ECLI:NL:RBLIM:2023:1741

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
C/03/259855 HAZA 19-59
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van een springpaard met non-conformiteit en ontbinding van de koopovereenkomst

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 8 maart 2023, staat de verkoop van een veelbelovend springpaard centraal. De eiser, een Amerikaanse ondernemer die zich bezighoudt met de fokkerij en training van springpaarden, heeft het paard op 8 december 2016 gekocht van de Belgische vennootschap Euro Stable CVBA. Na de aankoop blijkt dat het paard lijdt aan een (beginnende) vorm van staar, wat de geschiktheid voor de springsport in gevaar brengt. De rechtbank oordeelt dat het Weens Koopverdrag van toepassing is, en dat er sprake is van non-conformiteit ten tijde van de risico-overgang. De eiser heeft tijdig geklaagd over het gebrek en de rechtbank concludeert dat de tekortkoming wezenlijk is, wat de ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt. De rechtbank veroordeelt Euro Stable tot terugbetaling van de koopsom van € 300.000,- en een schadevergoeding van USD 116.013,93, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van de eiser toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/259855 / HA ZA 19-59
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van
[eiser] , H.O.D.N. [bedrijfsnaam eiser],
wonende te [woonplaats X] , Verenigde Staten van Amerika,
eiseres,
hierna te noemen [eiser] ,
advocaat mr. M.A. Mak te Alkmaar,
tegen
MR. DANIEL LIBENS en MR. ANDRE BIJVOET, in hun hoedanigheid van
curator in het faillissement van de vennootschap naar Belgisch recht EURO STABLE CVBA,
wonende te Sint Truiden, België,
gedaagde sub 1,
hierna te noemen Euro Stable,
advocaat mr. A.H. Blok te Hardinxveld-Giessendam,
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats Y] ,
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats Y] ,
oorspronkelijk gedaagden sub 2 en 3
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats Z] ,
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats Z] ,
oorspronkelijk gedaagden sub 4 en 5.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 10 maart 2021
  • het exploot oproeping curator van 26 november 2021
  • de conclusie van repliek in conventie tevens houdende wijziging van eis
  • de conclusie van dupliek tevens akte uitlating wijziging van eis
  • de akte overlegging productie van Euro Stable
  • de aanvullende producties 34, 35 en 36 van [eiser]
  • het pleidooi van 31 oktober 2022
  • de pleitnotities van mr. Mak
  • de pleitaantekeningen van mr. Blok
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een eenmanszaak in [woonplaats X] , Verenigde Staten, onder de naam [bedrijfsnaam eiser] . [eiser] heeft een springstal, handelt in en fokt paarden. [eiser] is actief als springruiter op Grand Prix-niveau.
2.2.
[gedaagde sub 2] (hierna: [gedaagde sub 2] ) en [gedaagde sub 3] (hierna: [gedaagde sub 3] ) zijn de bestuurders van Euro Stable.
2.3.
Nadat op 5 december 2016 in opdracht van de vennootschap van [bemiddelaar] een klinische keuring [1] door dierenarts [naam dierenarts] had plaatsgevonden heeft [eiser] op 8 december 2016 , samen met [bemiddelaar] , een paard genaamd “ [paard] ” (hierna: [paard] ) gekocht en geleverd gekregen van Euro Stable voor een bedrag van € 350.000,--. [eiser] heeft een bedrag van € 300.000,-- aan Euro Stable voldaan. [bemiddelaar] of zijn vennootschap heeft een bedrag van € 50.000,-- aan Euro Stable betaald. [bemiddelaar] is vervolgens door [eiser] volledig uitgekocht.
2.4.
Op 4 april 2018 is [paard] door [dokter] , dokter in de diergeneeskunde, (hierna: [dokter] ) onderzocht. Het onderzoeksverslag [2] van die datum meldt:
Diagnosis
  • Bilateral cortical cataracts disturbing the vision of the horse more so in the left eye than in the right eye. In some cases these opacities will progress to more severe/dense opacities. It is impossible to predict the evolution of these opacities in this horse.
  • The left fundus shows a circumferential peripapillary inactive chorioretinal scar which in an area of depigmentation and pigment clumping. This type of lesion can be associated with blunt globe trauma, equine recurrent uveitis, posterior segment inflammation, optic neuritis. Literature describes this type of lesion also in horses with otherwise normal eyes (prevalence of 5-8%).
2.5.
Bij e-mail van 31 juli 2018 heeft de raadsvrouw van [eiser] onder meer het volgende aan [gedaagde sub 4] (hierna: [gedaagde sub 4] ), [gedaagde sub 5] (hierna: [gedaagde sub 5] ), [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] bericht: “
The purchase agreement is hereby annulled/dissolved because the horse was not fit for use on the date of delivery.
2.6.
[gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] zijn (een van de) rechtsvoorgangers van Euro Stable. Bij vonnis in incident van 3 juli 2019 heeft deze rechtbank zich ten aanzien van [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] onbevoegd verklaard om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen.
2.7.
Op 30 april 2020 is Euro Stable door de Ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Hasselt, in staat van faillissement verklaard.
2.8.
Bij vonnis van 10 maart 2021 heeft deze rechtbank de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] afgewezen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert na eiswijziging:
primair: Euro Stable te veroordelen aan [eiser] te betalen het bedrag van
€ 300.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf datum van de dagvaarding tegen teruggave van [paard] ;
Subsidiair: Euro Stable te veroordelen aan [eiser] te betalen het bedrag van
€ 295.000,--, althans een in goede justitie te bepalen bedrag als verminderde koopprijs, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de datum van dagvaarding;
In beide gevallen: Euro Stable te veroordelen aan [eiser] te betalen het bedrag van USD 197.062,57 althans een in goede justitie te bepalen bedrag als schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de datum van dagvaarding;
Euro Stable te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover, indien deze kosten niet binnen twee weken na het te wijzen vonnis zijn voldaan.
3.2.
[eiser] legt, kort samengevat, het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Op 4 april 2018 is door [dokter] geconstateerd dat [paard] staar (cortical cataracts) heeft, welke staar leidt tot het verminderen van het zicht van [paard] . Uit een in opdracht van [gedaagde sub 4] opgesteld rapport van 18 oktober 2016 van diezelfde [dokter] volgt dat [paard] op dat moment al kampte met (een beginnende vorm van) staar aan beide ogen. Verder volgt uit laatstgenoemd rapport dat verwacht werd dat [paard] in de toekomst slechter zou kunnen gaan zien. Daarmee staat vast dat [paard] ten tijde van de levering in december 2016 kampte met een gebrek. Immers maakt het gebrek [paard] ongeschikt als springpaard op hoog niveau. Daarmee staat eveneens vast dat sprake is geweest van non-conformiteit in de zin van het Weens Koopverdrag, aldus [eiser] .
3.3.
Euro Stable betwist dat er sprake is van non-conformiteit. Het paard is geschikt voor het doel waarvoor het is gekocht. Daarnaast stelt Euro Stable dat [eiser] haar onderzoeksplicht zou hebben verzaakt en niet tijdig heeft geklaagd. Ook komt [eiser] geen recht op ontbinding van de overeenkomst toe omdat Euro Stable geen gelegenheid tot herstel is geboden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.5.
Op 14 augustus 2019 hebben Euro Stable, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gezamenlijk een vordering in reconventie ingesteld. De vordering in reconventie van Euro Stable is ingevolge artikel 27 van de Faillissementswet geschorst. De vordering in reconventie is door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op 16 september 2020 ingetrokken. In het vonnis van 10 maart 2021 stond abusievelijk dat (ook) de vordering in reconventie van Euro Stable lopende de procedure is ingetrokken. Gelet op de schorsing hoeft in dit vonnis niet te worden beslist op de vordering die is ingesteld door Euro Stable tegen [eiser] .

4.De beoordeling

Bevoegdheid rechtbank en toepasselijk recht

4.1.
Bij vonnis in incident van 3 juli 2019 is reeds geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering tegen Euro Stable kennis te nemen. Euro Stable was immers verschenen in de procedure en heeft inhoudelijk verweer gevoerd. Nadien heeft Euro Stable bij conclusie van dupliek op 13 april 2022 de rechtbank alsnog verzocht zich onbevoegd te verklaren. De rechtbank zal dit verzoek niet honoreren. Niet alleen heeft de rechtbank reeds in een eerder stadium geoordeeld dat zij bevoegd is, is het (nieuwe) bevoegdheidsincident niet voor alle weren ingediend maar ook heeft Euro Stable geen (nieuwe) stellingen betrokken die de rechtbank thans tot een ander oordeel nopen.
4.2.
Voor wat betreft het toepasselijke recht overweegt de rechtbank als volgt. Het onderhavige geschil heeft betrekking op een overeenkomst tussen een in de Verenigde Staten van Amerika gevestigde koper en een in België gevestigde verkoper betreffende de verkoop van een paard. Op de onderhavige internationale koopovereenkomst betreffende roerende zaken is het Weens Koopverdrag krachtens artikel 1 lid 1 sub 1 van dat verdrag rechtstreeks van toepassing nu beide partijen zijn gevestigd in verschillende verdragsluitende staten en partijen de toepasselijkheid van dit verdrag niet uitdrukkelijk hebben uitgesloten.
4.3.
Voor wat betreft niet in het Weens Koopverdrag geregelde zaken geldt dat aanvullend op de overeenkomst tussen partijen Belgisch recht van toepassing is. De beoordeling van het toepasselijk recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). Bij gebreke van een rechtskeuze wordt de overeenkomst op grond van artikel 4 lid 1 van die verordening beheerst door het recht van het land waar de verkoper van een roerende zaak zijn gewone verblijfplaats heeft. Euro Stable, zijnde de verkoper bij deze overeenkomst, is gevestigd in België, zodat (aanvullend) Belgisch recht toepassing vindt.
Gebrek aan belang?
4.4.
Euro Stable heeft bij conclusie van dupliek voorts aangevoerd dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen bij gebrek aan belang. De rechtbank begrijpt die stelling aldus dat de curatoren stellen dat uit het faillissement van Euro Stable voor [eiser] - bij toewijzing van enig bedrag - geen uitkering te verwachten valt vanwege de toestand van de boedel.
4.5.
De rechtbank passeert dit verweer. Het enkele feit dat een partij na een eventuele veroordeling (vermoedelijk) niet aan haar betalingsverplichting zal kunnen voldoen, maakt niet dat de andere partij dan geen belang heeft bij de vaststelling van datgene wat tussen hen rechtens geldt.
Non-conformiteit?
4.6.
Ingevolge artikel 35 lid 1 van het Weens Koopverdrag dient de verkoper zaken af te leveren waarvan de hoeveelheid, de kwaliteit en de omschrijving voldoen aan de in de overeenkomst gestelde eisen en die zijn verpakt op de in de overeenkomst vereiste wijze. Lid 2 van dit artikel bepaalt - voor zover van belang - dat, tenzij partijen anders zijn overeengekomen, de zaken slechts dan aan de overeenkomst beantwoorden indien zij geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor zaken van dezelfde omschrijving gewoonlijk worden gebruikt en geschikt zijn voor een bijzonder doel dat uitdrukkelijk of stilzwijgend aan de verkoper ter kennis is gebracht op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst, tenzij uit de omstandigheden blijkt dat de koper niet vertrouwde of redelijkerwijs niet mocht vertrouwen op de vakbekwaamheid en het oordeel van de verkoper.
4.7.
Allereerst zal de rechtbank zich dienen uit te laten over de eisen waaraan het paard dient te voldoen en of het paard geschikt is voor het doel waarvoor het is aangeschaft. Partijen twisten allereerst over het doel waarvoor [paard] is aangeschaft. [eiser] stelt dat [paard] is gekocht als springpaard dat mee kan in de hoogste springklassen. Weliswaar was het nog een jong paard en mocht het nog niet in de hoogste klasse uitkomen, maar het paard was veelbelovend gelet op haar afstamming en de tot dan toe behaalde resultaten. Euro Stable stelt daarentegen dat geen bijzonder doel - ook niet stilzwijgend - is overeengekomen. [eiser] houdt zich onder andere bezig met de opfok van sportpaarden. Uit de informatie op de website van [bedrijfsnaam eiser] blijkt dat haar primaire doelstelling het fokken van paarden is. Een normaal gebruik voor een merrie is bovendien fokkerij en daarvoor was [paard] geschikt, aldus Euro Stable.
4.8.
De rechtbank volgt Euro Stable niet in haar stelling dat het doel waarvoor [paard] is aangeschaft in dit geval is beperkt tot het inzetten van [paard] als fokmerrie. [paard] was eerder uitgekomen bij springwedstrijden en daartoe heeft [eiser] ook een testrit gemaakt. Bovendien is [eiser] op hoog niveau actief in de springsport en heeft zij [paard] ook daadwerkelijk in de springsport uitgebracht. Dat zij voornemens was [paard] als fokmerrie in te zetten blijkt nergens uit en kan overigens ook niet uit de aankoopkeuring van 5 december 2016 worden afgeleid (‘clinical examination’). Uit de hierna nog te bespreken aankoopkeuring van 18 oktober 2016 door de rechtsvoorganger van Euro Stable blijkt tevens dat [paard] is gekeurd als “sport paard (springen)”. Daarnaast heeft Euro Stable in het kader van deze procedure [paard] zelf laten taxeren [3] waarbij de taxateur naar aanleiding van de (wedstrijd)resultaten in 2016 stelt: “
Dit geeft aan dat [paard] een talentvol springpaard was en dat de kans dat ze zou kunnen doorgroeien tot het hoogste niveau zeker aanwezigwas”. Op basis hiervan wordt [paard] per begin december 2016 in opdracht van Euro Stable getaxeerd op € 300.000,--. Hieruit volgt dat [paard] kennelijk ook als (veelbelovend) springpaard is aangeboden.
4.9.
Op grond van het bepaalde in artikel 35 lid 2, aanhef en onder b van het Weens Koopverdrag en artikel 36 lid 1 van het Weens Koopverdrag is het aan [eiser] om te stellen en bij voldoende betwisting te bewijzen dat het paard op het tijdstip waarop het risico op haar is overgegaan niet geschikt was voor het doel dat aan Euro Stable ter kennis is gebracht. [eiser] dient, kort gezegd, te stellen en bij voldoende betwisting te bewijzen dat het paard ten tijde van de levering niet geschikt was voor gebruik in de hoogste klasse van de springsport en niet aan de overeenkomst beantwoordde.
4.10.
Van een (veelbelovend) springpaard, dat mee zal kunnen komen in de hoogste springklassen, mag men als koper in algemene zin verwachten dat het paard in goede gezondheid verkeert en geen eigenschappen heeft die de inzet op dergelijke springwedstrijden of de doorgroei in de sport in de weg staan. De vraag die in deze procedure beantwoord moet worden is of de door [dokter] bij [paard] geconstateerde cataracten in die zin een omstandigheid opleveren die maakt dat het paard niet meer geschikt is voor het beoogde doel, te weten de inzet als (veelbelovend) springpaard. Euro Stable weerspreekt de bevindingen van [dokter] niet maar stelt in dit kader dat (een beginnende vorm van) staar de inzet van een paard op springwedstrijden niet in de weg hoeft te staan. Zij stelt daartoe dat er gevallen bekend zijn van paarden die ondanks een visuele beperking toch op het hoogste niveau op springwedstrijden uitkomen. Euro Stable stelt dat de cataracten geen, althans onvoldoende, klinische relevantie hebben en problemen tijdens het rijden niet zijn aangetoond.
4.11.
De rechtbank volgt Euro Stable hierin niet. Uit de door [eiser] overgelegde verklaring van ruiter [ruitersnaam] [4] blijkt dat [paard] tijdens het rijden gespannen en onzeker overkomt waarna zij op enig moment dacht dat er iets mis was met haar zicht. Daarop is besloten nader onderzoek te laten doen naar de ogen van [paard] hetgeen resulteerde in het onder rechtsoverweging 2.4 genoemde onderzoeksverslag.
4.12.
Ook later, dus na de diagnose van [dokter] van 4 april 2018, heeft [eiser] [paard] aangeboden aan Dierenkliniek Emmeloord voor onderzoek [5] aan beide ogen. De conclusie luidt:
Het paard ‘ [paard] ’ heeft een verminderde visus met name in het linker oog. Dit kan over de tijd verergeren. De lichtval heeft mogelijk invloed op de visus (hetgeen het paard ziet).
Of paarden last hebben van een verminderde visus verschilt per paard. Sommige paarden kunnen goed functioneren. Andere paarden hebben hier wel last van. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in gespannen en schrikachtig gedrag.
Ik heb begrepen dat het paard soms schrikachtig en gespannen is. Dat kan het gevolg zijn van de verminderde visus. De verklaring van een ruiter dat het paard verlaat schrikt van objecten zou dit kunnen bevestigen. Dit is vaker geconstateerd bij paarden met een verminderde visus.
Gezien de verminderde visus en het geschetste gedrag zou ik afraden met dit paard op hoog niveau te springen. Er is een verhoogd risico op ongevallen.
Het is niet bekend of de aandoening waaraan dit paard lijdt erfelijk is (zie hierboven). Aangezien corticaal cataract bij de hond als een erfelijke vorm van cataract wordt gezien is het mogelijk dat dit bij paarden ook zo is waardoor het een verhoogd risico is om te fokken met deze paarden. Bekend is wel dat paarden met cataracten vaker niet in veilingen worden toegelaten en dat potentiële kopers meermaals afzien van de koop wanneer dit is geconstateerd.
4.13.
Uit het door de ruiter beschreven gedrag en de door de dierenkliniek geconstateerde verminderde visus, kan geconcludeerd worden dat de cataracten bij [paard] wel degelijk klinisch relevant zijn. Dit leidt tot een verhoogd risico op ongevallen. Dierenkliniek Emmeloord heeft [eiser] daarom afgeraden om met dit paard op hoog niveau te springen, waarna [eiser] [paard] definitief uit de springsport heeft gehaald. Hiermee is gegeven dat het paard niet geschikt is voor het beoogde doel en dus sprake is van non-conformiteit zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 van het Weens Koopverdrag.
4.14.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze non-conformiteit reeds aanwezig was ten tijde van de levering op 8 december 2016 omdat artikel 36 lid 1 van het Weens Koopverdrag bepaalt dat de af te leveren zaak moet beantwoorden aan de overeenkomst op het tijdstip van risico-overgang. Het is daarbij niet relevant dat een gebrek pas later aan het licht komt. [eiser] werd namelijk eerst bekend met het gebrek na de - naar later bleek, tweede - keuring door [dokter] op 4 april 2018. Bepalend is of het gebrek aanwezig was op het moment van risico-overgang. Dat het gebrek al aanwezig was op het moment van risico-overgang blijkt uit het feit dat [dokter] [paard] al eerder (dat wil zeggen vóór verkoop en levering aan [eiser] ) had gekeurd op 18 oktober 2016. In haar (uit het Frans vertaalde) rapport [6] stelt [dokter] van Clinique Vétérinaire Universitaire te Luik:
“Linker hoornvlies: Lineaire keratopathie, variabele evolutie: stationaire of andere lijnen kunnen in de toekomst voor dit oog en/of voor het andere oog verschijnen. Het gebeurt dat rond de lijnen van het oedeem groeit.
Kristallijn: cataract, soms is er progressie naar grotere opaciteit, uitgebreider. Het is onmogelijk te voorspellen wat er zal gebeuren met [paard] .”
Tevens staat in dit rapport vermeld dat [paard] als “Sport paard (springen)” ter keuring is aangeboden en de aankoopkeuring niet heeft doorstaan vanwege matheid op het linker oog. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er sprake was van non-conformiteit op het moment van risico-overgang.
Schending onderzoeksplicht?
4.15.
Euro Stable heeft met verwijzing naar artikel 38 lid 1 van het Weens Koopverdrag gesteld dat [eiser] geen beroep op non-conformiteit toekomt omdat zij heeft nagelaten het paard direct bij levering te (laten) onderzoeken. Na levering is het paard op transport gegaan naar de Verenigde Staten. Gesteld wordt dat zich tijdens deze reis omstandigheden kunnen voordoen die kunnen leiden tot trauma’s, gezondheidsschade en/of stress bij de dieren. [eiser] stelt dat zij het paard voorafgaand aan de koop aan een in de branche gebruikelijke veterinaire keuring heeft onderworpen en dat die aankoopkeuring geen aanleiding gaf te vermoeden dat er iets met het zicht zou zijn.
4.16.
De rechtbank overweegt dat [paard] weliswaar niet bij gelegenheid van de levering op 8 december 2016 is gekeurd maar dat het paard wel kort voor aankoop op 5 december 2016 is onderworpen aan een aankoopkeuring [7] . Een specialistisch onderzoek aan de ogen maakte geen onderdeel uit van die keuring. Uit de door Euro Stable aangeleverde informatie volgt dat een verdergaand specialistisch onderzoek aan de ogen op dat moment ook niet aangewezen was. Euro Stable had [paard] zelf op 3 november 2016 laten keuren [8] . Ook dit betrof een veterinair onderzoek in het kader van de aankoopkeuring waarbij louter een standaard onderzoek van de ogen en de oogleden van het paard wordt verricht. Volgens de toen keurend arts van Euro Stable was er geen nader onderzoek aan de ogen geïndiceerd. Hij stelt [9] tevens dat een dergelijk uitgebreid onderzoek (aan de ogen) ook niet gebruikelijk is bij een aankoopkeuring in België en Nederland. Bovendien komt staar bijna nooit voor bij jonge paarden, aldus de keurend arts van Euro Stable. De rechtbank concludeert hieruit dat [eiser] met de door haar verrichte aankoopkeuring heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht en er bij die keuring geen indicatie was tot het doen van een aanvullend specialistisch onderzoek aan de ogen. De rechtbank volgt Euro Stable vervolgens niet in haar stelling dat [eiser] het paard opnieuw bij levering en/of na transport had moeten keuren. Er was geen enkele reden om enkele dagen later, bij levering het paard nogmaals te onderwerpen aan een aankoopkeuring. Dat het transport tot het uiteindelijk geconstateerde gebrek heeft geleid is uitgesloten. Uit het hierboven onder rechtsoverweging 4.14 besproken rapport van 18 oktober 2016 van [dokter] volgt dat [paard] op dat moment immers al kampte met (een beginnende vorm van) staar aan beide ogen.
Schending klachtplicht?
4.17.
Euro Stable heeft met verwijzing naar artikel 39 lid 1 van het Weens Koopverdrag gesteld dat [eiser] geen beroep op non-conformiteit toekomt omdat zij niet tijdig heeft geklaagd. [eiser] heeft de koopovereenkomst bij brief van 31 juli 2018 ontbonden terwijl [eiser] volgens Euro Stable reeds op 4 april 2018, zijnde de datum van het onderzoek van [dokter] , op de hoogte was van het gebrek. Volgens Euro Stable bedraagt de redelijke termijn van artikel 39 lid 1 van het Weens Koopverdrag een periode van twee weken tot een maand. [eiser] betwist dat zij niet tijdig geklaagd zou hebben omdat zij niet eerder op de hoogte was van het rapport van 18 oktober 2016.
4.18.
De rechtbank overweegt het volgende. Artikel 39 lid 1 van het Weens Koopverdrag bepaalt dat de koper het recht verliest zich te beroepen op de non-conformiteit indien hij niet binnen een redelijke termijn nadat hij deze heeft ontdekt of had behoren te ontdekken de verkoper hiervan in kennis stelt. Dit artikel strekt ertoe de verkoper te beschermen tegen late en moeilijk te betwisten klachten en beoogt hem in staat te stellen zijn wanprestatie ongedaan te maken en zijn schade te beperken. De vraag binnen welke termijn - gemeten vanaf de ontdekking - de koper moet klagen teneinde te voorkomen dat hij zijn recht verliest om zich op non-conformiteit te beroepen, kan niet in absolute zin beantwoord worden. Het antwoord hangt af van de aard van de afgeleverde zaak, de aard van het gebrek, de situatie waarin de partijen zich bevinden en de relevante handelsgewoonten.
4.19.
De rechtbank concludeert dat [eiser] op 4 april 2018 bekend werd met het gebrek en zij op 31 juli 2018 bij Euro Stable klaagt door middel van ontbinding van de koopovereenkomst. Met de keuring op 4 april 2018 is echter nog niet komen vast te staan dat [paard] behept was met het gebrek ten tijde van de levering op 8 december 2016. [eiser] heeft bij gelegenheid van het pleidooi gesteld dat een van haar hulppersonen ten tijde van de keuring op 4 april 2018 (mondeling) vernam dat [paard] in 2016 daar ook al ter keuring was aangeboden en toen een (beginnende) vorm van staar was geconstateerd. Onduidelijk is wanneer deze mondelinge mededeling [eiser] bereikte en hoe gedetailleerd deze informatie was. Wel is duidelijk dat [eiser] geen inzage kreeg in het rapport van de keuring van 18 oktober 2016. Daartoe diende zij in onderhavige procedure aanvankelijk een zogenaamde artikel 843a Rv-vordering in. Uiteindelijk werd (onweersproken gesteld door [eiser] ) via een separate procedure in België een afschrift van het rapport van de keuring van 18 oktober 2016 ontvangen waarna het bij akte op 8 mei 2019 in deze procedure kon worden overgelegd. Voor de conclusies van dat rapport verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 4.14.
4.20.
De rechtbank overweegt dat uit het rapport van 18 oktober 2016 kan worden geconcludeerd dat de beginnende staar toen is vastgesteld en nog onvoorspelbaar was hoe dit gebrek zich zou ontwikkelen. In ieder geval was dit destijds voor een potentiële koper aanleiding af te zien van de aankoop (het rapport vermeldt:
‘En vente actuellement: n’a pas passé la visite d’achat vétérinaire pour cause d’opacité à gauche’). Dit rechtvaardigt tevens de conclusie dat [paard] op het moment van risico-overgang niet beantwoordde aan de overeenkomst (zie ook rechtsoverweging 4.14). Of Euro Stable als verkoper al dan niet bekend was met dit rapport dat blijkbaar in opdracht van een van haar rechtsvoorgangers was opgesteld, kan daarbij in het midden blijven.
4.21.
Nu vast staat dat [paard] ten tijde van de levering behept was met een gebrek, is het de vraag wanneer het [eiser] bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn dat [paard] niet aan de overeenkomst voldeed. 4 april 2018 is het eerste moment waarop [eiser] bekend werd met het gebrek. Mede gezien het tijdsverloop sedert de aankoop is de rechtbank van oordeel dat het [eiser] op dat moment redelijkerwijs nog niet bekend kon zijn dat het gebrek al aanwezig was ten tijde van de levering en [paard] dus nimmer aan de overeenkomst heeft beantwoord. Een eerste aanwijzing dat het gebrek al veel eerder, en dus ook bij levering op 8 december 2016, aanwezig was, is gelegen in de mondelinge mededeling van een hulppersoon van [eiser] , gedaan aan [eiser] op enig moment na de keuring van 4 april 2018, inhoudende dat deze hulppersoon had gehoord dat [paard] reeds bij een eerder onderzoek in 2016 was gediagnosticeerd met (een beginnende vorm van) staar. De rechtbank overweegt dat van [eiser] niet verwacht kan worden dat zij enkel op grond van deze mededeling de conclusie zou trekken dat [paard] bij levering niet aan de overeenkomst beantwoordde en dat zij er redelijkerwijs toe kon besluiten eerst te onderzoeken of eerder een onderzoek van [paard] (door [dokter] ) had plaatsgevonden en of het op 4 april 2018 gebleken gebrek toen ook al was geconstateerd. Pas dan zou immers sprake zijn van een gebrek dat ten tijde van de levering reeds aanwezig was. [eiser] heeft vervolgens contact gezocht met [gedaagde sub 5] en hem gevraagd veterinaire rapporten van [paard] die in zijn opdracht zijn gemaakt aan haar toe te sturen. Ondanks toezeggingen van [gedaagde sub 5] en een rappel van [eiser] per whatsapp heeft [gedaagde sub 5] daaraan niet voldaan. Vervolgens is door de advocaat van [eiser] via e-mail contact gezocht met [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] om toestemming te krijgen kennis te nemen van het rapport van [dokter] uit 2016. Die toestemming werd telkenmale geweigerd, waarna bij e-mail van 31 juli 2018 [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] op de hoogte werden gesteld van het gebrek en de koopovereenkomst werd ontbonden. [eiser] heeft het bewijs dat het gebrek ten tijde van de levering aanwezig was in de vorm van het rapport van de keuring van 18 oktober 2016 uiteindelijk pas na een tot afgifte strekkende procedure in België in mei 2019 verkregen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat Euro Stable binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 39 van het Weens Koopverdrag in kennis is gesteld van het gebrek. Bovendien overweegt de rechtbank dat de belangen van Euro Stable niet zijn geschaad omdat zij enerzijds de inhoud van de onderzoeksrapporten niet heeft betwist en anderzijds herstel van het gebrek ook niet aan de orde is. Volledigheidshalve stelt de rechtbank vast dat [eiser] hiermee tevens binnen de in artikel 39 lid 2 van het Weens Koopverdrag genoemde vervaltermijn is gebleven.
Ontbinding gerechtvaardigd?
4.22.
Euro Stable betwist dat [eiser] de bevoegdheid toekomt om de koopovereenkomst te ontbinden. Daartoe stelt zij dat van een wezenlijke tekortkoming geen sprake is en voor Euro Stable niet voorzienbaar was dat de schade voor [eiser] zodanig zou zijn dat haar in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de koopovereenkomst mocht verwachten. Euro Stable was niet bekend met het gebrek en bij de aankoopkeuring(en) was het ook niet naar voren gekomen.
4.23.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 49 van het Weens Koopverdrag noemt de gevallen waarin de koper de overeenkomst kan ontbinden. Voor zover hier van belang, kan de koper de overeenkomst ontbinden indien de verkoper tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst als die tekortkoming een wezenlijke tekortkoming oplevert. Artikel 25 van het Weens Koopverdrag omschrijft wanneer van een wezenlijke tekortkoming sprake is. Dat is het geval indien deze leidt tot zodanige schade voor de andere partij dat haar in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mag verwachten, tenzij de partij die tekort schiet, dit gevolg niet heeft voorzien en een redelijk persoon van dezelfde hoedanigheid in dezelfde omstandigheden het evenmin zou hebben voorzien. Bovendien blijkt uit vaste jurisprudentie dat het begrip wezenlijke tekortkoming in relatie tot ontbinding van de overeenkomst eerder restrictief dan extensief moeten worden geïnterpreteerd. Wat de kwalificatie van de niet-nakoming door de verkoper als een wezenlijke tekortkoming betreft, betekent dit onder meer dat non-conformiteit in de regel niet als wezenlijke tekortkoming geldt zolang (i) herstel nog mogelijk is, en zolang van de koper gevergd kan worden dat hij de verkoper daartoe in de gelegenheid stelt, en (ii) de afgeleverde zaken nog verhandelbaar zijn, ook al zijn zij niet geschikt voor het doel waarvoor zij (aantoonbaar) zijn gekocht.
4.24.
Onder rechtsoverweging 4.13 is reeds geconcludeerd dat [paard] niet voldoet aan de eisen die aan een (veelbelovend) springpaard mogen worden gesteld. De rechtbank overweegt dat Euro Stable’s stelling dat [paard] nog steeds als fokmerrie dienst kan doen in casu niet afdoet aan de wezenlijkheid van de tekortkoming. Het paard is immers niet alleen behept met een gebrek, maar het gebrek is ook zodanig dat het niet meer in de springsport - ook niet op een ander niveau - kan worden uitgebracht waardoor [eiser] het paard niet, ook niet tegen een lagere prijs, kan doorverkopen. [paard] is daarmee voor het doel waarvoor ze is gekocht, te weten een (veelbelovend) springpaard, volledig onbruikbaar. Vanwege het feit dat de aandoening mogelijk erfelijk is, is er een verhoogd risico om te fokken met dit soort paarden. Zie hierboven rechtsoverweging 4.12. Ook als fokmerrie voor sportpaarden is [paard] dus niet geschikt. Het leidt er in de bewoordingen van artikel 25 van het Weens Koopverdrag toe dat [eiser] in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mocht verwachten, zodat sprake is van een wezenlijke tekortkoming die ontbinding rechtvaardigt. Het enkele feit dat [paard] nog enige restwaarde als bijvoorbeeld slachtpaard heeft staat er niet aan in de weg dat de tekortkoming als wezenlijk moet worden beoordeeld, nu die restwaarde slechts een fractie bedraagt van de waarde die [paard] had als veelbelovend springpaard. Het betoog van Euro Stable dat het gebrek haar niet kenbaar was en niet is geconstateerd bij de aankoopkeuring(en) voorafgaande aan de koop, kan haar - wat hier verder ook van zij - niet baten. Immers de omstandigheid of Euro Stable bekend was (of kon zijn) met het gebrek, speelt geen rol bij de beoordeling van de vraag op sprake is van een wezenlijke tekortkoming die ontbinding rechtvaardigt in de zin van het Weens Koopverdrag. Voor zover Euro Stable bedoelt te stellen dat herstel van het gebrek mogelijk is en zij daartoe in de gelegenheid had moet worden gesteld, volgt de rechtbank Euro Stable hierin niet. Herstel zou dan volgens Euro Stable moeten geschieden door middel van een behandeling van het paard of een oogoperatie. Niet alleen heeft Euro Stable nagelaten te onderbouwen welke medische ingreep/behandeling dan dient plaats te hebben en tot welk resultaat dit dan zou leiden, ook miskent Euro Stable dat aan medisch ingrijpen an sich steeds enig risico verbonden is en dus een onzekere uitkomst kent.
4.25.
Uit het onder rechtsoverweging 4.12 genoemde onderzoek van Dierenkliniek Emmeloord blijkt voorts dat voorlopig (de rechtbank begrijpt ‘bij deze stand van de visuele beperking’) geen behandeling wordt geadviseerd. Een cataractoperatie is tevens op dit moment niet geïndiceerd. Door [eiser] is voorts in het geding gebracht het promotieonderzoek “Cataract bij het Paard” [10] . Uit de samenvatting blijkt onder andere
“Er bestaat geen effectieve medicinale therapie voor cataract. Enkel chirurgische lensextractie kan uitkomst bieden. De geprefereerde methode is extracapsulaire phaco-emulsificatie. Zowel veulens als volwassen paarden komen in aanmerking. Een grondige pre-operatieve evaluatie is echter vereist. Chirurgie is enkel aangeraden bij dieren waarbij de cataract verantwoordelijk is voor een erge visuele beperking. Er kan na het verwijderen van de lens een synthetische lens ingebracht worden in het oog. Er is een intense en langdurige postoperatieve nabehandeling nodig.”Hiermee staat vast dat herstel niet mogelijk is, er sprake is van een wezenlijke tekortkoming en de ontbinding per 31 juli 2018 dus gerechtvaardigd is.
4.26.
Voor zover Euro Stable nog stelt dat [eiser] geen beroep op ontbinding toekomt omdat zij geen gelegenheid heeft geboden voor nader onderzoek door Euro Stable, overweegt de rechtbank dat de relevantie van een eventueel aanvullend onderzoek ontbreekt. Ook de relevantie van de opmerking dat niet is komen vast te staan wanneer de oogafwijkingen zijn ontstaan, ontgaat de rechtbank. De diagnose van [dokter] is door Euro Stable niet betwist. Op basis van die diagnose concludeert de rechtbank dat er sprake is van een wezenlijke tekortkoming ten tijde van de levering die de ontbinding rechtvaardigt.

5.Gevolgen van de ontbinding en schadevergoeding

Terugbetaling koopsom

5.1.
[eiser] vordert primair (terug)betaling van de door haar aan Euro Stable betaalde koopsom van € 300.000,--. Daarnaast vordert zij vergoeding van door haar geleden schade ter grootte van USD 197.062,57.
5.2.
Ontbinding van de overeenkomst bevrijdt de contractspartijen van hun verplichtingen uit de overeenkomst. Dit volgt uit artikel 81 lid 1 van het Weens Koopverdrag. Uit lid 2 van dat artikel volgt dat een partij die zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst al heeft uitgevoerd, teruggave van de andere partij kan eisen. Dit uitgangspunt is door Euro Stable niet betwist zodat de vordering tot (terug)betaling van de koopsom van € 300.000,-- kan worden toegewezen.
5.3.
Ingevolge artikel 84 van het Weens Koopverdrag kan [eiser] aanspraak maken op rente vanaf het tijdstip waarop de prijs werd betaald. [eiser] vordert echter betaling van wettelijke rente vanaf datum dagvaarding. Het Weens Koopverdrag regelt niet de hoogte van de te vergoeden rente. Aan de in artikel 84 van het Weens Koopverdrag genoemde rente ligt de gedachte van voordeelcompensatie ten grondslag. Dat wil zeggen dat de verkoper het (gefingeerde) voordeel dat hij heeft genoten door de ontvangst en het gebruik van de koopprijs moet uitkeren. Mede om die reden moet de gevorderde ‘wettelijke rente’ worden verstaan als de wettelijke rente ter plaatse van de verkoper, omdat art. 84 van het Weens Koopverdrag ertoe strekt dat hij het (gefingeerde) voordeel moet afdragen. [11] Nu Euro Stable is gevestigd in België zal de rechtbank de wettelijke rentevoet naar Belgisch recht toewijzen over het bedrag € 300.000,00 te rekenen vanaf datum dagvaarding, zijnde 10 december 2018.
5.4.
[eiser] heeft primair (terug)betaling van de koopprijs gevorderd “
tegen teruggave van [paard]”. Op grond van artikel 81 lid 2 van het Weens Koopverdrag hebben beide partijen het recht teruggave te vorderen van hetgeen zij uit hoofde van de overeenkomst hebben gepresteerd waarbij teruggave over en weer gelijktijdig dient te geschieden. In dit geval betekent dat dat [eiser] [paard] dient (terug) te leveren aan Euro Stable. Laatstgenoemde heeft daar ook geen verweer tegen gevoerd. De rechtbank zal de gevraagde toevoeging “tegen teruggave van [paard] ” dan ook toewijzen.
Schadevergoeding en causaal verband
5.5.
Euro Stable heeft betwist dat de schade die [eiser] stelt te hebben geleden in oorzakelijk verband staat tot haar tekortkoming. Zij heeft daartoe geen feiten of omstandigheden aangevoerd die deze stelling ondersteunen. Daarnaast stelt Euro Stable dat de gestelde schade in de risicosfeer van [eiser] ligt (eigen schuld). De gezondheidstoestand en de prestaties van een paard zijn geen rustig of stabiel bezit. Mogelijke reacties van het paard op de veranderende leefomgeving, het transport, andere ruiters e.d. behoren tot het risico van [eiser] , aldus Euro Stable. De rechtbank overweegt het volgende.
5.6.
Artikel 74 van het Weens Koopverdrag bepaalt dat de schadevergoeding wegens een tekortkoming van een partij bestaat uit een bedrag gelijk aan de schade, met inbegrip van de gederfde winst, die door de andere partij als gevolg van de tekortkoming wordt geleden. Een zodanige schadevergoeding mag evenwel niet hoger zijn dan de schade die de partij die in de nakoming is tekort geschoten bij het sluiten van de overeenkomst voorzag of had behoren te voorzien als mogelijk gevolg van de tekortkoming, gegeven de feiten die zij kende of die zij had behoren te kennen. Er is derhalve een condicio sine qua non-verband vereist tussen de gevolgen van het gebrek en de schade. De omvang van de schadevergoeding wordt bepaald door de voor de tekortschietende partij voorzienbare schade.
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is het vereiste condicio sine qua non-verband in dit geval aanwezig. Als gevolg van het feit dat [paard] als jong (veelbelovend) springpaard is verkocht aan [eiser] , heeft laatstgenoemde er vanzelfsprekend voor gekozen [paard] (verder) te trainen, verzorgen, behandelen en op wedstrijden uit te laten komen. Dit vergt de nodige investering in tijd, manuren en geld. Indien enige tijd later dan blijkt dat het paard bij aanvang al behept was met een gebrek waardoor het niet geschikt blijkt voor de springsport, dan zijn die kosten het rechtstreeks gevolg van de tekortkoming. Dit leidt dan tot de gestelde schade.
5.8.
De rechtbank overweegt dat de aankoop van een (veelbelovend) springpaard inderdaad, zoals Euro Stable stelt, geen rustig bezit is en nog geen garantie op succes in de toekomst geeft. Euro Stable miskent echter dat de ontbinding van de overeenkomst zijn oorzaak niet vindt in teleurgestelde verwachtingen of onvoorziene omstandigheden maar in de wezenlijke tekortkoming die ten tijde van de levering reeds aanwezig was. Het tijdsverloop na levering – en mogelijke reacties van het paard op de na levering voorgedane omstandigheden – heeft hier uiteraard geen invloed op gehad. De rechtbank verwerpt dus het verweer dat de schade (volledig) in de risicosfeer van [eiser] ligt.
Overmacht?
5.9.
Euro Stable heeft gesteld dat zij geen schadevergoeding verschuldigd is omdat de niet-nakoming van de overeenkomst veroorzaakt is door omstandigheden waarvoor zij niet behoefde in te staan. Zij doet daarmee een beroep op artikel 79 van het Weens Koopverdrag dat (onder meer) bepaalt dat een partij niet aansprakelijk is voor een tekortkoming in de nakoming van een van haar verplichtingen, indien zij aantoont dat de tekortkoming werd veroorzaakt door een verhindering die buiten haar macht lag en dat van haar redelijkerwijs niet kon worden verwacht dat zij bij het sluiten van de overeenkomst met die verhindering rekening zou hebben gehouden of dat zij deze of de gevolgen ervan zou hebben vermeden of te boven zou zijn gekomen. Het is dus aan Euro Stable om een en ander aan te tonen. Euro Stable heeft hiertoe geen feiten en omstandigheden gesteld of bewezen zodat de rechtbank dit verweer verwerpt.
Schadeposten
5.10.
Het door [eiser] gevorderde schadebedrag bestaat uit de hierna te bespreken schadeposten.
Commissie Oakland Ventures
5.10.1.
[eiser] vordert betaling van USD 37.807,-- zijnde een commissie die zij heeft betaald aan [bemiddelaar] die namens [eiser] heeft bemiddeld bij de aankoop van [paard] . Euro Stable stelt dat het de eigen keuze is van [eiser] om gebruik te maken van een tussenpersoon en zij die kosten daarom niet op Euro Stable kan verhalen. De rechtbank overweegt dat, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet kan worden vastgesteld dat deze kosten rechtstreeks voortvloeien uit de tussen partijen gesloten overeenkomst van 8 december 2016. Het gevorderde bedrag zal daarom worden afgewezen.
Kosten aankoopkeuring
5.10.2.
[eiser] vordert betaling van USD 2.950,20, zijnde door haar gemaakte kosten van de aankoopkeuring. Zij stelt dat dit een “logische schadepost voor duur sportpaard” is. Euro Stable stelt dat [eiser] deze kosten ook zou hebben gemaakt indien zij naar aanleiding van de keuring van de koop had afgezien. De rechtbank overweegt dat de aankoopkeuring vooraf gaat aan het sluiten van de overeenkomst. De rechtbank is van oordeel dat kosten van een aankoopkeuring niet kunnen kwalificeren als schade als gevolg van de tekortkoming bij de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom afwijzen.
Kosten transport naar de Verenigde Staten
5.10.3.
[eiser] vordert betaling van USD 13.391,23, zijnde door haar gemaakte kosten voor het transport naar de Verenigde Staten. Euro Stable stelt slechts dat deze hoge kosten een gevolg zijn van de eigen keuze van [eiser] om [paard] naar haar stal in de Verenigde Staten te brengen. De rechtbank overweegt dat deze kosten rechtstreeks voortvloeien uit de tussen partijen gesloten overeenkomst en [eiser] deze kosten niet gehad zou hebben indien de koop niet gesloten zou zijn. Voor Euro Stable kan het overigens ook geen verrassing zijn geweest dat [eiser] [paard] naar de Verenigde Staten zou transporteren nu zij is gevestigd in de Verenigde Staten en in Europa geen eigen stal heeft. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen.
Kosten verblijf in Florida en transport naar [woonplaats X]
5.10.4.
[eiser] vordert betaling van USD 28.853,53, zijnde door haar gemaakte kosten voor het verblijf van [paard] in Florida. Hieronder vallen kosten voor training, veterinaire controles, verblijf, deelname aan wedstrijden e.d. Nadat [eiser] [paard] had laten uitbrengen op wedstrijden in Florida, heeft zij [paard] weer terug laten brengen naar haar eigen stal in [woonplaats X] . Hiermee is een vordering van USD 3.000,00 ter zake transportkosten gemoeid. Euro Stable stelt slechts dat deze kosten een gevolg zijn van [eiser] eigen keuze om [paard] uit te laten komen op wedstrijden in Florida. Bovendien heeft zij het genot van het paard aldaar gehad. De hoogte van het gevorderde bedrag is niet betwist. Met Euro Stable is de rechtbank van oordeel dat het de eigen keuze van [eiser] is om [paard] uit te laten komen op wedstrijden in Florida. Voor zover het transportkosten betreft om het paard van Florida naar [eiser] stal in [woonplaats X] te vervoeren zal de rechtbank de vordering dan ook afwijzen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat deze kosten rechtstreeks voortvloeien uit de tussen partijen gesloten overeenkomst en [eiser] deze kosten niet zou hebben gehad indien de koop niet gesloten zou zijn. Met de opmerking dat [eiser] genot van het paard zou hebben gehad, beoogt Euro Stable mogelijk een beroep te doen op verrekening met genoten voordeel. Daartoe heeft zij echter onvoldoende gesteld en bewezen. De gevorderde bedragen zullen daarom tot een bedrag van USD 25.553,53 worden toegewezen.
Kosten verblijf in [woonplaats X]
5.10.5.
[eiser] vordert betaling van USD 31.725,24 betreffende door haar gemaakte kosten voor het verblijf van [paard] op haar stal in [woonplaats X] . Hieronder vallen kosten voor training, veterinaire behandelingen, verblijf, deelname aan wedstrijden e.d.. Euro Stable stelt slechts dat deze kosten een gevolg zijn van [eiser] keuze om [paard] uit te laten komen op wedstrijden in [woonplaats X] . Ook stelt zij dat niet is komen vast te staan dat de veterinaire behandelingen verband houden met het gestelde gebrek. De hoogte van het gevorderde bedrag is niet betwist. De rechtbank overweegt dat deze kosten rechtstreeks voortvloeien uit de tussen partijen gesloten overeenkomst en [eiser] deze kosten niet zou hebben gehad indien de koop niet gesloten zou zijn. De rechtbank volgt Euro Stable niet in haar stelling dat de kosten voor veterinaire behandeling alleen voor vergoeding in aanmerking komen als die behandelingen verband houden met het gebrek. Bij de zorg voor een duur sportpaard past ook de juiste (veterinaire) behandeling om het paard in goede conditie te houden. Voorts miskent Euro Stable met deze stelling dat het gebrek door [eiser] pas op 4 april 2018 is geconstateerd. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen.
Kosten transport naar Nederland
5.10.6.
[eiser] vordert betaling van USD 8.663,38 ter zake kosten voor het transport van [paard] van [woonplaats X] naar Nederland. Zij stelt dat deze kosten logisch zijn om [paard] nader te laten onderzoeken. Euro Stable stelt dat deze kosten geen verband houden met het gebrek en het gebruikelijk is dat sportpaarden over de hele wereld worden gevlogen. De rechtbank overweegt dat deze kosten rechtstreeks voortvloeien uit de tussen partijen gesloten overeenkomst en [eiser] deze kosten niet gehad zou hebben indien de koop niet gesloten zou zijn. [eiser] had er voor mogen kiezen – op het moment dat zij nog niet bekend was met het gebrek – om [paard] naar Nederland te laten transporteren om haar hier verder te laten onderzoeken. Dat eigenaren van dure sportpaarden doorgaans bereid zijn hoge kosten voor transport van hun paarden te maken, betekent nog niet dat deze kosten niet als schade kwalificeren. Daar komt bij dat het paard als gevolg van de ontbinding van de koopovereenkomst terug geleverd moet worden en het paard daartoe dan ook naar België terug getransporteerd moet worden. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen.
Kosten verblijf Nederland en België
5.10.7.
[eiser] vordert betaling van USD 36.680,55 ter zake het verblijf van [paard] (eerst) in Nederland en (later) in België. Dit zijn kosten die [eiser] heeft betaald voor het verblijf van [paard] nadat zij uit de (spring)sport is gehaald. Die kosten lopen in verband met de onderhavige procedure nog steeds door. Euro Stable heeft de hoogte van de gevorderde kosten voor verblijf betwist door te stellen dat [paard] door [eiser] in een (extreem) dure stal (€ 3.600,00 per maand) is ondergebracht. In het kader van de schadebeperkingsplicht mag van [eiser] worden verwacht dat het paard goedkoper gestald wordt. In dit verband heeft Euro Stable bij conclusie van antwoord en conclusie van dupliek gesteld een bedrag binnen de bandbreedte van € 400,00 en € 750,00 per maand verdedigbaar te vinden. In reactie daarop heeft [eiser] bij gelegenheid van het pleidooi verklaard dat het gevorderde bedrag ter zake de verblijfskosten betrekking heeft op de periode juli 2017 tot en met eind oktober 2022 en zij haar vordering in die zin dus beperkt. Volgens een grove berekening van de rechtbank komt dit neer op een bedrag van USD 582,22 per maand. Met de hierboven genoemde beperking van de vordering heeft [eiser] dus uitvoering gegeven aan haar schadebeperkingsplicht. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank indachtig de door Euro Stable genoemde bandbreedte niet onaannemelijk of onredelijk voor en zal daarom worden toegewezen.
Kosten verzekering
5.10.8.
[eiser] vordert betaling van USD 33.991,44 betreffende door haar betaalde verzekeringspremies. Euro Stable heeft betwist dat [eiser] [paard] heeft verzekerd. Bovendien is onduidelijk wat er onder de dekking valt en ontbreken de verzekeringspolissen. De rechtbank stelt vast dat een nadere toelichting bij deze kosten ontbreekt, evenals betalingsbewijzen en/of verzekeringsdocumenten. Louter is een overzicht van blijkbaar betaalde premies overgelegd die niet te herleiden zijn naar [paard] . Gelet op de gemotiveerde betwisting van Euro Stable had het op de weg van [eiser] gelegen deze vordering nader te onderbouwen. Het gevorderde bedrag zal daarom worden afgewezen.
Samenvattend
5.11.
Naast de terug te betalen koopsom van € 300.000,00 zullen dus de volgende schadebedragen worden toegewezen:
  • kosten transport naar de Verenigde Staten USD 13.391,23
  • kosten verblijf in Florida 25.553,53
  • kosten verblijf in [woonplaats X] 31.725,24
  • kosten transport naar Nederland 8.663,38
  • kosten verblijf Nederland en België 36.680,55
------------------------
- totaal USD 116.013,93
wettelijke rente
5.12.
[eiser] vordert betaling van de wettelijke rente over het schadebedrag ingaande de dag van dagvaarding. Euro Stable heeft geen verweer gevoerd tegen deze nevenvordering. Ingevolge artikel 78 van het Weens Koopverdrag heeft [eiser] recht op rente over het door Euro Stable verschuldigde schadebedrag. De in artikel 78 van het Weens Koopverdrag genoemde rente betreft vertragingsrente. Het Weens Koopverdrag regelt niet de hoogte van de te vergoeden rente. Omdat Belgisch recht de rechtsverhouding beheerst, geldt hiervoor (eveneens) de wettelijke rentevoet naar Belgisch recht. De rechtbank zal de wettelijke rentevoet naar Belgisch recht toewijzen over het bedrag USD 90.460,40 te rekenen vanaf datum dagvaarding, zijnde 10 december 2018.

6.Uitvoerbaar bij voorraad?

6.1.
Euro Stable verzet zich tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad. Zij stelt - kort gezegd - dat er sprake is van een restitutierisico omdat [eiser] een aan haar te betalen geldbedrag niet beschikbaar zal houden voor een eventuele terugbetaling na hoger beroep dan wel de gelden aan het verhaal zal onttrekken. Daarnaast heeft [eiser] niet aangegeven wat haar belang bij deze nevenvordering is, terwijl een tenuitvoerlegging grote consequenties zal hebben voor Euro Stable. Indien het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, verzoekt Euro Stable [eiser] te verplichten tot het stellen van zekerheid.
6.2.
Bij de beoordeling van een vordering op grond van artikel 233 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Bij de belangenafweging moet de kans van slagen van een eventueel aan te wenden rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing blijven en wordt degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben (vergelijk HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688). Voorts dient een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd te worden (HR 17 juni 1994, NJ 1994/591) en staan mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, op zichzelf niet aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad in de weg, maar moeten worden meegewogen bij de belangenafweging (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468).
6.3.
Gesteld noch gebleken is dat de wet en/of de aard van de zaak zich in dezen tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad verzetten. Gelet op voormeld uitgangspunt wordt [eiser] vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarheid bij voorraad te hebben. Dit brengt mee dat het allereerst op de weg van Euro Stable ligt om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren en onder verwijzing daarnaar te stellen dat haar belangen bij het achterwege blijven van uitvoerbaarverklaring bij voorraad prevaleren boven de belangen van [eiser] bij toewijzing van de betreffende vordering.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Euro Stable haar stelling dat sprake is van een concreet restitutierisico aan de zijde van [eiser] onvoldoende onderbouwd. Euro Stable heeft slechts gesteld dat het risico bestaat dat [eiser] te ontvangen gelden zal kunnen aanwenden voor haar ondernemersactiviteiten. Het aanwenden van gelden voor de eigen onderneming maakt echter nog niet dat daarmee een restitutierisico ontstaat of de gelden aan het verhaal worden onttrokken. Dat het voor Euro Stable lastig zal zijn om een andersluidend vonnis in hoger beroep te executeren in de Verenigde Staten maakt voorts nog niet dat de rechtbank de uitvoerbaarheid bij voorraad aan haar vonnis zou moeten onthouden. Euro Stable miskent voorts dat het faillissement de mogelijkheid ontneemt tot gerechtelijke tenuitvoerlegging van een vonnis op de boedel. Dit zou immers de paritas creditorum doorkruizen. De vordering tot het stellen van zekerheid als bedoeld in artikel 234 lid 3 Rv zal daarom worden afgewezen.
6.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verweer van Euro Stable tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad faalt. De rechtbank zal het vonnis dus uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

7.Proceskostenveroordeling

7.1.
Euro Stable zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 98,01
- overige explootkosten 135,00
- griffierecht 1.599,00
- salaris advocaat
10.239,00(3,0 punt × tarief VII € 3.413,00)
Totaal € 12.071,01
7.2.
De vergoeding van proceskosten wordt niet beheerst door het Weens Koopverdrag maar door het toepasselijke recht van het land waar de procedure aanhangig is. De gevorderde wettelijke rente over de proceskostenveroordeling zal worden toegewezen. Hierop is Nederlands recht van toepassing.

8.De beslissing

De rechtbank
8.1.
veroordeelt Euro Stable om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 300.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente naar Belgisch recht vanaf 10 december 2018 tegen teruggave van [paard] ,
8.2.
veroordeelt Euro Stable tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van USD 116.013,93, vermeerderd met de wettelijke rente naar Belgisch recht vanaf 10 december 2018,
8.3.
veroordeelt Euro Stable in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 12.071,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
8.4.
veroordeelt Euro Stable in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Euro Stable niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
8.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Hermanides, mr. A.H.M.J.F. Piëtte en mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023. [12]

Voetnoten

1.Productie 10 van [eiser] .
2.Productie 12 van [eiser] .
3.Productie 13 van Euro Stable.
4.Productie 11 van [eiser] .
5.Productie 27 van [eiser] ,
6.Productie 19 van [eiser] .
7.Productie 10 van [eiser] .
8.Productie 7 van Euro Stable.
9.Productie 8 van Euro Stable.
10.Productie 21 van [eiser] .
11.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 6 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9702
12.type: GH