ECLI:NL:RBLIM:2023:1838

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
C/03/304013 / HA ZA 22-175
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van bevoegdheid door betaling van facturen te vorderen die zien op illegale afvoer van digestaat

In deze zaak vordert de eiser, een besloten vennootschap, betaling van facturen van de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, voor de afvoer van digestaat. De gedaagde weigert te betalen, omdat de afvoer illegaal zou zijn geweest. De rechtbank oordeelt dat de eiser misbruik van bevoegdheid maakt door betaling van deze facturen te vorderen, aangezien de facturen betrekking hebben op illegale activiteiten die in een strafrechtelijk onderzoek zijn onderzocht. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af en oordeelt dat de eiser toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met de gedaagde. De rechtbank stelt vast dat de eiser bewust heeft gewacht met facturering om de facturen buiten de ontnemingsvordering te houden, wat leidt tot wederrechtelijk verkregen voordeel. De gedaagde heeft niet betwist dat de eiser voor de afvoer van het digestaat een marktconform bedrag heeft gefactureerd, waardoor de rechtbank oordeelt dat de gedaagde een voordeel heeft genoten door de illegale afvoer zonder te betalen. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/304013 / HA ZA 22-175
Vonnis van 15 maart 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.J.A. Braspenning te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A. Oorthuys en mr. T. Novakovski te Leiden.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] BVgenoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1/13
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met producties 1/12
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 14/17
  • productie 13 van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling van 23 januari 2023 waarbij spreekaantekeningen door [gedaagde] zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat het volgende vast.
2.2.
[gedaagde] drijft een groothandel in zeevis. Daarnaast houdt [gedaagde] zich bezig met de verwerking van visresten en de productie van groen gas daaruit. Bij de productie van groen gas ontstaat een restproduct: digestaat. [eiser] heeft meermaals digestaat afgevoerd voor [gedaagde] . In 2019 heeft [eiser] hiervoor facturen aan [gedaagde] gestuurd voor in totaal € 127.762,29 (productie 5 [eiser] ). Deze facturen zien op de afvoer van digestaat in de periode januari 2016 tot en met februari 2017. [gedaagde] heeft deze facturen onbetaald gelaten.
2.3.
De reden dat [eiser] deze afvoer pas in 2019 heeft gefactureerd is erin gelegen dat [eiser] betrokken is geraakt in een strafrechtelijk onderzoek genaamd [dossiernaam] . Dit onderzoek bestaat uit 3 delen waarbij deel 2 zich richt op – kort gezegd – de illegale afvoer van digestaat door [eiser] voor [gedaagde] en andere bedrijven. Onderdeel van de beschuldigingen aan het adres van zowel [gedaagde] als [eiser] was lidmaatschap van een criminele organisatie ten aanzien van de illegale afvoer van digestaat. Bij vonnis van 6 december 2021 van de rechtbank Amsterdam is [eiser] hiervan vrijgesproken maar veroordeeld voor – kort samengevat – het ‘omkatten’ van digestaat tot dierlijke meststof waarna [eiser] het met vervalste vervoerbewijzen voor meststoffen liet afvoeren (productie 9 [eiser] ). Aan [eiser] is hiervoor een boete van in totaal € 110.000,- opgelegd. [eiser] heeft voordeel uit deze strafbare feiten gehad, het zogenaamde wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie heeft in een procedure verzocht dit wederrechtelijk verkregen voordeel te ‘ontnemen’, wat inhoudt dat het voordeel moet worden terugbetaald. De rechtbank Amsterdam [1] heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de strafbare feiten gepleegd in de periode van 1 januari 2011 tot 1 maart 2017 gesteld op € 613.926,48. Dit voordeel is volgens de rechtbank voor de helft genoten door [eiser] en voor de helft door haar bestuurder.
2.4.
[gedaagde] is niet veroordeeld voor de strafbare feiten waarvoor [eiser] is veroordeeld en is net als [eiser] vrijgesproken voor lidmaatschap van een criminele organisatie. [gedaagde] is wel veroordeeld voor andere strafbare feiten waarop deel 1 en deel 3 van het strafrechtelijk onderzoek waren gericht. Kort samengevat is [gedaagde] veroordeeld voor het verhandelen van digestaat en het gebruik daarvan als meststof terwijl het digestaat niet aan de eisen van de Meststoffenwet voldeed en voor het vervoeren van digestaat met valse begeleidingsbrieven [2] . Aan [gedaagde] is daarvoor een boete van in totaal € 105.000,- opgelegd. De provincie heeft naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek naar [gedaagde] tot tweemaal toe een zogenaamd Bibob-onderzoek laten uitvoeren. De uitkomst van dat onderzoek was dat er een ernstig gevaar bestond dat [gedaagde] haar vergunning voor het vergisten van visafval voor de productie van groen gas zou gebruiken om strafbare feiten te plegen. Daarom heeft de provincie op 23 juni 2020 de vergunning ingetrokken (productie 8 [gedaagde] ).

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[eiser] vordert om [gedaagde] uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen:
tot betaling van € 127.762,29 aan haar, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
tot vergoeding van de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand van € 2.052,62, te vermeerderen met de wettelijke rente,
in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
In reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert om uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen om bij opslag en afvoer van digestaat niet frauduleus en in strijd met de wet te handelen en/of terzake onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de als gevolg van haar toerekenbare tekortkoming en/of onrechtmatig handelen door [gedaagde] geleden en nog te lijden schade,
[eiser] te veroordelen tot schadevergoeding bestaande uit advocaatkosten van
€ 71.658,49 met wettelijke rente en voor het overige voor schade nader op te maken bij staat,
3. [eiser] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 1.491,58, te vermeerderen met wettelijke rente,
4. [eiser] te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.4.
[eiser] voert verweer.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
In deze zaak draait het er in de kern om dat [gedaagde] weigert de facturen van [eiser] te betalen omdat het digestaat illegaal is afgevoerd (conventie) en dat [gedaagde] stelt schade te hebben geleden doordat zij door toedoen van [eiser] is verdacht van deelname van een criminele organisatie (reconventie).
In conventie
Geen niet-ontvankelijkheid [eiser]
4.2.
[gedaagde] voert als eerste verweer dat [eiser] alsnog wederrechtelijk verkregen voordeel uit de door haar gepleegde strafbare feiten zou verkrijgen als de vordering van [eiser] wordt toegewezen. Volgens [gedaagde] zijn de facturen namelijk niet meegenomen bij het door de rechtbank vastgestelde voordeel uit de strafbare feiten. Omdat [eiser] volgens [gedaagde] het voordeel dat zij dan alsnog zou verkrijgen, zou moeten terugbetalen aan het Openbaar Ministerie, heeft [eiser] geen belang bij haar vordering en zou zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit verweer faalt omdat het juridisch gezien niet juist is wat [gedaagde] stelt. Indien [gedaagde] de facturen zou betalen, zou dit er niet toe leiden dat het Openbaar Ministerie alsnog met recht om terugbetaling van dit bedrag - de zogenaamde ontneming van wederrechtelijk voordeel - zou kunnen vragen. Een van de voorwaarden voor ontneming is namelijk de veroordeling voor een strafbaar feit. Dit betekent dat voor een tweede ontnemingsvordering een tweede veroordeling nodig is. Dat die er is, is niet door [gedaagde] gesteld. Dit zou anders zijn als het ontnemingsvonnis nog niet onherroepelijk zou zijn. Dan zouden de facturen namelijk alsnog in hoger beroep meegenomen kunnen worden. Ook dit heeft [gedaagde] echter niet gesteld.
Misbruik van bevoegdheid
4.3.
[gedaagde] voert als tweede het verweer dat [eiser] misbruik van bevoegdheid maakt door betaling van de facturen te vorderen. Dit verweer slaagt.
4.4.
Uit de beslissing van de rechtbank Amsterdam waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 613.926,48 is gesteld, blijkt dat de facturen waar het in deze zaak om gaat niet zijn meegenomen. De rechtbank Amsterdam overweegt in haar beslissing dat de facturen uit 2019 zijn, terwijl de illegale afvoer van digestaat waarvoor het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld in eerdere jaren heeft plaatsgevonden. Daarmee lijkt het erop alsof de rechtbank Amsterdam door de datum van de facturen op het verkeerde been is gezet omdat de facturen wel degelijk zien op illegale afvoer in de periode van januari 2016 tot en met februari 2017 wat valt in de periode waarvoor de rechtbank Amsterdam het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft berekend.
Naar [eiser] zelf stelt heeft zij gewacht met facturering aan [gedaagde] totdat het strafrechtelijk onderzoek was afgerond en is de afvoer van digestaat daarom pas bij facturen van 29 december 2019 in rekening gebracht. Hiermee heeft [eiser] bewerkstelligd dat de facturen niet zijn meegenomen bij het wederrechtelijk verkregen voordeel. Als wel tijdig was gefactureerd en betaald, waren de facturen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen vermogen meegenomen. De rechtbank Amsterdam had dan immers gezien dat de facturen zien op illegale afvoer van digestaat in de relevante periode. In dat geval was het wederrechtelijk verkregen vermogen met het bedrag van de facturen vermeerderd en had het € 127.762,29 meer bedragen. De rechtbank kan in deze zaak dan ook niet anders dan concluderen dat [eiser] bewust heeft gewacht met facturering met als doel om de facturen buiten de ontnemingsvordering te houden.
Indien de vordering in conventie zou worden toegewezen, zou dit tot gevolg hebben dat [eiser] alsnog wederrechtelijk verkregen voordeel zou genieten ter waarde van
€ 127.762,29 terwijl dit niet meer wordt terug gevorderd door het Openbaar Ministerie. Bij toewijzing van de vordering zou de rechtbank er dan feitelijk aan bijdragen dat [eiser] alsnog opbrengst uit een strafbaar feit verkrijgt. Dat kan niet de bedoeling zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiser] misbruik van bevoegdheid maakt door na afloop van het strafrechtelijk onderzoek alsnog illegale afvoer van digestaat uit de ontnemingsperiode te factureren en door haar vordering tot betaling van de facturen in deze procedure te stellen.
4.5.
[eiser] heeft ter zitting nog gesteld dat de facturen zien op zowel legale als illegale afvoer van digestaat. Een deel van de facturen zou namelijk zien op directe afvoer van digestaat naar Duitsland, terwijl blijkens het strafvonnis van 6 december 2021 van de rechtbank Amsterdam directe afvoer wel was toegestaan. Slechts de indirecte afvoer van digestaat naar Duitsland waarbij het digestaat eerst is opgeslagen in Nederland is illegaal bevonden. Daarom zou het verweer van [gedaagde] voor de legale afvoer niet opgaan. [eiser] heeft deze stelling echter geen handen en voeten gegeven door aan te geven welke facturen dan op legale afvoer zien zodat de rechtbank deze stelling van [eiser] onvoldoende onderbouwd vindt.
4.6.
Nu het beroep van [gedaagde] op misbruik van bevoegdheid slaagt, zullen de vorderingen van [eiser] in conventie worden afgewezen.
Proceskosten
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat
3.760,00(2,0 punten × tarief € 1.880,00)
Totaal € 9.497,00
Nakosten
4.8.
De vordering tot veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. Nu het zogenaamde liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven voorziet in een forfaitair tarief voor die kosten en de rechtbank dat tarief pleegt te volgen, zijn die kosten nu al te begroten. De rechtbank zal de nakosten toewijzen, zoals nader in het dictum wordt bepaald.
Reconventie
4.9.
Volgens [gedaagde] is [eiser] tekort gekomen in de nakoming van de overeenkomst met [gedaagde] door de overeengekomen prestatie - de afvoer van digstaat - op illegale wijze uit te voeren. Hierdoor heeft [eiser] volgens [gedaagde] ook een onrechtmatige daad tegen haar gepleegd. [gedaagde] stelt als gevolg daarvan schade te hebben geleden. Deze schade bestaat uit verschillende onderdelen. Volgens [gedaagde] is zij door illegale afvoer van digestaat beschuldigd van lidmaatschap van een criminele organisatie. Om zich hiertegen te verweren heeft zij advocaatkosten gemaakt, die zij stelt op € 71.658,-, dat is 1/3 van de totale advocaatkosten in de strafzaak. Verder stelt [gedaagde] dat de beschuldiging van lidmaatschap van een criminele organisatie veel media-aandacht heeft gehad en ertoe heeft geleid dat de provincie de vergunning voor het vergisten van visafval voor de productie van groen gas heeft ingetrokken. Ook stelt zij daardoor reputatieschade te hebben geleden waardoor zij omzet is misgelopen en haar bedrijf niet heeft kunnen verkopen. Om de omvang van de schade door het intrekken van de vergunning, het mislopen van omzet en het niet doorgaan van de verkoop van haar bedrijf vast te stellen wil zij een verwijzing naar de schadestaatprocedure.
4.10.
[eiser] voert het verweer dat [gedaagde] zelf is veroordeeld voor strafbare feiten en dat zij de schade zelf heeft veroorzaakt. Daardoor ontbreekt het causaal verband tussen de gestelde schade en de tekortkoming dan wel onrechtmatige daad. [eiser] wijst er in dit verband op dat het strafrechtelijk onderzoek juist op [gedaagde] was gericht en met verdenkingen tegen [gedaagde] is begonnen. Om zich tegen de diverse beschuldigingen te verdedigen moest [gedaagde] hoe dan ook advocaatkosten maken. De gestelde reputatieschade en de intrekking van de vergunning zijn veroorzaakt door het strafrechtelijk onderzoek wat naar [gedaagde] zelf is gaan lopen zodat [gedaagde] deze schade aan zichzelf te danken heeft. Ook voert [eiser] aan dat de waarde van de prestatie die zij heeft geleverd gelijk is aan het gefactureerde bedrag omdat [eiser] een marktconform bedrag hiervoor in rekening heeft gebracht. Voor wat betreft de onrechtmatige daad stelt [eiser] dat de geschonden norm niet strekt tot bescherming van het belang van [gedaagde] .
Tekortkoming
4.11.
Naar het oordeel van de rechtbank is [eiser] door het digestaat op illegale wijze af te voeren inderdaad tekort gekomen in de nakoming van de overeenkomst met [gedaagde] . Omdat [gedaagde] niet is veroordeeld voor het medeplegen van de illegale afvoer van digestaat en beide partijen zijn vrijgesproken van deelname van een criminele organisatie ten aanzien van de illegale afvoer van digestaat, gaat de rechtbank ervan uit dat de digestaat niet met medeweten en goedkeuring van [gedaagde] illegaal is afgevoerd. In die situatie mocht [gedaagde] ervan uitgaan en verwachten dat het digestaat op legale wijze door [eiser] zou worden afgevoerd, hoewel – het moet gezegd – [gedaagde] zelf ook is veroordeeld voor een andere fraude met digestaat. Nu de digestaat niet legaal is afgevoerd, heeft [eiser] de overeenkomst niet deugdelijk uitgevoerd. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen voor zover die inhoudt dat - kort gezegd - [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en aansprakelijk is voor de hierdoor geleden en nog te lijden schade.
Onrechtmatige daad
4.12.
Voor zover de gevorderde verklaring voor recht inhoudt dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld tegen [gedaagde] en de daardoor ontstane schade dient te vergoeden, zal de vordering worden afgewezen. Het illegaal afvoeren van digestaat was wel onrechtmatig want in strijd met de wet, maar de geschonden norm – bescherming van het milieu - strekt niet tot bescherming van de schade die [gedaagde] stelt te hebben geleden. Daarom is er geen verplichting tot vergoeding van schade uit onrechtmatige daad (artikel 6:163 BW).
Genoten voordeel
4.13.
Bij de begroting van de schade door de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst moet ook het voordeel worden meegenomen dat [gedaagde] door de illegale afvoer van digestaat heeft genoten voor zover dit redelijk is (artikel 6:100 BW). In dit verband is van belang dat het digestaat is afgevoerd zonder dat [gedaagde] hiervoor hoeft te betalen. De vordering in conventie zal namelijk worden afgewezen. [gedaagde] heeft niet betwist dat [eiser] voor de afvoer van de digestaat een marktconform bedrag heeft gefactureerd. Hieruit volgt dat waarde van de illegale afvoer van digestaat moet worden gesteld op het gefactureerde bedrag van € 127.762,29. Door een prestatie van deze waarde te verkrijgen zonder ervoor te hoeven betalen, heeft [gedaagde] dus een voordeel ter hoogte van dit bedrag genoten. Het is naar het oordeel van de rechtbank redelijk dit voordeel mee te nemen bij de begroting van de schade. De rechtbank constateert dat het genoten voordeel hoger is dan de advocaatkosten van € 71.658,49 die [gedaagde] vergoed wil zien. De vordering terzake vergoeding van de advocaatkosten zal dus worden afgewezen.
Causaal verband
4.14.
Ten aanzien van de overige gestelde schade overweegt de rechtbank als volgt. [eiser] heeft gemotiveerd het causale verband tussen de gestelde schade en de tekortkoming betwist door te stellen dat [gedaagde] - kort gezegd - de schade zelf heeft veroorzaakt. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen hier gemotiveerd op te reageren. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan. Dit had wel gemoeten, te meer omdat vast staat dat het strafrechtelijk onderzoek tegen [gedaagde] is gestart en dat [gedaagde] zelf strafrechtelijk is veroordeeld. De rechtbank vindt dan ook onvoldoende onderbouwd dat de illegale afvoer van digestaat door [eiser] de intrekking van de vergunning en de reputatieschade heeft veroorzaakt. De vordering van [gedaagde] om [eiser] te veroordelen tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat, zal dan ook worden afgewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.15.
De rechtbank zal het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren nu alleen de vordering ten aanzien van de verklaring voor recht gedeeltelijk wordt toegewezen en een verklaring voor recht niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard.
Proceskosten
4.16.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 9.497,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
in reconventie
5.4.
verklaart voor recht dat [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen om bij opslag en afvoer van digestaat niet frauduleus en in strijd met de wet te handelen en aansprakelijk is voor de als gevolg van haar toerekenbare tekortkoming door [gedaagde] geleden en nog te lijden schade,
5.5.
wijst voor het overige de vorderingen af,
5.6.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023. [3]