In deze zaak vordert de eiser, een besloten vennootschap, betaling van facturen van de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, voor de afvoer van digestaat. De gedaagde weigert te betalen, omdat de afvoer illegaal zou zijn geweest. De rechtbank oordeelt dat de eiser misbruik van bevoegdheid maakt door betaling van deze facturen te vorderen, aangezien de facturen betrekking hebben op illegale activiteiten die in een strafrechtelijk onderzoek zijn onderzocht. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af en oordeelt dat de eiser toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met de gedaagde. De rechtbank stelt vast dat de eiser bewust heeft gewacht met facturering om de facturen buiten de ontnemingsvordering te houden, wat leidt tot wederrechtelijk verkregen voordeel. De gedaagde heeft niet betwist dat de eiser voor de afvoer van het digestaat een marktconform bedrag heeft gefactureerd, waardoor de rechtbank oordeelt dat de gedaagde een voordeel heeft genoten door de illegale afvoer zonder te betalen. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.