ECLI:NL:RBLIM:2023:1469
Rechtbank Limburg
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs na weigering mee te werken aan rijgeschiktheidsonderzoek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 14 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker wiens rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) ongeldig was verklaard. Het CBR had deze beslissing genomen omdat de verzoeker niet had meegewerkt aan een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid, wat noodzakelijk is volgens de Wegenverkeerswet 1994. De verzoeker had geweigerd om deel te nemen aan een adem- en bloedonderzoek naar het gebruik van alcohol in het verkeer, wat door de politie was vastgesteld en vastgelegd in processen-verbaal op ambtsbelofte.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het CBR terecht het rijbewijs ongeldig had verklaard, aangezien de verzoeker niet aan de verplichting om mee te werken aan het onderzoek had voldaan. De rechter benadrukte dat de vrijspraak van de politierechter in een eerdere zaak, waarin de verzoeker was vrijgesproken van de weigering om mee te werken aan het onderzoek, niet in de weg stond aan de ongeldigverklaring van het rijbewijs. De rechter stelde vast dat het CBR op basis van de politieverklaringen en de omstandigheden van de zaak het vermoeden had dat de verzoeker niet meer geschikt was om een rijbewijs te bezitten.
De voorzieningenrechter besloot het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen, maar gaf de verzoeker de mogelijkheid om in beroep aanvullende informatie te verstrekken, met name de motivering van de vrijspraak van de politierechter. Dit zou mogelijk invloed kunnen hebben op de ongeldigverklaring van het rijbewijs. De uitspraak werd ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier, en er werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.