ECLI:NL:RBLIM:2023:1381

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
03/227436-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag

Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 augustus 2021 een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die met zijn personenauto een frontale botsing veroorzaakte, reed op de verkeerde weghelft na het overschrijden van een dubbele doorgetrokken streep. Het slachtoffer, dat in een tegenligger zat, overleed een week later aan de gevolgen van het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de conclusie dat hij schuldig was aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 240 uren op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en de impact van het ongeval op zijn leven. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om zich aan de verkeersregels te houden en de gevolgen van onvoorzichtig rijgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/227436-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortetdatum] 1979,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten, advocaat kantoorhoudende te Cadier en Keer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 februari 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (
primair) als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten botsing is ontstaan tussen zijn personenauto en een personenauto met daarin
[slachtoffer] , waardoor [slachtoffer] is gedood, dan wel dat verdachte (
subsidiair) als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en/of dat hij het verkeer op de weg heeft gehinderd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval en wijst daarbij op de volgende omstandigheden. De verdachte heeft zonder aanwijsbare reden of oorzaak een dubbele doorgetrokken middenstreep van de weg volledig overschreden, waardoor hij op de verkeerde weghelft terecht is gekomen waar zich op dat moment een tegenligger bevond. Uit sporenonderzoek op de weg blijkt dat hij niet naar rechts heeft gestuurd. Gelet op de vaste jurisprudentie, acht de officier van justitie onder deze omstandigheden bewezen dat verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de raadsman heeft bepleit dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend handelen van de verdachte waardoor het verkeersongeval is veroorzaakt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Algemeen
Op vrijdag 18 augustus 2021 heeft omstreeks 14:58 uur een zeer ernstig ongeval
plaatsgevonden op de [straat] te Horn, in de gemeente Leudal. Bij dit ongeval is de verdachte met een door hem bestuurde personenauto (Nissan) tegen de personenauto waarin het slachtoffer [slachtoffer] zat (Opel), aangereden. [slachtoffer] heeft als gevolg van deze aanrijding zeer ernstig letsel opgelopen en is overgebracht naar het ziekenhuis. Hij is aldaar een week later, op 26 augustus 2021, ten gevolge van onder andere zwaar hersenletsel overleden.
Onderzoek
De afdeling VerkeersOngevallenAnalyse van de Politie Eenheid Limburg (hierna: VOA) deed onderzoek naar de oorzaak, toedracht en gevolgen van het ongeval. Het proces-verbaal van de VOA [2] vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
De [straat] is een voor het openbaar verkeer openstaande weg buiten de bebouwde kom, waar een maximumsnelheid van 80 km/u geldt. Het ongeval vond plaats bij daglicht en het wegdek was droog. De rijbaan van de [straat] is middels een dubbele doorgetrokken middenasbelijning verdeeld in twee rijstroken, voor iedere rijrichting één. Ter hoogte van de plaats van het ongeval verloopt de weg in een langgerekte vlakke bocht. Het wegdek was normaal ingereden, de belijning was goed zichtbaar, er was geen sprake van zichtbare oneffenheden of beschadigingen in het wegdek, welke van invloed geweest konden zijn op het ontstaan van het ongeval.
De personenauto waarin de verdachte reed (Nissan) werd aangetroffen met het rechter achterwiel en linker voorwiel op de middenasbelijning. De personenauto waarin het slachtoffer reed (Opel) werd aangetroffen in de rechter grasberm. De voorzijde van beide personenauto’s was beschadigd. Aan de hand van deze schades aan de beide auto’s en de sporen op het wegdek hebben de onderzoekers de rijrichtingen en de botspositie kunnen reconstrueren. De personenauto van verdachte (Nissan) is onder een kleine hoek frontaal met de Opel in botsing gekomen waardoor beide voertuigen gedraaid zijn. De onderzoekers zijn van mening dat op basis van het aangetroffen sporenbeeld de snelheid van beide voertuigen niet hoger is geweest dan 80 km/h. De bestuurder van de Nissan volgde door een voor onderzoekers onbekende reden de bocht naar rechts niet, reed rechtdoor en overschreed de dubbel doorgetrokken middenasbelijning. Hierdoor kwam de personenauto van verdachte (Nissan) geheel op de rijstrook die bestemd is voor het verkeer in de tegengestelde richting. De onderzoekers concluderen dat het ongeval is ontstaan doordat verdachte niet zoveel mogelijk rechts reed. Had verdachte (meer) aandacht gehad voor het wegverloop, en had hij de bocht gevolgd, dan had het ongeval voorkomen kunnen worden. De bestuurder van de Opel kon in alle redelijkheid het ongeval niet voorkomen; de Opel was al naar uiterst rechts uitgeweken.
Beide personenauto’s verkeerden – voor zover nog kon worden nagegaan - in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel de gevolgen van het ongeval.
Uit het schouwverslag van forensisch arts H.M.P.M. van den Bongard van GGD Zuid-Limburg d.d. 26 augustus 2021 blijkt dat [slachtoffer] ten gevolge van een auto-ongeval hersentrauma en verschillende botbreuken heeft opgelopen waaraan hij is komen te overlijden. [3]
Verdachte verklaarde ter terechtzitting - zakelijk weergegeven - dat hij zich niets van de toedracht van het ongeval kan herinneren. Hij weet alleen nog dat hij ineens een klap voelde, maar weet niet hoe hij op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen. Hij verklaart dat hij zijn telefoon niet heeft gebruikt tijdens of kort voorafgaand aan het ongeval. [4]
Overwegingen
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte schuldig is aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna; WVW 1994). Om van schuld in de zin van dit artikel te kunnen spreken, moet vastgesteld kunnen worden dat er ten minste sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid van de kant van de verdachte. Dit hangt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. [5] Daarom kan niet in zijn algemeenheid worden aangegeven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezen-verklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994. Daarbij kan schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994 niet alleen al worden afgeleid uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 18 augustus 2021 te Horn, gemeente Leudal, met een door hem bestuurde personenauto op de [straat] te Horn reed. De verdachte reed bij daglicht en droog weer op een rijbaan die door middel van een dubbele doorgetrokken streep verdeeld was in twee rijstroken, voor iedere rijrichting één. De [straat] verloopt op de plaats van het ongeval in een langgerekte vlakke bocht. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte zich direct voorafgaand aan het ongeval met zijn auto geheel op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomend verkeer bevond en daarbij de dubbele doorgetrokken streep heeft overschreden. Verdachte heeft daarmee niet zoveel mogelijk rechts gehouden, zoals verplicht in artikel 3 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Vervolgens is hij frontaal op de Opel van [slachtoffer] gebotst. Indien een bestuurder van een personenauto, rijdend met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur op een tweebaansweg niet zoveel mogelijk rechts houdt, en zonder enige aanleiding zo ver naar links komt dat hij daardoor op de verkeerde weghelft terechtkomt en in botsing komt met een tegenligger, is in beginsel sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijden en daarmee sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Dit zou volgens jurisprudentie van de Hoge Raad slechts anders kunnen zijn wanneer er zich een uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, bijvoorbeeld dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval. [6] Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden zijn door of namens de verdachte niet aangevoerd en zijn de rechtbank ook overigens niet gebleken.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat verdachte over een dubbele doorgetrokken streep op de andere weghelft is geraakt, op een weg waar 80 kilometer per uur gereden mag worden, voldoende is om te spreken van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Eén van de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden van een bestuurder is om zijn auto op de eigen weghelft te houden en zo veel mogelijk rechts te rijden. De frontale botsing met dodelijke afloop is dus volledig aan de schuld van verdachte te wijten.
De rechtbank concludeert dan ook tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primairop 18 augustus 2021 te Horn, in de gemeente Leudal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [straat] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] werd gedood, welke gedragingen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en geheel op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en (daarbij) de ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken aangebrachte dubbele middenasbelijning heeft overschreden, zulks op het moment dat een hem tegemoetkomend motorrijtuig, met als bestuurder voornoemde [slachtoffer] , reeds dicht was genaderd waardoor een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en dat tegemoetkomende motorrijtuig.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Omdat sprake is van een fors tijdsverloop, verdachte spijt heeft betuigd en het ongeval ook op verdachte een grote impact heeft gehad, heeft de officier van justitie geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar een taakstraf geëist in combinatie met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafoplegging verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en de schuldbewuste houding van de verdachte alsmede de gevolgen die het ongeval ook voor hem hebben gehad. Gelet op deze omstandigheden heeft de raadsman verzocht te volstaan met de door de officier van justitie gevorderde taakstraf in combinatie met de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft op 18 augustus 2021 als bestuurder van zijn personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt met een vreselijk en onomkeerbaar gevolg, namelijk het overlijden van [slachtoffer] . Verdachte heeft dit ongeluk niet gewild of opzettelijk veroorzaakt, maar het staat vast dat hij de dubbele, doorgetrokken streep op de [straat] heeft overschreden en volledig op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen. Vervolgens is verdachte frontaal op de tegemoetkomende auto van [slachtoffer] terechtgekomen. Verdachte heeft zich daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend in het verkeer gedragen, naar aanleiding waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden.
Dit ongeval is een dramatische gebeurtenis die onbeschrijflijk veel verdriet voor de nabestaanden met zich heeft gebracht en tot op de dag van vandaag meebrengt. Aan de nabestaanden van [slachtoffer] is onomkeerbaar leed toegebracht, hetgeen door zijn moeder invoelbaar en indringend is verwoord tijdens het voorlezen van haar slachtofferverklaring. De nabestaanden van [slachtoffer] zullen verder moeten zonder hem. De rechtbank realiseert zich dat er geen enkele straf is die dit leed kan verzachten.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. In het geval van een dodelijk ongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld is het vertrekpunt een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van één jaar.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De verdachte heeft ten gevolge van het ongeluk lichamelijk letsel opgelopen. Daarnaast heeft hij ten gevolge van het ongeluk psychische klachten gekregen. De rechtbank twijfelt er niet aan dat het ongeval ook bij de verdachte diepe sporen heeft nagelaten. Ter zitting heeft verdachte verklaard het verschrikkelijk te vinden wat hij door zijn handelen heeft veroorzaakt. Verdachte moet verder leven in de wetenschap dat een door hem veroorzaakt ongeval aan een ander het leven heeft gekost. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij contact heeft willen zoeken met de nabestaanden, maar dat hem dit door de politie werd afgeraden. Daarmee verstaat de rechtbank dat verdachte de verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor het door hem veroorzaakte ongeval en het daaruit voortvloeiende leed. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 240 uur passend en geboden is, te vervangen door 120 dagen hechtenis als deze niet of niet goed wordt verricht. Met de officier van justitie acht de rechtbank het passend om als bijkomende straf niet een onvoorwaardelijke, maar een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. De rechtbank houdt rekening met het tijdsverloop en het blanco strafblad van verdachte. De rechtbank ziet daarom geen noodzaak om nu alsnog een
onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen. De rechtbank legt aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden op, met aftrek van de tijd dat zijn rijbewijs ingevorderd is geweest, met een proeftijd van één jaar. Zij beslist tot een langere (voorwaardelijke) rijontzegging dan geëist door de officier van justitie met het oog op het hiervoor genoemde oriëntatiepunt ede generaal preventieve werking die ervan uitgaat.

7.Het beslag

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de volgende in beslag genomen voorwerpen dienen te worden verbeurdverklaard:
  • personenauto, merk Nissan (G1439296);
  • airbag, merk Bosch (G1439812).
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het feit is begaan.
Teruggave rechthebbende(n)
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen personenauto, merk Opel (G1371196) aan de rechthebbende(n) te weten de nabestaanden van het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank verzet het belang van strafvordering zich niet (meer) tegen de teruggave van het in beslag genomen goed.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 36 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Ontzegging van de rijbevoegdheid
  • ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor
  • bepaalt dat de ontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Beslag
-
verklaart verbeurdde volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
- personenauto, merk Nissan (G1439296);
- airbag, merk Bosch (G1439812);
-
beveelt de teruggavevan de inbeslaggenomen personenauto, merk Opel (G1371196) aan de redelijkerwijs als rechthebbende(n) aan te merken perso(o)n(en).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. A.K. Kleine en
mr. C.P.W. van Well, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2023.
Mr. A.K. Kleine, mr. L.E.M. Hendriks en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 augustus 2021 te Horn, in de gemeente Leudal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [straat] , zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] werd gedood, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die [straat] en/of naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en/of (daarbij) de ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken aangebrachte dubbele middenasbelijning heeft overschreden, zulks op het moment dat een hem tegemoetkomend motorrijtuig, met als bestuurder voornoemde [slachtoffer] , reeds dicht was genaderd waardoor een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en dat tegemoetkomende motorrijtuig;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2021 te Horn, in de gemeente Leudal als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [straat] , niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het voor hem,
verdachte, gelegen weggedeelte van die [straat] en/of naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft
voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en/of (daarbij) de ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken aangebrachte dubbele middenasbelijning heeft overschreden, zulks op het moment dat een hem tegemoetkomend motorrijtuig, met als bestuurder voornoemde [slachtoffer] , reeds dicht was genaderd, waardoor een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en dat tegemoetkomende motorrijtuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg proces-verbaalnummer PL2300-2021129968 gesloten d.d. 28 juli 2022 doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 43.
2.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, opgemaakt door [naam 1] en [naam 2] , politie eenheid Limburg, Forensische Opsporing, Afdeling: VerkeersOngevallenAnalyse, BVH-nummer PL23-2021129968, d.d. 18 juli 2022, doorgenummerd van pg. 1 tot en met pg. 17.
3.Een aanvullend geschrift, te weten een schouwverslag opgesteld en ondertekend door H.M.P.M. van den Bongard, forensisch arts, d.d. 26 augustus 2021.
4.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 november 2021, pagina 17-49.
5.HR 01-06-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822
6.HR 01-06-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822