9.3.Uit het voorgaande volgt dat het college – anders dan in het primaire besluit – in het bestreden besluit meerdere gedragingen ten grondslag heeft gelegd aan de maatregel en dat eiser tijdens de bezwaarprocedure niet meer in de gelegenheid is gesteld om daarover zijn standpunten naar voren te brengen. Weliswaar mag het college in bezwaar de motivering aanvullen, maar de manier waarop dat in dit geval is gebeurd vindt de rechtbank onzorgvuldig. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat het college voor het (beperktere) primaire besluit de leesbaarheid daarvan van belang vond en omdat eiser eerder heeft aangegeven dat hij het niet prettig vindt om herhaling van zaken te lezen. Maar dat vindt de rechtbank geen goede reden voor de wijze waarop hier in bezwaar de besluitvorming heeft plaatsgevonden. Omdat eiser in beroep voldoende de gelegenheid heeft gehad om alsnog te reageren op de (aanvullende) motivering in het bestreden besluit, zal de rechtbank dat zorgvuldigheidsgebrek passeren (zie artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht).
10. De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of de (aanvullende) gedragingen die in het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd aan de maatregel de conclusie van het college kunnen dragen dat eiser herhaaldelijk niet heeft meegewerkt aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Het afzeggen van de afspraken op 14 november 2019 en 10 december 2019:
11. Het college heeft op 18 oktober 2019 om een participatieadvies gevraagd bij het UWV. Het UWV heeft eiser uitgenodigd voor afspraken op 14 november 2019 en op 10 december 2019. Eiser heeft beide afspraken afgezegd. Uit de ‘aanvullende verzekeringskundige rapportage’ van de verzekeringsarts van 22 april 2020 volgt echter dat eiser op 7 januari 2020 wel naar de afspraak van de verzekeringsarts is gekomen. Daarna heeft de verzekeringsarts op 20 januari 2020 en tot begin maart 2020 nog enkele malen telefonisch contact gehad met eiser. Het afzeggen van die twee afspraken heeft er kennelijk niet toe geleid dat het onderzoek door het UWV is beëindigd. Het onderzoek heeft door het afzeggen van de afspraken door eiser mogelijk enige vertraging opgelopen, maar het is niet zo dat daardoor geen participatieadvies tot stand kon komen. Eiser kan daarom niet worden verweten dat hij niet heeft meegewerkt door die twee afspraken af te zeggen. Bovendien heeft het college voor het afzeggen van deze afspraken (eind 2019) blijkbaar niet eerder al aanleiding gezien een maatregel op te leggen. Als het college van mening was dat het afzeggen van die afspraken maatregelwaardige gedragingen waren, had dat wel op de weg van het college gelegen in plaats van dat twee jaar later alsnog tegen te werpen. Het college kon deze twee afzeggingen dan ook niet ten grondslag leggen aan de maatregel.
Het lukte niet om in contact te komen met eiser over noodzakelijk onderzoek:
12. Uit de ‘aanvullende verzekeringskundige rapportage’ van de verzekeringsarts van 22 april 2020 volgt verder dat de verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat het niet goed mogelijk was om de vraagstelling van het college te beantwoorden, omdat daarvoor een extern specialistisch onderzoek noodzakelijk is. Daarnaast heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat het niet mogelijk was om het onderzoek uit te voeren in verband met de ‘intelligente lockdown’ vanwege de coronaproblematiek. Hieruit volgt dat de corona-problematiek op dat moment de belemmering was om het noodzakelijke onderzoek te verrichten en een participatie-advies tot stand te brengen. Weliswaar kon na maart 2020 (de start van de corona-periode) geen contact meer met eiser worden gelegd hierover, maar dat is daarvoor kennelijk niet (in ieder geval niet de primaire) reden geweest. Dat volgt ook met zoveel woorden uit de brief van 23 april 2020 van het UWV aan het college. Gelet daarop kan dan ook niet de conclusie worden getrokken dat geen advies tot stand kon komen alleen maar omdat geen contact met eiser mogelijk was. Eiser kan weliswaar een verwijt worden gemaakt dat geen contact met hem te krijgen was, maar kan niet worden tegengeworpen dat het resultaat daarvan was dat geen advies tot stand kon komen en dus ook niet dat hij daar onvoldoende aan meewerkte. Bovendien heeft het college hierin kennelijk niet eerder al aanleiding gezien een maatregel op te leggen. Als het college van mening was dat dit een maatregelwaardige gedragingen was, had dat wel op de weg van het college gelegen in plaats van dat anderhalf jaar later alsnog tegen te werpen. Het college kon daarom ook dit niet aan de maatregel ten grondslag leggen.
Het doorsturen van het medisch vragenformulier aan het UWV in plaats van het college:
13. Het college heeft eiser op 23 augustus 2021 een medisch vragenformulier gestuurd met het verzoek om het formulier uiterlijk 6 september 2021 in te leveren bij het college. Eiser heeft het formulier echter naar het UWV gestuurd en het UWV heeft het medisch vragenformulier vervolgens niet in behandeling genomen. Het college is van mening dat deze aanvraag om een participatieadvies (in eerste instantie) niet tot stand is gekomen doordat eiser het aanvraagformulier niet aan het college heeft teruggestuurd maar aan het UWV. De rechtbank is van oordeel dat deze gedraging onvoldoende is om daarop te baseren dat eiser niet heeft meegewerkt (of heeft willen meewerken) aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Ook dit kon het college niet aan de maatregel ten grondslag leggen.
14. Uit het voorgaande volgt al dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd: nu alle gedragingen die aanvullend aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd die maatregel niet kunnen dragen, is er immers geen sprake (meer) van de situatie dat eiser
herhaaldelijkniet meewerkt aan het onderzoek naar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Het beroep is om deze reden al gegrond.
Het niet verschijnen op de afspraak op 14 oktober 2021:
15. Voor de volledigheid en ter finale geschilbeslechting zal de rechtbank beoordelen of het (enkele) niet verschijnen op de afspraak van 14 oktober 2021 alsnog voldoende is om de maatregel te kunnen dragen.