.19.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de indruk gekregen dat de reden voor het voorgenomen vertrek van [werknemer] voornamelijk is dat hij toe is aan iets nieuws. Bij een werknemer die al 22 jaar bij dezelfde werkgever werkt en daar min of meer altijd hetzelfde werk heeft gedaan is dat voor de kantonrechter zeer invoelbaar. Maar daarmee is dat nog niet voldoende belang om het belang van Geelen te laten wijken.
Daarbij komt dat [werknemer] heeft verklaard dat op een gegeven moment Wenger “voorbij kwam” en dat hij toen besloten heeft op dat aanbod in te gaan. Op de vraag van de kantonrechter of hij ooit wel eens geprobeerd heeft bij een ander, niet concurrerend, bedrijf een functie te vinden was het antwoord ontkennend. Zijn stelling, dat hij alleen maar bij Wenger aan de slag kan omdat hij enkel over specifieke kennis beschikt, berust dus op een in de praktijk nog niet getoetste aanname. Gelet op de technische kennis waarover [werknemer] beschikt en het grote tekort aan technisch personeel is de kantonrechter er op voorhand ook niet van overtuigd dat die aanname juist is. Ook dat maakt dat het belang om bij Wenger in dienst te kunnen treden niet opweegt tegen het belang dat Geelen heeft bij handhaving van het concurrentiebeding.
4.20.
De kantonrechter acht dan ook voorshands niet aannemelijk dat de afweging van de wederzijdse belangen van partijen in een bodemprocedure in het voordeel van [werknemer] zal uitvallen zodat de bodemrechter het concurrentiebeding vermoedelijk in stand zal laten.
4.21.
Volledigheidshalve overweegt de kantonrechter dat uit het vorenstaande volgt dat hij ook geen aanleiding ziet het concurrentiebeding te schorsen voor zover het de duur van 1 jaar te boven gaat.
4.22.
De vordering om een concurrentiebeding zodanig te schorsen dat een relatiebeding resteert begrijpt de kantonrechter als een verzoek om een concurrentiebeding te converteren in een relatiebeding. Los van de beperkingen die eigen zijn aan een kort geding mist dat verzoek een wettelijke grondslag.
4.23.
[werknemer] heeft niet beargumenteerd waarom de boete op overtreding van het concurrentiebeding gematigd dient te worden. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling ziet de kantonrechter daar ook geen aanleiding toe.
4.24.
De vorderingen van [werknemer] zullen daarom worden afgewezen.
4.25.
In de aard van de procedure en de omstandigheid dat er tussen partijen (nog) een dienstverband bestaat, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding.
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: