ECLI:NL:RBLIM:2023:1849

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
03.143398.21, 03.250404.19, 03.022144.21 en 03.162860.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en gekwalificeerde diefstallen door middel van shouldering

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van het stelen van pinpassen en geldbedragen van ouderen door middel van een methode genaamd 'shouldering'. Dit houdt in dat de verdachte en haar medeverdachten de pincode van slachtoffers afkeken terwijl zij pinnen, waarna zij de pinpas stelen en grote geldbedragen opnemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met haar zus, zwager en kinderen in wisselende samenstellingen opereerde en dat er sprake was van een gestructureerde samenwerking met een crimineel oogmerk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, de Rabobank, die rechtstreekse schade heeft geleden door de daden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan meerdere gekwalificeerde diefstallen en deelname aan een criminele organisatie, en dat de vorderingen van de benadeelde partijen voor een deel toewijsbaar zijn.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03.143398.21, 03.250404.19, 03.022144.21 en 03.162860.20 (gev. ttz)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 maart 2023
in de strafzaken tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.L. van Gessel, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zittingen van 31 januari, 1 en 7 februari 2023. De verdachte en haar raadsman zijn telkens verschenen. Het openbaar ministerie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 28 februari 2023 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
Deze zaken zijn gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] met parketnummer 03.143379.21 en [medeverdachte 2] met parketnummer 03.143404.21.
De slachtoffers [benadeelde 1] [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en de [benadeelde 5] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partijen dan wel gemachtigden zijn niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03.143398.21
- feit 1:al dan niet samen met anderen, van vijf slachtoffers een pinpas heeft weggenomen en met behulp van een afgekeken pincode diverse geldbedragen heeft gestolen waarbij meermalen – voorafgaand aan het pinnen – de opnamelimiet werd verhoogd of geld werd overgeboekt van de betaal- naar de spaarrekening van het slachtoffer;
- feit 2:al dan niet samen met anderen, een poging daartoe heeft gedaan;
- feit 3:heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die bovenstaande type feiten als oogmerk had, bestaande onder andere uit haar zus, zwager en nichtjes.
03.250404.19
- feit 1:al dan niet samen met anderen, een pinpas heeft gestolen;
- feit 2:al dan niet samen met anderen, met die pinpas en afgekeken pincode een geldbedrag van € 1.759,00 heeft gestolen dan wel medeplichtig daaraan is geweest;
- feit 3:al dan niet samen met anderen, heeft geprobeerd om op diezelfde manier van hetzelfde slachtoffer geld te stelen door kledingstukken te kopen dan wel medeplichtig daaraan is geweest.
03.022144.21
- feit 1:al dan niet samen met anderen, van vier slachtoffers een pinpas heeft gestolen;
- feit 2:al dan niet samen met anderen, met die vier pinpassen en afgekeken pincodes diverse geldbedragen heeft gestolen.
03.162860.20
- feit 1:al dan niet samen met anderen, met geweld van een ander een geldbedrag heeft gestolen;
- feit 2:al dan niet samen met anderen, een pinpas heeft weggenomen en met behulp van een afgekeken pincode een geldbedrag heeft gestolen;
- feit 3:al dan niet samen met anderen, een pinpas heeft weggenomen en met behulp van een afgekeken pincode een geldbedrag heeft gestolen;
- feit 4:al dan niet samen met anderen, een portemonnee, pinpas en geld heeft gestolen.

3.De voorvragen

Partiële nietigheid van de dagvaarding?
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat in de zaak onder parketnummer 03.143398.21 de tenlastelegging voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen.
De aan de verdachte onder feit 3 tenlastegelegde zinsnede ‘
een of meer tot nog toe onbekend gebleven perso(o)n(en)’ is, gelet op de inhoud van het onderliggende strafdossier, voldoende concreet en duidelijk. De verdachte wordt op dit punt niet in haar verdediging geschaad.
De dagvaarding is geldig, ook voor de niet bestreden onderdelen en in de overige parketnummers.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Inleiding
Eind 2020 en medio 2021 werd door [benadeelde 5] aangifte gedaan van diefstal van diverse geldbedragen (of pogingen daartoe) bij 59 klanten, gepleegd in de periode van 12 december 2019 tot en met 21 mei 2021. De geldbedragen zouden telkens zijn verkregen met gestolen bankpassen en afgekeken pincodes via geldopnamen of betalingen in winkels.
Uit onderzoek van de politie bleek dat in zes zaken met een andere aangever, die plaatsvonden van 24 oktober 2020 tot en met 20 maart 2021, dezelfde modus operandi werd toegepast door ogenschijnlijk dezelfde groep verdachten.
Het opsporingsonderzoek leidde tot de verdenking dat [medeverdachte 2] , haar man [medeverdachte 1] en haar zus [verdachte] onder meer samen met de dochters van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] – te weten [naam 1] en de minderjarige [naam 2] en [naam 3] – in wisselende samenstellingen pincodes afkijken van (veelal) ouderen om daarna de pinpas weg te nemen en hen middels geldopnames grote geldbedragen afhandig te maken. Na het stelen van de pinpas en voorafgaande aan het pinnen zouden de verdachten veelal digitaal geld overboeken van de betaal- naar de spaarrekening van de slachtoffers en de opnamelimiet verhogen. Op 1 juni 2021 werden ze aangehouden op verdenking van dit grootschalige ‘shouldering’. De drie verdachten worden er ook van beschuldigd in dit verband te hebben deelgenomen aan een criminele organisatie.
Van de in totaal 65 onderzochte shoulderingszaken zijn er vijf ten laste gelegd aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tezamen, dertien aan [medeverdachte 2] (waarvan twee pogingen) en zes aan [verdachte] (waarvan één poging).
Het opsporingsonderzoek heeft ten aanzien van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onder de naam ‘Koolmees LB31021002’ tevens geresulteerd in een verdenking van mensenhandel met betrekking tot hun twee minderjarige dochters [naam 2] en [naam 3] .
Ten slotte wordt [verdachte] door het openbaar ministerie eveneens vervolgd voor negen andere, soortgelijke, zaken die plaatsvonden in 2019 en begin 2020.
De rechtbank zal hieronder voor [verdachte] per tenlastegelegd feit aangeven of de rechtbank dit bewezen acht dan wel of de verdachte hiervan (partieel) zal worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten (voor zover van toepassing, in de primaire variant).
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit nu de herkenningen van de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te gebruiken en het strafdossier voor het overige geen steunbewijs bevat waaruit daadwerkelijke handelingen van de verdachte kunnen worden afgeleid. Verder blijkt niet uit het strafdossier dat binnen de familiestructuur sprake was van het oogmerk tot het plegen van misdrijven.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Voor de leesbaarheid heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, in bijlage II opgenomen.
4.4.1
Afzonderlijke zaaksdossiers (feit 1 en 2 parketnummer 03.143398.21)
Modus operandi
Aan de hand van de bewijsmiddelen in de afzonderlijke zaaksdossiers stelt de rechtbank vast dat de feitelijke gang van zaken ten aanzien van deze gekwalificeerde diefstallen (of pogingen daartoe) op essentiële punten overeenkomsten vertoont. De verdachten maken gebruik van een specifieke en kenmerkende handelwijze.
De zaken vonden plaats eind 2020 en in het eerste halfjaar van 2021 in veelal verschillende plaatsen in Limburg en Zuidoost-Brabant. De verdachten opereerden vaak in supermarkten en rondom geldautomaten waar zij bewust positie aannamen rondom de pinhandeling van het slachtoffer. Kenmerkend voor het specifieke patroon in winkels is dat één van hen of een van de kinderen van de verdachten achter het slachtoffer in de rij voor de kassa ging staan terwijl verdachte over de schouder van het slachtoffer de pincode afkeek tijdens het pinnen. Degene in de rij leidde vaak de kassa-medewerker af door iets te vragen en een verwaarloosbaar artikel -zoals een plastic tasje- contant af te rekenen of er werd in het geheel niets gekocht waardoor de verdachte gelegenheid werd geboden een gunstige positie te kiezen om de pincode af te kijken. Het slachtoffer werd daarna door beiden naar buiten gevolgd. Eenmaal buiten of inmiddels in een andere winkel werd het slachtoffer door de één afgeleid, bijvoorbeeld door zogenaamd hulp te vragen, waarna de andere de pinpas ontvreemdde. Met behulp van een mobiele telefoon en waarschijnlijk een paslezer werd snel geld overgeboekt van de spaar- naar de betaalrekening van het slachtoffer en de dagelijkse opnamelimiet verhoogd. Kort daarop werd gepind (vaak) door of in het bijzijn van één van de verdachten die ook aanwezig was bij het afkijken van de pincode. Kennelijk om herkenning te voorkomen of te bemoeilijken werd tussen het stelen van de pinpas en het pinnen vaker door de verdachten (en hun kinderen) van kleding gewisseld. Vaak werd om dezelfde redenen een hoofddeksel of sjaal op het hoofd gedragen en werd het gezicht bedekt. De verdachten lijken daarbij dankbaar gebruik te hebben gemaakt van het gegeven dat het coronatijd was en het dragen van mondkapjes dus niet ongebruikelijk was.
Volgens de rechtbank is sprake van een typerende modus operandi die kan worden gebruikt als schakelbewijs om het bewijs per zaak te versterken. Voor zover geen direct bewijsmiddel aanwezig is voor één van de onderdelen van de gekwalificeerde diefstal, voorziet het schakelbewijs in steunbewijs. De rechtbank heeft dan ook geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat onderdelen van de diefstal door anderen dan de verdachten c.q. niet in samenwerkingsverband zijn gepleegd.
In het verlengde daarvan overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen duidelijk naar voren komt dat telkens sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De diefstallen werden zorgvuldig samen uitgevoerd waarbij ieder van hen een eigen, essentiële, rol had en wist wat van hem of haar verwacht werd. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen telkens bewezen.
[verdachte]
Gelet op de gelijksoortige modus operandi en extra bewijsmiddelen per zaak is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] betrokken is geweest als medepleger bij de zaken 22, 41, 44, 51, 52 en 57.
Hieronder zal de rechtbank haar beslissing per zaak motiveren. Ten slotte zal de rechtbank ingaan op het gebruik van herkenningen door de verbalisanten, met name door verbalisant [naam 4] .
De verdachte heeft geen inhoudelijke verklaring afgelegd over de zaken.
Zaaksdossier 22: poging gekwalificeerde diefstal geld van [naam 5]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat een auto op naam van [medeverdachte 1] rond het middaguur richting Eindhoven rijdt. [medeverdachte 1] is de vader van [naam 1] . Vervolgens zijn [verdachte] en [naam 1] die middag aanwezig bij de pintransactie van het slachtoffer in de Albert Heijn in Oirschot, gelegen op 20 minuten rijafstand van Eindhoven. [verdachte] stond achter het slachtoffer in de rij voor de kassa en had haar blik op de pinautomaat. In een volgende winkel werd het slachtoffer aangesproken door een meisje met een hulpvraag. Kort hierop bleek de portemonnee van het slachtoffer verdwenen. De portemonnee werd afgegeven bij het Kruidvat door een meisje met een gelijkluidend signalement als het meisje met de hulpvraag. In de portemonnee ontbrak de pinpas. Drie kwartier na de pintransactie in de Albert Heijn is door [naam 1] gebruik gemaakt van de gestolen pinpas bij een pinautomaat in Oirschot. Een poging tot opname van een bedrag van € 1.000,00 alsmede een bedrag van € 2.000,00 mislukte. [verdachte] staat op dat moment buiten op [naam 1] te wachten. Ook is nog ingelogd op de digitale bankrekening van het slachtoffer waarbij geld is overgeboekt van de spaar- naar de betaalrekening en de geldopnamelimiet is verhoogd. Een kleine twintig minuten na de mislukte geldopname wordt de eerdergenoemde auto gezien bij Leende, gelegen ten zuiden van Oirschot. Nog eens vijfentwintig minuten later wordt de auto bij de Ellerbrug in Limburg gecontroleerd. De inzittenden waren [verdachte] en [naam 1] .
Met bovenstaande vaststellingen in combinatie met de typerende modus operandi acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] schuldig is aan deze poging tot gekwalificeerde diefstal.
Zaaksdossier 41: gekwalificeerde diefstal pinpas en geld van [naam 6]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [naam 3] aanwezig zijn ten tijde van de pintransactie van het slachtoffer in de Lidl in Kerkrade. [naam 3] staat achter het slachtoffer in de rij voor de kassa en zodra het slachtoffer gaat pinnen, gaat [verdachte] schuin en kort achter het slachtoffer staan. Tijdens de pintransactie spreekt [naam 3] de kassière aan met een hulpvraag. Het slachtoffer wordt door beide vrouwen naar buiten gevolgd. Acht minuten later is door [naam 3] een bedrag van
€ 500,00 wederrechtelijk opgenomen met de pinpas van het slachtoffer bij een geldautomaat in Kerkrade.
De rechtbank merkt op dat op de beelden te zien is dat [verdachte] een zwarte mouw met duimgat over haar linkerhand heeft, zoals beschreven in het proces-verbaal van uitlezen. Haar rechterhand heeft zij in haar jaszak en is op de beelden niet te zien. De rechtbank neemt hierin echter aan dat de rechtermouw identiek is aan de linkermouw en derhalve ook voorzien is van een duimgat. De rechtbank acht dit relevant aangezien [verdachte] door verbalisant [naam 4] mede is herkend aan het dragen van een vest met aan de mouwen een duimgat, waarmee de tatoeage op verdachtes rechterhand wordt afgedekt.
Met bovenstaande vaststellingen in combinatie met de typerende modus operandi acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] schuldig is aan deze gekwalificeerde diefstal.
Zaaksdossier 44: gekwalificeerde diefstal pinpas en geld [naam 7] e/o [naam 8]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] aanwezig was bij de geldopname door slachtoffer [naam 8] bij een geldautomaat in de Albert Heijn te Vaals en haar aandacht vestigde op het slachtoffer terwijl hij pinde. Een klein halfuur eerder reed haar auto naar het zuiden, richting Bandeheide, vlakbij Vaals. Bij thuiskomst bleek de pinpas van het slachtoffer te zijn verdwenen. Zes minuten na de geldopname door het slachtoffer is door een onbekende vrouw met de pinpas een bedrag van € 750,00 wederrechtelijk opgenomen bij een geldautomaat in Vaals. Driekwartier later reed de auto van [verdachte] in de richting van Gulpen, op ongeveer twee kilometer afstand van de plaats waar vijf minuten later door de onbekende vrouw en [verdachte] werd gepoogd muntrollen op te nemen met de pinpas van het slachtoffer. Vervolgens zijn een halfuur later nog twee mistransacties geweest in Maastricht en later op de middag een mistransactie in Gulpen. Tien minuten na die laatste mistransactie reed de auto van [verdachte] uit de richting van Gulpen, wederom op twee kilometer afstand van de plaats waar de mistransactie had plaatsgevonden.
Met bovenstaande vaststellingen in combinatie met de typerende modus operandi acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] schuldig is aan deze gekwalificeerde diefstal.
Zaaksdossier 51: gekwalificeerde diefstal pinpas en geld van [naam 9]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] en een onbekende vrouw aanwezig waren bij de geldopname door het slachtoffer bij de [benadeelde 5] te Horst. Tijdens het pinnen zijn zij achter het slachtoffer gaan staan en heeft [verdachte] het slachtoffer aangesproken. Vervolgens is het slachtoffer gevolgd door [naam 10] , de man van [verdachte] , en een jongetje. Ook de twee vrouwen volgen het slachtoffer. Bij thuiskomst van het slachtoffer bleek haar pinpas te zijn verdwenen. Vijfentwintig minuten na de geldopname door het slachtoffer is met een mobiele telefoon ingelogd op de digitale bankrekening van het slachtoffer en geld overgeboekt van de spaar- naar de betaalrekening alsmede de geldopnamelimiet verhoogd. De bewuste mobiele telefoon werd twee maanden eerder gebruikt door [verdachte] om in te loggen op haar eigen rekening en geldbedragen over te boeken. Vijf minuten na de inlogsessie is door [naam 10] met de pinpas van het slachtoffer tweemaal een bedrag van € 2.000,00 wederrechtelijk opgenomen bij diezelfde geldautomaat in Horst.
Met bovenstaande vaststellingen in combinatie met de typerende modus operandi acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] schuldig is aan deze gekwalificeerde diefstal.
Zaaksdossier 52: gekwalificeerde diefstal pinpas en geld van [naam 11]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] en een onbekende vrouw aanwezig waren bij de geldopname door het slachtoffer bij een geldautomaat in de Albert Heijn te Kerkrade. [verdachte] stond schuin achter het slachtoffer tijdens het pinnen. De rechtbank baseert de aanwezigheid van [verdachte] op de herkenning door verbalisant [naam 4] , maar heeft bovendien ook zelf waargenomen dat de persoon op de beelden kleding draagt met een duimgat aan de mouw. Bij thuiskomst bleek de pinpas van het slachtoffer te zijn verdwenen. Tien minuten na de geldopname door het slachtoffer is gepoogd met een mobiele telefoon in te loggen op de digitale bankrekening van het slachtoffer. De bewuste mobiele telefoon werd een maand eerder gebruikt door [verdachte] om in te loggen op haar eigen bankrekening en geldbedragen over te boeken. Twintig minuten later is met de pinpas van het slachtoffer een totaalbedrag van € 950,00 wederrechtelijk opgenomen bij een geldautomaat in Kerkrade.
Met bovenstaande vaststellingen in combinatie met de typerende modus operandi acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] schuldig is aan deze gekwalificeerde diefstal.
Zaaksdossier 57: gekwalificeerde diefstal portemonnee, pinpas en geld van [naam 12]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] aanwezig was bij de geldopname door het slachtoffer bij een geldautomaat te Beek. [verdachte] staat achter het slachtoffer tijdens het pinnen. Na een bezoek aan de supermarkt wordt het slachtoffer buiten aangesproken met een zogenaamde vraag en bij thuiskomst bleek haar portemonnee te zijn verdwenen. Vijf kwartier na de geldopname door het slachtoffer is met een mobiele telefoon ingelogd op de digitale bankrekening van het slachtoffer. Zeven minuten later is door een onbekende vrouw met de pinpas van het slachtoffer een bedrag van € 2.000,00 wederrechtelijk opgenomen bij diezelfde geldautomaat in Beek. Daarna is nogmaals ingelogd op de digitale bankrekening van het slachtoffer en geld overgeboekt van de spaar- naar de betaalrekening alsmede de geldopnamelimiet verhoogd. De mobiele telefoon die telkens voor het inloggen werd gebruikt werd diezelfde maand ten minste tweemaal gebruikt door [verdachte] om in te loggen op haar eigen bankrekening. De onbekende vrouw staat samen met [verdachte] op foto’s van een familiefeestje een maand eerder.
Met bovenstaande vaststellingen in combinatie met de typerende modus operandi acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] schuldig is aan deze gekwalificeerde diefstal.
Betrouwbaarheid herkenningen
De rechtbank stelt voorop dat in beginsel behoedzaam moet worden omgegaan met
herkenningen op basis van camerabeelden, zeker wanneer deze van doorslaggevend belang zijn voor het bewijs. In onderhavig strafdossier zijn de herkenningen voornamelijk opgemaakt door verbalisant [naam 4] . Hoewel haar herkenningen in sommige zaken worden ondersteund door herkenningen van andere verbalisanten, zijn er ook zaken waarbij uitsluitend verbalisant [naam 4] de namen van de verdachten koppelt aan de personen op de beelden.
De rechtbank stelt vast dat [naam 4] op ambtseed heeft verklaard hoe zij te werk is gegaan. Naar aanleiding van eerdere aangiften is haar onderzoek gestart met het willekeurig bekijken van beelden. Later spitste het onderzoek zich toe op [verdachte] en [naam 1] waardoor zij, na het bekijken van veel beeldmateriaal en foto’s van deze verdachten, [verdachte] en [naam 1] vaak onmiddellijk herkende op beelden en foto’s. Bovendien heeft [naam 4] de genoemde vrouwen verhoord als verdachte. In haar onderzoek heeft zij ook een ontmoeting gehad met [medeverdachte 1] bij hem thuis waardoor zij ook hem vaak onmiddellijk herkende op beelden en foto’s.
Verbalisant [naam 4] heeft [medeverdachte 2] niet eerder ontmoet dan bij haar aanhouding voor onderhavige zaken. De rechtbank constateert dat verbalisant [naam 4] uiterst voorzichtig is geweest in de herkenning van [medeverdachte 2] . Zij spreekt vaak van (grote) gelijkenissen en komt niet direct tot een onmiddellijke herkenning. Daar waar [naam 4] , na aanhouding van [medeverdachte 2] , overtuigd was van de gelijkenissen heeft verbalisant [naam 4] alsnog een bevestigend proces-verbaal opgemaakt.
Ten aanzien van [naam 2] en [naam 3] heeft verbalisant [naam 4] bij de herkenningen hen eerst benoemd als verdachten A en B, waarna zij de namen heeft bevestigd zodra zij zeker was van hun identiteit.
De rechtbank acht de bovenstaande gang van zaken professioneel en getuigen van zorgvuldigheid, zonder dat sprake is van tunnelvisie. Zij overweegt dat uiterlijke kenmerken ruimer zijn dan alleen fysieke kenmerken en dat deze ook kunnen bestaan uit houding, motoriek en kleding van een persoon. De rechtbank acht de herkenningen uit het strafdossier aldus betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Voor zover de rechtbank het beeldmateriaal waarop de herkenningen zijn gedaan naar objectieve maatstaven van onvoldoende kwaliteit acht en door de verbalisant niet is aangegeven naar aanleiding van welk specifiek kenmerk de persoon is herkend dan wel overig steunbewijs hiervoor ontbreekt in het strafdossier, heeft de rechtbank geconcludeerd tot vrijspraak wegens het ontbreken van overtuiging. Dit is enkel van toepassing op tenlastegelegde zaken van [medeverdachte 2] .
Steun voor de herkenningen vindt de rechtbank onder meer in gebruikte telefoons die aan de verdachten kunnen worden gelinkt. Weliswaar hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verklaard dat die telefoons toegankelijk waren voor de vele gasten die bij hen over de vloer zouden komen en die volgens hen in uiterlijk veel op hen leken, maar de rechtbank hecht aan deze verklaring geen waarde. Deze bewering is door de verdachten pas in een laat stadium van het onderzoek naar voren gebracht en is bovendien onvoldoende concreet om te kunnen verifiëren. De foto’s die door de verdediging ter terechtzitting zijn overgelegd ter onderbouwing van de gestelde zoete inval in de woning van de verdachten, schuift de rechtbank ter zijde, alleen al omdat uit de foto’s blijkt dat het gezelschap samen was voor een speciale gelegenheid.
4.4.2
Criminele organisatie (feit 3 parketnummer 03.143398.21)
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het samenwerkingsverband dient te bestaan uit twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Niet is vereist dat deelnemers met alle personen in de organisatie samenwerken of alle personen in de organisatie kennen.
Aan de hand van de bewijsmiddelen uit de afzonderlijke zaaksdossiers en extra bewijsmiddelen gericht op de criminele organisatie stelt de rechtbank vast dat sprake was van een samenwerkingsverband dat zich ten minste van 28 september 2020 tot en met 1 juni 2021 bezighield met het stelen van geld met behulp van gestolen pinpassen en afgekeken pincodes. De gestructureerde samenwerking blijkt uit de afzonderlijke zaken die in groepsverband werden uitgevoerd waarbij duidelijke taken zichtbaar waren.
[medeverdachte 2] dan wel [verdachte] ging telkens op pad met één van de kinderen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] – [naam 1] , [naam 2] of [naam 3] – waarbij [medeverdachte 2] en [verdachte] tot taak hadden het afkijken van de pincodes en de kinderen zorgden voor afscherming en afleiding. De deelnemers waren zodanig op elkaar ingespeeld dat de samenwerking vloeiend verliep; met enkel oogcontact en een wenk naderde het betreffende kind het slachtoffer vanuit de winkelzijde, [medeverdachte 2] of [verdachte] vanuit de kassazijde waarna de pincode werd afgekeken. Het slachtoffer werd door beiden gevolgd en door [medeverdachte 2] of [verdachte] bestolen van zijn of haar pinpas, terwijl het kind voor afleiding zorgde. Bij het pinnen - vaak op korte (rij)afstand van de diefstal - werd vaak het kind ingezet, waarbij de rechtbank opmerkt dat [naam 2] en [naam 3] destijds de leeftijd hadden van zestien respectievelijk veertien jaar en derhalve niet over een autorijbewijs beschikten en zij dus vervoerd moeten zijn naar de verschillende dorpen en steden in Limburg en Noord-Brabant waar de feiten plaatsvonden. [medeverdachte 1] en anderen hielpen op de achtergrond mee met het vervoeren, afschermen en wederrechtelijk pinnen. De rechtbank is van oordeel dat ieders aandeel een zekere duur en intensiteit had in de gestructureerde samenwerking, hetgeen veronderstelt dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] wisten van het uiteindelijke doel: het stelen van pinpassen en geld.
Dat de samenwerking tussen de leden naast gestructureerd ook duurzaam was leidt de rechtbank af uit de omstandigheden dat zij reeds acht maanden met elkaar samenwerkten, weliswaar in wisselende samenstellingen, en steeds dezelfde type misdrijven pleegden met bovenal steeds een gelijksoortige modus operandi. Hoewel de rechtbank zich ervan bewust is dat een zekere duurzaamheid reeds gegeven is bij een familieband, is zij van oordeel dat deze familie daarnaast met hun gezamenlijk handelen een crimineel oogmerk had, hetgeen hen een criminele organisatie maakt. Er was immers geen sprake van gelegenheidsdiefstallen, maar van gerichte en geplande acties.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft behoord tot een op het plegen van gekwalificeerde vermogensdelicten gericht samenwerkingsverband bestaande uit [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en - voor de politie - onbekend gebleven personen. Daarnaast heeft de verdachte ook een aandeel gehad in gedragingen die strekten tot de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk.
Daarom is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
4.4.3
Gevoegde zaken
Parketnummer 03.250404.19
Feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] aanwezig was tijdens de geldopname door het slachtoffer in de Jan Linders te Haelen. [verdachte] stond schuin achter het slachtoffer terwijl het slachtoffer pinde en hield daarbij haar blik aandachtig gericht op de pinhandelingen. Eenmaal buiten wordt het slachtoffer in de gaten gehouden door [verdachte] , [naam 13] en [naam 10] waarbij [naam 13] en [naam 10] het slachtoffer volgen. Onderweg naar huis wordt het slachtoffer vervolgens aangesproken door een vrouw en een man met een hulpvraag. Bij thuiskomst bleek haar portemonnee verdwenen. Twintig minuten nadat het slachtoffer de Jan Linders verliet, is met de pinpas van het slachtoffer door [naam 13] en [naam 10] een totaalbedrag van € 750,00 wederrechtelijk opgenomen bij een geldautomaat in Haelen. Een half uur later werd bij een muntrollenautomaat in Roermond, gelegen op 13 minuten rijafstand van Haelen, een bedrag van € 1.000,00 aan twee euro-muntrollen gepind met de pinpas van het slachtoffer door [naam 13] in gezelschap van [naam 10] . Nog geen tien minuten later parkeerde een auto met [verdachte] , [naam 13] en [naam 10] als inzittenden bij het station in Roermond. [verdachte] haalt een plastic tas, bukt bij het portier achter de bestuurdersplaats en staat weer op zonder tas. De drie vervolgen tien minuten later hun weg naar het Outlet Center te Roermond, alwaar [naam 10] en [naam 13] op heterdaad worden betrapt wanneer zij pogen kleding te kopen met de gestolen pinpas van het slachtoffer. [verdachte] wordt vervolgens op de parkeerplaats bij de Outlet aangetroffen in de eerdergenoemde auto waar achter de bestuurdersplaats € 1.000,00 aan twee euromunten worden gevonden in eenzelfde plastic tas als [verdachte] eerder bij het station haalde.
Met bovenstaande vaststellingen acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] schuldig is aan feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair.
Over het medeplegen overweegt de rechtbank dat ook hier duidelijk uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat telkens sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De feiten werden zorgvuldig samen uitgevoerd waarbij iedere verdachte een eigen, essentiële, rol had: [verdachte] kijkt de pincode af, waarna [naam 13] en [naam 10] de portemonnee wegnemen en met de gestolen pinpas geld opnemen dan wel een poging daartoe doen. [verdachte] bewaart het geld en is de vervoerder in het geheel. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen telkens bewezen.
Parketnummer 03.022144.21
Modus operandi
Aan de hand van de bewijsmiddelen onder dit parketnummer stelt de rechtbank vast dat ook hier sprake is van een typerende modus operandi waarbij de verdachten telkens op een gelijksoortige manier te werk zijn gegaan. De handelwijzen komen op essentiële punten overeen.
De verdachten sloegen toe bij slachtoffers van gevorderde leeftijd waarbij één van de verdachten de kassière afleidde tijdens de pintransactie en de andere verdachte over de schouder van het slachtoffer de pincode afkeek. Vervolgens werd het slachtoffer gevolgd, door één van de verdachten aangesproken met een zogenaamde hulpvraag terwijl de andere verdachte de pinpas wegnam. Daarna werd wederrechtelijk geld opgenomen met de gestolen pinpas en afgekeken pincode.
[benadeelde 1]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [naam 1] aanwezig waren in de supermarkt bij de pintransactie van het slachtoffer. [naam 1] vraagt iets aan de kassière terwijl het slachtoffer pint waarbij [verdachte] ondertussen haar blik op de pincode heeft gericht en dichterbij is gaan staan. Eenmaal buiten werd het slachtoffer met een hulpvraag aangesproken door twee vrouwen waarbij zij elk aan een zijde van het slachtoffer stonden opgesteld. Bij thuiskomst bleek de pinpas van het slachtoffer verdwenen en met de pinpas wederrechtelijk geld te zijn opgenomen.
[naam 15]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [naam 1] aanwezig waren in de supermarkt bij de pintransactie van het slachtoffer. [naam 1] vraagt iets aan de kassière terwijl de man van het slachtoffer pint waarbij [verdachte] ondertussen meekijkt met het intoetsen van de pincode. Eenmaal buiten werden het slachtoffer en haar man met een hulpvraag aangesproken door dezelfde vrouwen. Bij thuiskomst bleek de pinpas van het slachtoffer verdwenen en met de pinpas wederrechtelijk geld te zijn opgenomen.
[naam 16]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [naam 1] aanwezig waren in de supermarkt bij de pintransactie van het slachtoffer. Bij het pinnen kijkt [verdachte] over de schouder van het slachtoffer mee. Vervolgens wordt het slachtoffer door beide vrouwen naar buiten gevolgd. Eenmaal buiten werd het slachtoffer met een hulpvraag aangesproken door twee vrouwen waarbij één vrouw dichtbij haar staat. Bij thuiskomst bleek de portemonnee van het slachtoffer verdwenen. Met haar pinpas werd door [naam 1] wederrechtelijk geld bij een geldautomaat opgenomen.
[naam 17]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [naam 1] aanwezig waren in de supermarkt bij de pintransactie van het slachtoffer. [naam 1] vraagt iets aan de kassière terwijl het slachtoffer pint waarbij [verdachte] ondertussen meekijkt met het intoetsen van de pincode. Bij thuiskomst bleek de pinpas van het slachtoffer verdwenen. Met zijn pinpas werd door [naam 1] wederrechtelijk geld bij een geldautomaat opgenomen.
Met bovenstaande vaststellingen in combinatie met de typerende modus operandi acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] schuldig is aan feit 1 en feit 2.
Over het medeplegen overweegt de rechtbank dat ook hier duidelijk uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat telkens sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De feiten werden zorgvuldig samen uitgevoerd waarbij iedere verdachte een eigen, essentiële, rol had: [naam 1] zorgde voor afleiding en afscherming terwijl [verdachte] de pincode afkeek. Op die manier voerden de vrouwen ook gezamenlijk het zakkenrollen uit. Vervolgens werd het geld gepind door [naam 1] met de door [verdachte] afgekeken pincode. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen telkens bewezen.
Over de herkenning van verbalisant [naam 4] overweegt de rechtbank dat zij die betrouwbaar acht en bruikbaar voor het bewijs. Verbalisant [naam 4] heeft haar herkenning zorgvuldig opgebouwd doordat zij aanvankelijk sterke gelijkenissen zag met een eerdere zaak waarbij [verdachte] was betrokken en daarna bevestiging zag in haar observatie van [verdachte] tijdens een verhoor. De rechtbank acht deze gang van zaken professioneel en zorgvuldig en heeft dan ook geen reden hieraan te twijfelen.
Parketnummer 03.162860.20
[naam 18]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] en haar zoon [naam 19] aanwezig waren in de supermarkt bij de geldopname door het slachtoffer. Tijdens het pinnen kijkt [verdachte] toe. Daarna volgen de twee verdachten het slachtoffer naar buiten. Buiten werd [verdachte] door het slachtoffer betrapt toen zij het eerder gepinde geld uit de handtas nam. [verdachte] liet het geld vallen en liep samen met [naam 19] weg.
[naam 20]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] en haar zoon [naam 19] aanwezig waren in de supermarkt bij de pintransactie van het slachtoffer. Tijdens het pinnen kijkt [verdachte] aandachtig toe en begint [naam 19] een gesprek met de kassière. Buiten werd het slachtoffer door [naam 19] aangesproken met een zogenaamde hulpvraag terwijl [verdachte] om het slachtoffer heen draaide. Hierna heeft [naam 19] bij een geldautomaat geld opgenomen met de pinpas van het slachtoffer.
[naam 21]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] en haar zoon [naam 19] aanwezig waren in de supermarkt bij de pintransactie van het slachtoffer. Tijdens het pinnen staat [verdachte] kort op het slachtoffer en begint [naam 19] een gesprek met de kassière. Hierna is het tweetal gelijktijdig met het slachtoffer naar buiten gelopen. Buiten heeft [naam 19] het slachtoffer aangesproken met een zogenaamde hulpvraag. Vervolgens heeft [naam 19] bij een geldautomaat geld opgenomen met de pinpas van het slachtoffer en de afgekeken pincode.
[naam 22]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] en haar zoon [naam 19] aanwezig waren in de supermarkt bij de pintransactie van het slachtoffer. Tijdens het pinnen kijkt [verdachte] aandachtig toe. Eenmaal buiten op de parkeerplaats heeft [naam 19] het slachtoffer aangesproken met een zogenaamde hulpvraag. Vlak daarna had [verdachte] de portemonnee en pinpas van het slachtoffer in handen. Toen [verdachte] betrapt werd gaf ze de portemonnee terug en gooide de pinpas op de grond. Hierop rende zij weg.
Met bovenstaande vaststellingen, in samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] schuldig is aan feit 1 tot en met 4 met uitzondering van het geweldsaspect uit feit 1. De rechtbank zal de verdachte hiervan partieel vrijspreken nu uit het strafdossier niet blijkt dat sprake is geweest van een hardhandige duw.
Over het medeplegen overweegt de rechtbank dat ook hier duidelijk uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat telkens sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De feiten werden zorgvuldig samen uitgevoerd waarbij iedere verdachte een eigen, essentiële, rol had: [naam 19] zorgde voor afleiding en afscherming terwijl [verdachte] de pincode afkeek en de pinpas wegnam. Vervolgens werd het geld gepind door [naam 19] met de door [verdachte] afgekeken pincode. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen telkens bewezen.
Over de herkenningen door de verbalisanten overweegt de rechtbank dat zij die betrouwbaar acht en bruikbaar voor het bewijs. Verbalisant [naam 23] zag na onderzoek grote gelijkenis tussen de vrouw op de beelden en [verdachte] . Daarnaast heeft verbalisant [naam 4] uitgebreid gerelateerd aan welke specifieke kenmerken zij [verdachte] heeft herkend. De rechtbank heeft geen reden aan deze herkenningen te twijfelen. De verklaring van de verdachte dat niet zij, maar ene [naam 24] de vrouw op de beelden is, wordt door de rechtbank dan ook ter zijde geschoven.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03.143398.21
feit 1
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 19 november 2020 tot en met 14 mei 2021 in de provincie Limburg,
meermalen, tezamen en in vereniging met anderen,
- een pinpas en een geldbedrag van 500 euro toebehorende aan [naam 6] (zaak 41) en
- een pinpas en een geldbedrag van 750 euro toebehorende aan [naam 7] /of [naam 8] (zaak 44) en
- een pinpas en een geldbedrag van 4000 euro toebehorende aan [naam 9] (incident 51 [benadeelde 5] ) en
- een pinpas en een geldbedrag van 950 euro toebehorende aan [naam 11] (incident 52 [benadeelde 5] ) en
- een portemonnee met inhoud (onder andere pinpas en ongeveer 150 euro) en een geldbedrag van 2000 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 12] (incident 57 [benadeelde 5] )
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en haar mededaders telkens die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas en een pincode tot welk gebruik zij niet waren gerechtigd, zulks waarbij verdachte en haar mededaders meermalen, voorafgaand aan het pinnen middels een gsm de daglimieten van de pinpassen hebben verhoogd en een hoeveelheid geld van de spaarrekening naar de betaalrekening hebben overgeboekt;
feit 2
op 10 februari 2021, in de gemeente Oirschot, tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld dat geheel of ten dele aan [naam 5] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen waarbij verdachte en haar mededader dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door tezamen en in vereniging met een ander,
- de pincode van voornoemde [naam 5] af te kijken (shouldering) en
- vervolgens een portemonnee met inhoud, waaronder een pinpas, van voornoemde [naam 5] heeft weggenomen door voornoemde [naam 5] af te leiden en
- vervolgens deze pinpas en pincode tot welk gebruik zij niet waren gerechtigd te gebruiken om middels een gsm in te loggen op de rekening van voornoemde [naam 5] en
- vervolgens 4500 euro over te boeken van de spaarrekening naar de betaalrekening en de daglimiet van de pinpas te verhogen en
- vervolgens met deze pinpas en pincode tot welk gebruik zij niet waren gerechtigd te pinnen van een bankrekening van voornoemde [naam 5] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (zaak 22)
feit 3
in de periode van 28 september 2020 tot en met 1 juni 2021, in de provincies Noord-Brabant en Limburg, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten, in elk geval,
[verdachte] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en een of meer tot nog toe onbekend gebleven personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, namelijk:
- het meermalen, in vereniging plegen van gekwalificeerde vermogensdelicten onder meer ‘shouldering’ en diefstallen van portemonnees (met inhoud) en pinpassen en diefstallen met valse sleutel, strafbaar gesteld in artikel 310 juncto 311 Wetboek van Strafrecht;
03.250404.19
feit 1
op 5 juni 2019 te Haelen, gemeente Leudal tezamen en in vereniging
met anderen, een pinpas die toebehoorde aan [naam 25] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
op 5 juni 2019 te Roermond tezamen en in vereniging met
anderen, een geldbedrag van 1759 euro dat toebehoorde aan [naam 25] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [naam 25] (met bijbehorende pincode);
feit 3
op 5 juni 2019 te Roermond tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om een geldbedrag dat
toebehoorde aan [naam 25] , weg te nemen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een
bankpas op naam van [naam 25] (met bijbehorende pincode), kledingstukken van Roberto Cavalli ter betaling aan de kassa hebben aangeboden en de bankpas van [naam 25] hebben aangewend voor het betalen van de kledingstukken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
03.022144.21
feit 1
op een of meer tijdstippen in de periode van 25 oktober 2019 tot en met 21 december 2019 in de gemeente Beekdaelen en Maastricht,
tezamen en in vereniging met een ander,
- een pinpas die toebehoorde aan [benadeelde 1] ,
- een pinpas die toebehoorde aan [naam 15] ,
- een portemonnee die toebehoorde aan [naam 16] ,
- een pinpas die toebehoorde aan [naam 17] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
op een of meer tijdstippen in de periode van 25 oktober 2019 tot en met 21 december 2019 in de gemeente Beekdaelen en/of Maastricht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen toebehorende aan [benadeelde 1] , [naam 15] , [naam 16] en [naam 17] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader die weg te nemen geldbedragen onder
hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door bij pinautomaten, onder gebruikmaking van wederrechtelijk verkregen bankpassen en bijbehorende pincodes geldbedragen op te nemen, tot welk gebruik zij, verdachte, niet bevoegd was;
03.162860.20
feit 1
op 28 november 2019 in de gemeente Valkenburg aan de Geul tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam 18] ;
feit2
op 30 november 2019 in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een ander een pinpas en een hoeveelheid geld die toebehoorden aan [naam 20] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachten dat geld onder dier bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten door wederrechtelijk gebruik te maken van een pinpas);
feit 3
op 3 januari 2020 in de gemeente Beek tezamen en in vereniging met een ander een pinpas en een hoeveelheid geld die toebehoorden aan [naam 21] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachten dat geld onder dier bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten door wederrechtelijk gebruik te maken van een pinpas);
feit 4
op 23 januari 2020 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een beurs en een pinpas toebehorende aan [naam 22] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03.143398.21
feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 2:poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
03.250404.19
feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3:poging diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
03.022144.21
feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
03.162860.20
feiten 1 en 4 (telkens):diefstal door twee of meer verenigde personen;
feiten 2 en 3 (telkens):diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 54 maanden met aftrek van voorarrest. Zij heeft zich verzet tegen een schorsing van de voorlopige hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft erop gewezen dat de laatste veroordeling van de verdachte ziet op een pleegdatum in 2013. De verdediging heeft verzocht bij een veroordeling de reclassering te volgen en een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. De raadsman heeft daarnaast verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen dan wel de schorsing te laten voortduren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan veertien gekwalificeerde diefstallen, alsmede één poging daartoe, en was maandenlang met haar zus en zwager onderdeel van een criminele organisatie die zulke diefstallen tot doel had. Samen met haar medeverdachten heeft de verdachte op slinkse wijze grote geldbedragen afhandig gemaakt van slachtoffers op gevorderde leeftijd door over hun schouder de pincode af te kijken, de pinpas te stelen en vervolgens geld te pinnen. Om de buit zo groot mogelijk te maken logde zij en haar medeverdachten eerst in op de bankrekening van het slachtoffer om geld over te boeken van de spaarrekening naar de betaalrekening en de opnamelimiet te verhogen. Bij de diefstal zorgden de verdachten ervoor dat de portemonnee bij het slachtoffer achterbleef waardoor de organisatie tijd won om het maximale eruit te halen. De verdachte heeft met haar handelen bij veel (hoog)bejaarde slachtoffers gezorgd voor gevoelens van onveiligheid en onzekerheid in hun zelfstandig bestaan. Zelfs zodanig dat veel slachtoffers geen pintransacties meer durven uit te voeren in winkels en uitsluitend nog betalen met contant geld.
De rechtbank is van oordeel dat voor harteloze feiten als deze alleen kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Temeer nu de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, hetgeen haar kennelijk niet weerhouden heeft van het plegen van nieuwe feiten. Een voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals verzocht door de verdediging, acht de rechtbank dan ook niet meer aan de orde. De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmaat mee dat de verdachte tijdens het gehele strafproces geen inzicht heeft getoond in haar gedrag en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar daden.
Hoewel de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden passend acht, zal zij evenwel ook rekening houden met het tijdsverloop. De redelijke termijn van twee jaren is in de zaken met parketnummers 03.250404.19, 03.022144.21 en 03.162860.20 thans op 14 maart 2023 overschreden met respectievelijk acht maanden (na verhoor op 17 juli 2020), één jaar en zeven maanden (na aanhouding op 16 juni 2019) en elf maanden (na verhoor op 18 april 2020). Gelet op deze termijnoverschrijdingen zal de rechtbank twee maanden in mindering brengen, waardoor een gevangenisstraf van 34 maanden resteert met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de ernstige bezwaren en de grond waarop de voorlopige hechtenis van de verdachte is gebaseerd nog onverkort aanwezig. Op 5 april 2022 is de voorlopige hechtenis geschorst tot aan de dag van de inhoudelijke behandeling. Die dag is door de rechtbank opnieuw een schorsing bevolen, tot aan de einduitspraak van de rechtbank, daar de doelen die met de voorlopige hechtenis werden nagestreefd door schorsingsvoorwaarden ook konden worden bereikt. Thans herleeft de voorlopige hechtenis door einduitspraak.
De rechtbank ziet redenen om het bevel tot voorlopige hechtenis per heden opnieuw te schorsen, tot aan de dag waarop de veroordeling van de verdachte onherroepelijk is. Daartoe overweegt de rechtbank dat de verdachte zich elf maanden heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en gebleken is dat daarmee het recidivegevaar voldoende beteugeld kan worden. Nu er geen bijzonderheden hebben plaatsgevonden, ziet de rechtbank geen aanleiding voor onmiddellijke voortzetting van de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal de voorlopige hechtenis schorsen en hiervan afzonderlijk bevel opmaken.

8.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De [benadeelde 5] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 1] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces.
De vordering van
[benadeelde 5]strekt tot vergoeding van € 131.840,05, bestaande uit:
€ 120.980,05 aan schadeloosstellingen voor 46 klanten;
€ 6.060,00 aan onderzoekskosten in 53 dossiers;
€ 3.840,00 aan kosten voor het opstellen van aangiften;
€ 960,00 aan kosten voor het opstellen van de voeging in het strafproces.
De vordering van
[benadeelde 3]strekt tot vergoeding van € 217,00, bestaande uit:
€ 50,00 voor een gestolen portemonnee;
€ 170,00 aan gestolen bankbiljetten;
€ 7,00 aan gestolen muntgeld.
De vordering van
[benadeelde 2]strekt tot vergoeding van € 200,00 aan immateriële schade.
De vordering van
[benadeelde 4]strekt tot vergoeding van € 1.085,95, bestaande uit:
€ 1.000,00 aan gestolen contant geld;
€ 70,95 voor een gestolen identiteitskaart;
€ 15,00 voor gestolen pasfoto’s.
De vordering van
[benadeelde 1]strekt tot vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
8.2
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de veroorzaakte schade is toegebracht door de criminele organisatie waarvan alle verdachten onderdeel uitmaakten. Zij heeft dan ook geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vorderingen van de [benadeelde 5] , [benadeelde 2] en [benadeelde 4] , hoofdelijk aan alle verdachten, met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partijen [benadeelde 3] en [naam 8] dienen volgens het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard nu een aangifte ontbreekt en derhalve niet kan worden gecontroleerd wat de schade is respectievelijke een machtiging tot indienen door een ander ontbreekt.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Op dezelfde grond als het openbaar ministerie heeft de verdediging verzocht de benadeelde [naam 8] niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de benadeelden [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] heeft de verdediging verzocht de vorderingen af te wijzen omdat de verdachte hierin geen betrokkenheid kan worden verweten. Een veroordeling voor artikel 140 Sr maakt dat niet anders. Volgens de verdediging is de vordering van de [benadeelde 5] , bij een veroordeling, slechts toewijsbaar tot een bedrag van € 7.133,00.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 5] (parketnummer 03.143398.21)
De rechtbank overweegt dat wanneer een diefstal heeft plaatsgevonden met inbreuk op de bancaire integriteit van een bank, deze daardoor rechtstreekse schade heeft geleden. De desbetreffende bank kan zich daarom voegen als benadeelde partij in de strafzaak tegen de verdachte van de diefstal. In deze zin heeft zich ook de Hoge Raad uitgelaten, zie daarvoor ECLI:NL:HR:1997:ZD0803 en ECLI:NL:HR:2001:AB1819. De [benadeelde 5] is daarom ontvankelijk in haar vordering.
Anders dan het openbaar ministerie heeft gesteld, leidt een veroordeling wegens artikel 140 Sr niet tot een groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 Burgerlijk Wetboek, zo heeft de Hoge Raad bepaald in haar arrest van 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914. Voor een groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 BW is vereist dat de verweerder (in casu de verdachte) zelf betrokken is geweest bij concreet benoembare feiten die aan de vordering ten grondslag liggen. Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak daarvan alleen sprake bij het feit dat de rechtbank bewezen acht.
Dit betekent dat de vordering van de [benadeelde 5] naar het oordeel van de rechtbank alleen toewijsbaar is voor zover die betrekking heeft op de bewezenverklaarde zaken onder feit 1, te weten:
- zaak 22: geen uitgekeerd bedrag;
- zaak 51: € 4.000,00;
- zaak 52: € 950,00;
- zaak 57: € 2.000,00.
De vordering zal voor de overige zaken die daaraan ten grondslag zijn gelegd niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat geldt evenzeer voor de opgevoerde kosten onder posten c en d, nu deze zijn berekend op basis van het totaal aantal vorderingen. Na te gaan welk deel daarvan uitsluitend betrekking heeft op de bewezenverklaarde feiten is een onevenredige belasting van het strafproces.
Over de onderzoekskosten onder post b heeft de [benadeelde 5] uiteengezet dat aan elk dossier waarin een schadeloosstelling is uitgekeerd 1 uur à € 120,00 aan onderzoek is besteed. Voor een dossier zonder schadeloosstelling zoals in zaak 22 wordt een half uur gerekend. De rechtbank zal dan ook drieënhalf keer dat bedrag toewijzen, wat neerkomt op € 420,00. De benadeelde zal ten aanzien van de overige onderzoekskosten niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 7.370,00 bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 4 december 2021 tot de dag der algehele voldoening.
Verder zal de rechtbank, om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafvordering opleggen. De rechtbank legt aldus aan de verdachte de verplichting op om, ten behoeve van de benadeelde partij, aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.370,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 4 december 2021 tot de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van 71 dagen.
De verdachte is naar burgerlijk recht samen met de mededader (hoofdelijk) aansprakelijk voor deze schade.
Ten slotte zal de rechtbank de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 3] , [benadeelde 2] en [benadeelde 4] (parketnummer 03.143398.21)
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat deze benadeelden rechtstreeks schade hebben geleden door het bewezenverklaarde onder feit 1 dan wel onder feit 3, gelet op het eerder overwogene over groepsaansprakelijkheid. Derhalve wordt niet voldaan aan het vereiste uit artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering en zal de rechtbank deze benadeelde partijen nietontvankelijk verklaren in hun vordering.
De rechtbank zal de benadeelde partijen veroordelen in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, begroot tot heden op nihil.
[benadeelde 1] (parketnummer 03.022144.21)
De rechtbank constateert dat [naam 26] namens [benadeelde 1] een vordering tot
schadevergoeding heeft ingediend, maar dat bij het voegingsformulier een machtiging ontbreekt. Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat [naam 26] bevoegd is namens [naam 8] op te treden, voldoet de vordering reeds hierom niet aan de vereisten die de wet stelt om in het strafproces te worden meegenomen. De rechtbank zal deze benadeelde partij dan ook nietontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 140 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [benadeelde 5] en schadevergoedingsmaatregel (parketnummer 03.143398.21)
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] , gevestigd te Utrecht, gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij van € 7.370,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 4 december 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 2] en [benadeelde 4] (parketnummer 03.143398.21)
  • verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 2] en [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in hun vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Benadeelde partij [naam 8] (parketnummer 03.022144.21)
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. S.A.M.C. van de Winkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Dijkhoff, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2023.
BIJLAGE I:De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 03.143398.21
Feit 1
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 oktober 2019 tot en met 1 juni 2021 in de provincies Gelderland en/of Noord-Brabant en/of Limburg, in ieder geval in Nederland en/of België
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
- een pinpas en/of een geldbedrag van 500 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 6] (zaak 41) en/of
- een pinpas en/of een geldbedrag van 750 euro, geheel of ten dele toebeborende aan [naam 7] /of [naam 8] (zaak 44) en/of
- een pinpas en/of een geldbedrag van 4000 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 9] (incident 51 [benadeelde 5] ) en/of
- een pinpas en/of een geldbedrag van 950 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 11] (incident 52 [benadeelde 5] ) en/of
- een portemonnee met inhoud (onder andere pinpas en/of (ongeveer) 150 euro) en/of een geldbedrag van 2000 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 12] (incident 57 [benadeelde 5] ) en/of
althans een of meerdere pinpas(sen) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan (een) andere(n), dan aan verdachte en/of haar mededader(s), heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) die weg te nemen geldbedragen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas en/of een pincode tot welk gebruik zij/hun niet was/waren gerechtigd, (zulks waarbij verdachte en/of haar mededader(s) meermalen, althans eenmaal, voorafgaand aan het pinnen middels een gsm het/de daglimiet(en) van de pinpas (sen) heeft/hebben verhoogd en/of een hoeveelheid geld van de spaarrekening naar de betaalrekening heeft/hebben overgeboekt);
Feit 2
zij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks van 10 februari 2021, in de gemeente Oirschot, althans in de provincie Noord-Brabant, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om (een) hoeveelhe(i)d(en) geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen waarbij verdachte en/of haar mededader(s) die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
- de pincode van voornoemde [naam 5] af te kijken (shouldering) en/of
- ( vervolgens) een portemonnee met inhoud, waaronder een pinpas, van voornoemde [naam 5] heeft weggenomen (door voornoemde [naam 5] af te leiden) en/of
- ( vervolgens) deze pinpas en/of pincode tot welk gebruik zij/hun niet was/waren gerechtigd te gebruiken om (middels een gsm) in te loggen op de rekening van voornoemde [naam 5] en/of
- ( vervolgens) 4500 euro, althans een hoeveelheid geld, over te boeken van de spaarrekening naar de betaalrekening en/of het daglimiet van de pinpas te verhogen en/of
- ( vervolgens) met deze pinpas en/of pincode tot welk gebruik zij/hun niet was/waren gerechtigd te pinnen (van een (bank)rekening van voornoemde [naam 5] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (zaak 22)
Feit 3
zij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2019 tot en met 1 juni 2021, in de provincies Gelderland en/of Noord-Brabant en/of Limburg, althans in Limburg en/of Brabant, in ieder geval in Nederland en/of België, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten, in elk geval,
[verdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of een of meer tot nog toe onbekend gebleven perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, namelijk:
- het meermalen, althans eenmaal, (in vereniging) plegen van (gekwalificeerde) vermogensdelicten (onder meer) 'shouldering' en/ diefstallen van portemonnees (met inhoud) en/of pinpassen en/of diefstallen met valse sleutel, strafbaar gesteld in artikel 310 juncto 311 Wetboek van Strafrecht.

Onder parketnummer 03.250404.19

Feit 1
zij op of omstreeks 5 juni 2019 te Haelen, gemeente Leudal tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [naam 25] , heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2
zij op of omstreeks 5 juni 2019 te Roermond tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 1759 euro, in elk geval enig
geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 25] , heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of
haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van
[naam 25] (met bijbehorende pincode), in elk geval een sleutel tot het gebruik
waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam 13] en/of [naam 10] op of omstreeks 5 juni 2019 te Roermond tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedraf, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
die [naam 13] en/of [naam 10] toebehoorde, te weten aan [naam 25] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
die [naam 13] en/of [naam 10] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten een bankpas op naam van [naam 25] (met bijbehorende pincode), in
elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan die [naam 13] en/of [naam 10] niet
gerechtigd was/waren;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 5 juni 2019 te
Roermond opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door;
- die [naam 13] en/of [naam 10] te voorzien van de pincode behorend bij de pinpas
van [naam 25] en/of
- die [naam 13] en/of [naam 10] te vervoeren van en naar de verschillende
pinautomaten;
Feit 3
zij op of omstreeks 5 juni 2019 te Roermond tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [naam 25] , weg te nemen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een
bankpas op naam van [naam 25] (met bijbehorende pincode), in elk geval
sleutel tot het gebruik waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) niet
gerechtigd was/waren, kledingstukken van Roberto Cavalli ter betaling aan de kassa
heeft/hebben aangeboden en/of de bankpas van [naam 25] heeft/hebben
aangewend voor het betalen van de kledingstukken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam 13] en/of [naam 10] , op of omstreeks 5 juni 2019, te Roermond, ter
uitvoering van het door voornoemde [naam 13] en/of [naam 10] voorgenomen
misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [naam 25] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam 13]
en/of [naam 10] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder hun bereik te brengen door middel van
een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [naam 25] (met
bijbehorende pincode), in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan [naam 13]
en/of [naam 10] niet gerechtigd was/waren, kledingstukken van Roberto Cavalli ter
betaling aan de kassa heeft/hebben aangeboden en/of de bankpas van [naam 25]
heeft/hebben aangewend voor het betalen van de kledingstukken, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op of omstreeks 5 juni 2019, te
Roermond, opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- die [naam 13] en/of [naam 10] naar het Outletcenter te brengen, alwaar Roberto
Cavalli gelegen is, en/of
- die [naam 13] en/of [naam 10] te voorzien van de pincode behorend bij de pinpas
van [naam 25] en/of
- op de parkeerplaats van het Outletcenter te wachten op die [naam 13] en/of
[naam 10] .
Onder parketnummer 03.022144.21
Feit 1
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 oktober 2019 tot
en met 21 december 2019 in de gemeente Beekdaelen en/of Maastricht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] ,
- een pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 15] ,
- een portemonnee, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 16] ,
- een pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 17] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 oktober 2019 tot en
met 21 december 2019 in de gemeente Beekdaelen en/of Maastricht, althans in
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid geldbedrag(en), in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten
aan [benadeelde 1] , [naam 15] , [naam 16] en/of [naam 17] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder
haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door bij (een) pinautoma(a)t(en), onder gebruikmaking van (een) wederrechtelijk
verkregen bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s) een hoeveelheid
geldbedragen op te nemen, tot welk gebruik zij, verdachte, niet bevoegd was.
Onder parketnummer 03.162860.20
Feit 1
zij op of omstreeks 28 november 2019 in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 18] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 18] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan dat verdachte en/of haar mededader(s),
- die [naam 18] (hardhandig) heeft/hebben geduwd;
Feit 2
zij op of omstreeks 30 november 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 20] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte(n) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en dat geld onder dier/diens bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten door wederrechtelijk gebruik te maken van een pinpas);
Feit 3
zij op of omstreeks 3 januari 2020 in de gemeente Beek, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 21] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte(n) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en dat geld onder dier/diens bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten door wederrechtelijk gebruik te maken van een pinpas);
Feit 4
zij op of omstreeks 23 januari 2020 in de gemeente Landgraaf, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een beurs en/of een pinpas en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed , geheel of ten dele toebehorende aan [naam 22] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).