De officier van justitie heeft ter zitting gesteld dat de vordering, die ziet op de periode van 1 januari 2011 tot 1 maart 2017, is gebaseerd op de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 in de hoofdzaak. De strafbare feiten bewerkstelligen feitelijk dat grote hoeveelheden digestaat op illegale wijze worden afgevoerd (door het als meststof te vervoeren, in Duitsland af te zetten en dat te verhullen in valse documenten). Deze verhullende handelingen zijn noodzakelijk om op illegale wijze van het digestaat af te komen en hier geld aan te verdienen. Voor het vervoer (export) heeft [naam bedrijf BV 1] gefactureerd en betalingen ontvangen. Deze betalingen vormen de basis voor het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarnaast is de besparing van kosten berekend.
Bij de berekening is onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte export van het digestaat. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat het digestaat afkomstig van [naam bedrijf BV 2] (hierna: [naam bedrijf BV 2] ) niet voldeed aan de wettelijke eisen om in de Duitse landbouw als meststof te worden verhandeld en dat het digestaat vervuild was. Dit wordt in de berekening de directe export genoemd. Daarnaast wordt er in het rapport van uitgegaan dat er digestaat in mestopslagen, veterinair gekoppeld aan [naam bedrijf BV 3] (hierna: [naam bedrijf BV 3] ) en [naam bedrijf BV 4] (hierna: [naam bedrijf BV 4] ), in Nederland werd omgekat en vervolgens als meststof werd geëxporteerd terwijl het niet aan de wettelijke eisen voldeed. Dit wordt de indirecte export genoemd.
Voor het direct afvoeren van het digestaat naar Duitsland heeft [naam bedrijf BV 1] facturen gestuurd aan [naam bedrijf BV 2] van in totaal € 158.288,03. Daarnaast heeft [naam bedrijf BV 1] facturen verzonden aan [naam bedrijf BV 2] voor het vervoer van digestaat naar [plaats 1] en [plaats 2] voor in totaal € 307.869,28. Ook heeft [naam bedrijf BV 1] facturen gestuurd aan [naam bedrijf BV 3] en [naam bedrijf BV 4] voor de afvoer van mest/digestaat voor een totaalbedrag van € 306.057,20. Het totaal aan gefactureerde bedragen is afgerond op
€ 772.214,-.[naam bedrijf BV 1] heeft daarbij ook kosten bespaard door het digestaat niet regulier af te voeren.
De totale kostenbesparing, uitgaande van verbrandingskosten, is berekend op (€ 248.258,13 + € 523.719,24)
€ 771.977,-. Een alternatieve, goedkopere manier van afvoer was er niet.
Bij de illegale afvoer zijn door [naam bedrijf BV 1] geen kosten gemaakt. De vervoerskosten werden door het bedrijf [naam bedrijf GmbH] (hierna: [naam bedrijf GmbH] ) gemaakt. Er is niet gebleken van verrekening tussen [naam bedrijf BV 1] en [naam bedrijf GmbH] zodat de vervoerskosten van [naam bedrijf GmbH] niet aan [naam bedrijf BV 1] kunnen worden toegerekend. Ook de huurkosten van de mestopslagen komen niet voor aftrek in aanmerking omdat deze al waren verrekend in de facturen.
Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel is dus € 772.214,- + € 771.977,- =
€ 1.544.191,-. Omdat uit geanalyseerde bankgegevens blijkt dat de inkomsten van [naam bedrijf BV 1] in de jaren 2016 en 2017 in min of meer gelijke bedragen zijn doorbetaald aan de holding van [persoon] en zijn broer, vindt het Openbaar Ministerie het redelijk om het voordeel pondspondsgewijs te verdelen tussen [naam bedrijf BV 1] en [persoon] . Het wederrechtelijk te ontnemen voordeel komt dan uit op een bedrag van € 1.544.191 / 2 =
€ 772.095,50.