ECLI:NL:RBLIM:2023:1202

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
03.105364.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door een tbs-gestelde op een medewerkster van een tbs-kliniek met een zelfgemaakt steekwapen

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 april 2022 in de tbs-kliniek De Rooyse Wissel in Oostrum een medewerkster heeft aangevallen met een zelfgemaakt steekwapen. De verdachte, die onder tbs met dwangverpleging stond, heeft de medewerkster in haar hals en bovenlichaam gestoken, wat leidde tot meerdere diepe verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de medewerkster van het leven te beroven, en heeft hem schuldig bevonden aan poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met de verplichting tot terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en een persoonlijkheidsstoornis. De medewerkster heeft als gevolg van de aanval niet alleen fysiek letsel opgelopen, maar ook psychische schade, waardoor zij haar werk niet meer kan uitoefenen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 13.141,84, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/105364-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
gedetineerd in [Penitentiaire Inrichting] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.L. Louwerse, advocaat kantoorhoudende te Haarlem.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 januari 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er (na een wijziging van de tenlastelegging), kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [benadeelde partij] te doden met een (zelfgemaakt) steekwapen (primair), dan wel haar hiermee zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (subsidiair), dan wel heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht – overeenkomstig het overgelegde schriftelijke requisitoir –
de primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen. Zij baseert zich daarbij op de verklaring van [benadeelde partij] , de beschrijving van het steekwapen, de letselrapportage, de foto’s van het letsel en de camerabeelden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig de overgelegde pleitnota – vrijspraak bepleit voor poging tot doodslag omdat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [benadeelde partij] . Ten aanzien van (de poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De bewijsmiddelen [1]
[benadeelde partij]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [2]
Ik geef psychomotorische therapie aan de patiënten in tbs-kliniek ’De Rooyse Wissel’ in Oostrum, gemeente Venray. Dinsdag 26 april 2022 stond er een behandeling op het programma. Ik haalde [verdachte] op van de afdeling. Ik vroeg aan [verdachte] : “Hoe gaat het?” Hij zei: “Niet goed” en toen brak hij al bijna. Ik zei: “Dan lopen we snel door, dan hebben wij het er dadelijk over.” We liepen door naar de dojo (de rechtbank begrijpt: de therapieruimte). Ik heb toen in de ruimte een mat neergelegd op een plek waarvan ik weet dat die veilig is voor hem. Ik ben toen naast hem gaan zitten tussen hem en de deurkant in. Ik heb naar hem geluisterd en steun gegeven. Hij vroeg mij toen of hij een heel donkere gedachte met mij mocht delen. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: "Ik wil eigenlijk niet meer leven, ik wil niet meer met die angsten leven. Ik ben eigenlijk kapot en op. Ik wil niet meer altijd die angsten moeten voelen." Dat was eigenlijk het eerste moment dat ik een andere vorm van spanning voelde. Ik heb toen mijn pieper vanuit mijn zak naar mijn heup gebracht, naar de voorkant.
gaf aan dat ik een van de weinige mensen was bij wie hij zich rustig voelde. Volgens mij was het laatste wat hij zei: "Ik vind het oneerlijk dat ik die bindingen met jou wel heb en dat ik daarom geen einde aan mijn eigen leven kan maken." Daarna viel hij stil waarin ik hem de ruimte gaf om even stil te zijn. Ik zag dat hij iets naar rechts leunde. Ik zat links van hem. Ik zag dat hij vervolgens naar links leunde in de richting van mij en dat hij tegelijkertijd tegen mij zei: "Ik wil iets proberen, schrik niet, ik doe je geen pijn". Ik zag dat hij in die links leunende beweging in zijn rechterhand een plastic steekwapen had van dik plastic glas met daaraan iets vast getapet en dat hij daarmee met zijn rechterarm naar mij toe graaide als het ware. Ik ben heel erg instinctief opgestaan, ik heb hem weggeduwd en ik heb alarm gedrukt op mijn pieper. Vervolgens ben ik met hem in een worsteling geraakt waarin hij mij vastgreep bij mijn hoofd.
Ik probeerde mij te ontdoen van hem. [verdachte] probeerde zijn steekwapen op mijn keel te zetten en hij maakte daarin ook een snijdende beweging. Ik pakte het steekwapen vast met mijn linkerhand en drukte met mijn andere hand nog een keer op mijn pieper en bewoog mij nog steeds naar de deur toe. Ik voelde dat hij mij tegen mijn achterhoofd stompte. Uiteindelijk lukte het mij om bij de deur terecht te komen, de klink open te trekken en heel hard te roepen. Hij hing toen nog steeds aan mij. Volgens mij was dat het moment waarbij hij mij in mijn schouder stak, de achterkant van mijn rug in ieder geval.
De eerste keer roepen was er nog geen reactie. Ik had ondertussen wel duidelijk gezien dat ik op het alarm had geduwd. Hij was op dat moment nog steeds aan mij aan het trekken. Hij heeft ergens ook mijn hoofd één keer in de klem gepakt, maar daar heb ik mij uit weten te worstelen. Ik schreeuwde toen nog één keer, waarop een andere deur open ging en collega's binnen kwamen stormen. Volgens mij schrok [verdachte] hiervan en liet hij mij los. Ik ben gewoon gaan rennen totdat ik zeker wist dat ik veilig was. Ik ben toen gaan zitten en ik heb benoemd dat ik gewond was en angst had dat de slagader in mijn nek was geraakt.
Tijdens het vastgrijpen zag ik dat [verdachte] met het steekwapen in zijn rechterhand richting mijn keel ging. Dit ging opzettelijk en met kracht. Hierdoor voelde ik pijn aan mijn nek en halsstreek. Ik heb het steekwapen vastgepakt om te voorkomen dat ik nog erger gewond zou raken. Op het moment dat hij wegdraaide, heeft hij mij achter mijn rechteroor geslagen, op de achterzijde van mijn hoofd. Op het moment dat ik de deur open wilde maken, zag en voelde ik dat [verdachte] nog steeds aan mij hing. Ik voelde dat ik in mijn schouder dan wel rug werd gestoken. Hiervoor probeerde [verdachte] mijn nek vast te pakken en in een klem te leggen maar gelukkig heb ik mij hieruit gedraaid.
Door het vastgrijpen naar mijn keel ben ik gewond geraakt aan mijn keel en halsstreek. Ten gevolge van het incident had ik op meerdere plaatsen op en aan mijn hals, gezicht en handen meerdere snijwonden, krassen en steekwonden. Ik ben met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Aldaar werden meerdere wonden gehecht aan zowel mijn linkerhand, rug c.q. schouder en vingers van mijn rechterhand.
[naam 1]van FPC De Rooyse Wissel, heeft namens [benadeelde partij] aangifte gedaan en op 26 april 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [3]
Nadat [benadeelde partij] vandaag alarm had geslagen zijn er medewerkers gekomen die [verdachte] gefixeerd en gecontroleerd op de grond hielden. De voorwerpen die op/bij [verdachte] zijn aangetroffen zijn (o.a.) een voorwerp dat lijkt op plexiglas met hieraan een soort handvat. Dit voorwerp zat ook onder het bloed. Het is overgedragen aan de politie.
De politie heeft dit
voorwerp onderzochten als volgt beschreven: [4]
Het voorwerp betrof een ogenschijnlijk zelfgemaakt steekwapen bestaande uit een wit plastic heft met daarin vastgemaakt een glasscherf. Ik zag dat het heft en de glasscherf bebloed waren.
Uit de
letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Limburg-Noordnaar aanleiding van het
letselonderzoekbij
[benadeelde partij]volgt onder meer dat: [5]
1. er diverse diepe en ondiepe wonden op het hoofd, hals, rug en borstkas en beide handen zijn, passend bij het gebruik van een scherp snijdend voorwerp.
2. in het linker oor bovenin de oorschelp een diepe wond zichtbaar is met een doorsnede van circa 0,7 centimeter.
3. achter het rechter oor een gehechte en bepleisterde wond zichtbaar is.
4. in de hals meerdere diepe en ondiepe wonden zichtbaar zijn.
5. onder de rechter kaaklijn een diepe gehechte wond zichtbaar is.
6. aan de rechterzijde van de hals een diepe gehechte wond zichtbaar is.
7. in het midden van de hals een diepe gehechte wond zichtbaar is.
De politie heeft
camerabeeldengevorderd van de therapieruimte in de
Rooyse Wisselte
Oostrum, waar het steekincident heeft plaatsgevonden op
26 april 2022. Op de
camerabeeldenheeft de politie het navolgende gezien: [6]
De camera gaf zicht op twee deuren en de gang van de tbs-kliniek De Rooyse
Wissel. De deur links werd van binnenuit de ruimte geopend. Vanuit de ruimte links, was onder in beeld deels een hoofd zichtbaar van een persoon met een donkere haarkleur. Kort daarop zag ik een persoon met lang blond haar komend uit de ruimte links. Dit betrof vermoedelijk een vrouw die het haar in een staart droeg. Het leek alsof beiden over de grond kruipend de gang in kwamen en de vrouw belemmerd werd door de ander persoon. Ik zag vanachter de blauwe container een arm, die een slaande beweging maakte in de richting van de vrouw die vanuit de ruimte over de grond kroop, richting de gang. Ik zag dat de persoon iets in zijn rechterhand hield waarmee hij de vrouw sloeg.
Vervolgens verdwenen beide personen kort uit beeld. Het leek erop dat de vrouw terug de ruimte in getrokken werd door de persoon. Opeens zag ik links in de deuropening de persoon staan wat kort daarna overduidelijk een man bleek te zijn. Dit gezien zijn postuur en baardje. Hij had donker haar, kort kapsel. Ik zag dat de vrouw zich weerde en de gang in kroop. De vrouw probeerde te gaan staan en weg te lopen van de man echter zij werd hierin tegengehouden door hem.
De man greep met zijn linkerhand de vrouw ter hoogte van haar hals/nek/haar. In zijn rechterhand hield hij een voorwerp. De vrouw kroop de gang in alsof ze vluchtte voor haar leven. Op de witte bovenkleding (rugzijde) van de vrouw zijn rode vlekken zichtbaar, vermoedelijk bloed. De man hing gebukt over de vrouw heen. De vrouw zat tussen zijn benen op haar knieën. De man sloeg met het voorwerp dat hij in zijn linkerhand hield op de vrouw in. De man hield de vrouw in zijn greep en hield nog steeds het voorwerp in zijn rechterhand. Op dat moment kwamen er enkele personen via de andere deur de gang binnen. De man gooide bij binnenkomst het voorwerp weg. Hij liet de vrouw los en werd overmeesterd door de personen die de gang binnen kwamen.
[naam 2]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [7]
Op 26 april 2022 zat ik in een vergadering bij de Rooyse Wissel in Oostrum toen het alarm afging. Ik ben er toen op afgegaan. Een collega riep: [benadeelde partij] PMT’er. Ik zag dat een collega op de grond lag en dat iemand boven op haar lag en haar onder controle hield. De manier waarop deze persoon op de collega lag, daar maakte ik uit op dat ik die alleen van haar afkreeg door er bovenop te springen. Dat heb ik toen ook gedaan. Zo meer van ertegenaan te duiken en ertegenaan te vliegen zeg maar.
Verdachteheeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [8]
Mijn intentie was om mijn eigen leven te nemen. Ik droeg meerdere steekwapens bij me, waaronder een glasscherf van plexiglas en een mes. We kwamen de behandelruimte binnen en ik heb aan [benadeelde partij] uitgelegd wat mijn plan was. Ik wilde mijn gang kunnen gaan en ik wilde haar er niet bij hebben. [benadeelde partij] ging echter niet weg en toen heb ik een greep naar haar pieper gedaan om haar op die manier weg te jagen. Hierdoor ontstond een worsteling. Ik heb een wapen in handen gehad. Ergens tijdens de worsteling kreeg ik een klap op mijn hoofd en toen had ik geen controle meer over mezelf. Toen werd het gevaarlijk. Ik weet wat ik haar heb aangedaan.
3.3.2
De bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 26 april 2022 [benadeelde partij] in haar hals en bovenlichaam heeft gestoken en/of gesneden met enkele diepe wonden in de halsstreek als gevolg (onder de rechter kaaklijn, aan de rechterzijde en in het midden).
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of het door verdachte toegepaste geweld is te duiden als een poging tot doodslag.
Verdachte heeft verklaard dat het zijn oorspronkelijke bedoeling was om [benadeelde partij] uit de behandelingsruimte te verjagen zodat hij zichzelf daar van het leven kon beroven.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte wel het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [benadeelde partij] . Uit haar verklaring volgt dat verdachte, die in zijn rechterhand een steekwapen hield, haar in een worsteling heeft vastgegrepen bij haar hoofd. Tijdens dit vastgrijpen ging hij met het steekwapen richting haar keel en maakte een snijdende beweging. Dit ging met kracht. Zij heeft in haar halsstreek diepe verwondingen opgelopen. De heftigheid van de agressie waarmee een en ander gepaard is gegaan, is waarneembaar op de camerabeelden en volgt eveneens uit de verklaring van [getuige] die zich genoodzaakt voelde bovenop verdachte te springen om [benadeelde partij] te ontzetten.
Het met kracht met een steekwapen meerdere diepe steken toebrengen op kwetsbare plaatsen als de hals en het bovenlichaam, levert een aanmerkelijke kans op de dood op. De aard van verdachtes gedragingen en de omstandigheden waaronder hij deze heeft verricht, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op en geschikt tot het toebrengen van levensbedreigend letsel, dat hieruit valt af te leiden dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop ook bewust heeft aanvaard.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit 1 primair:
op 26 april 2022 te Oostrum, gemeente Venray, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk, van het leven te beroven, met dat opzet met een (zelfgemaakt) steekwapen, die [benadeelde partij] meermalen in haar hals en bovenlichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 1 primair:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de NIFP-rapportages van de psychiater van 31 augustus 2022 en de psycholoog van 14 september 2022 over de geestvermogens van verdachte. Zowel de psychiater als de psycholoog hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een (chronische en complexe) posttraumatische stressstoornis, een persoonlijkheidsstoornis met vooral borderline en (in mindere mate) antisociale trekken en een stoornis in middelengebruik.
De psychiater en de psycholoog rapporteren dat dit ook zo was in de aanloop naar het tenlastegelegde en dat deze stoornissen het handelen van verdachte hebben beïnvloed ten tijde van het tenlastegelegde. De deskundigen adviseren om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Volgens de psychiater is verdachte een emotioneel en gedragsmatig zeer instabiele man, die in de aanloop naar de gebeurtenissen op 26 april 2022 was teruggevallen in middelengebruik. Dit in combinatie met een emotionele ontregeling, realiteitsvertekeningen en suïcidaliteit, met name voortkomend vanuit de ernstige persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank komt op basis van de in voornoemde rapportages opgenomen bevindingen niet tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest op te leggen. Aan verdachte is reeds een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs of tbs-maatregel) met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) opgelegd en deze maatregel is nog van kracht. De officier van justitie heeft gevorderd opnieuw een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om – gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid, de persoonlijke omstandigheden en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd – de duur van de gevangenisstraf te matigen. Primair heeft de raadsvrouw verzocht om bij vrijspraak van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag te volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest. Subsidiair heeft zij verzocht om in geval van een bewezenverklaring van een poging tot doodslag speciale preventie als strafdoel te laten prevaleren en – mede gelet op de deskundigenrapportages in combinatie met de lange wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-kliniek – verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 15 maanden en een tbs met dwangverpleging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich tijdens zijn lopende tbs-maatregel schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn therapeute binnen de tbs-kliniek. Hij heeft haar tijdens een therapiesessie onverhoeds aangevallen en meermalen (met kracht) met een zelfgemaakt steekwapen in haar hals en bovenlichaam gestoken, waardoor zij meerdere diepe verwondingen heeft opgelopen en het leven had kunnen verliezen. Aan het geweld kwam pas een einde toen collega’s – nadat het slachtoffer alarm had gedrukt – tussenbeide konden komen en het slachtoffer hebben ontzet.
De gevolgen voor het slachtoffer zijn groot. Zij heeft niet alleen fysiek letsel en littekens opgelopen, maar ook is de aanval van verdachte voor het slachtoffer een zeer angstige en traumatiserende ervaring geweest. Dat de gebeurtenissen ingrijpende gevolgen voor haar en haar naasten hebben, blijkt ook uit haar slachtofferverklaring. Verdachte – haar patiënt – heeft haar vertrouwen zo ernstig beschadigd, dat het onmogelijk voor haar is haar werk als therapeut in de tbs-kliniek te hervatten. Het is uiterst verdrietig dat zij zich op deze manier gedwongen voelt om te stoppen met het werk dat zij met zoveel betrokkenheid en toewijding deed.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 6 december 2022, waaruit volgt dat hij in het verleden meerdere malen met politie en justitie in aanraking is gekomen en in 2010 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor een zedendelict. Aan verdachte is toen ook de nog lopende tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd die voor het laatst werd verlengd op 19 mei 2022.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportages die hiervoor onder 5 reeds zijn besproken. De deskundigen schatten het recidiverisico hoog in, zelfs binnen de beveiligde omgeving van een forensisch psychiatrisch centrum (FPC). Bij verdachte is vanaf jonge leeftijd sprake van gedragsproblemen. Er is een justitiële en forensisch psychiatrische voorgeschiedenis, met veroordelingen wegens (seksueel) geweld en de al langlopende tbs-maatregel kent een wisselend beloop. De psycholoog stelt verder dat alle ingrediënten voor recidive voortdurend aanwezig zijn in verdachtes pathologie. Verdachte wordt met name gevaarlijk binnen een in zijn ogen exclusieve relatie met een ander, waarin idealisatie en devaluatie op de loer liggen en zijn onderliggende oude boosheid kan doorbreken. Verdachte heeft bovendien weinig inzicht in zijn pathologie en er is sprake van psychische instabiliteit.
De deskundigen adviseren om (opnieuw) een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Een langdurige intensieve behandeling in een (zeer) hoog beveiligingsniveau en in een hooggestructureerde en beschermende omgeving is noodzakelijk om het recidiverisico te beteugelen.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat voor een feit zoals door verdachte gepleegd alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Omdat verdachte ten tijde van het plegen verminderd toerekeningsvatbaar was en mede gelet op zijn persoonlijke omstandigheden in combinatie met de lange wachtlijst voor een plek in een tbs-kliniek, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Terbeschikkingstelling
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen tot behandeling van verdachte binnen het kader van een tbs met dwangverpleging over en stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om deze maatregel te kunnen opleggen. De persoon van verdachte, het hoge recidivegevaar en de aard en de ernst van het strafbare feit, maken de tbs-maatregel met dwangverpleging opnieuw noodzakelijk voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of een tbs met dwangverpleging dient te worden opgelegd die de oude tbs-maatregel dan van rechtswege zal vervangen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aan verdachte is eerder een tbs met dwangverpleging opgelegd voor een zedendelict. Dat is een misdrijf van een andere aard dan de nu bewezen poging tot doodslag (een levensdelict). Het risico op recidive van gewelddadig gedrag als thans bewezen is verklaard, is hoog. De rechtbank acht het van belang dat het onberekenbare en gevaarlijke gedrag dat verdachte in deze zaak heeft laten zien voorop staat in de verdere behandeling en bejegening van verdachte. Dit betekent dat de rechtbank het wenselijk acht dat de behandeling van verdachte (meer) afgestemd gaat worden op het thans bewezenverklaarde delict en dat dit delict bij de (verdere) behandeling van verdachte als indexdelict zal gelden, naast de reeds bestaande zedencomponent
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank gelasten dat aan verdachte opnieuw een tbs-maatregel met dwangverpleging zal worden opgelegd.
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor het misdrijf poging tot doodslag, zijnde een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De [benadeelde partij] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden schade als gevolg van het tenlastegelegde feit. Zij vordert een schadevergoeding van € 57.150,00, bestaande uit € 32.150,- aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
Schadepost
Schade
Toewijsbaar
Extra bedrag (vooralsnog n-o)
Materiële schade
Kleding
€ 100,-
€ 100,-
-
Reis- en parkeerkosten
€ 1.500,-
€ 710,32
€ 789,68
Medische kosten
€ 2.000,-
€ 780,-
€ 1.220,-
Kosten zonder nut
€ 300,-
€ 65,29
€ 234,71
Huishoudelijke hulp
€ 2.500,-
€ 1.264,44
€ 1.235,56
Verlies zelfwerkzaamheid
€ 750,-
€ 221,79
€ 528,21
Verlies arbeidsvermogen
€ 25.000,-
-
€ 25.000,-
Immateriële schade
Smartengeld
€ 25.000,-
€ 18.500,-
€ 6.500,-
Totaal
€ 57.150,-
€ 21.641,84
€ 35.508,16
De benadeelde partij heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering op dit moment toewijsbaar is tot een bedrag van € 21.641,84, bestaande uit € 32.150,- aan materiële schade en € 18.500,- aan immateriële schade. Voorts is verzocht om het overige deel van de vordering van € 35.508,16, bestaande uit € 29.008,16 materiële schade en € 6.500,-immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Dit deel van de vordering betreft toekomstige schade, echter gelet op de beperking van artikel 421 van het Wetboek van Strafvordering is de benadeelde partij genoodzaakt de schade reeds nu al te vorderen.
De benadeelde partij heeft ten slotte (uitdrukkelijk) verzocht aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de wettelijke rente over de schadeposten te vergoeden. De ingangsdata van de wettelijke rente per schadepost zijn als volgt:
Schadepost
Ingangsdatum wettelijke rente
Materiële schade
Kleding
26 april 2022 (datum delict)
Reis- en parkeerkosten
31 december 2022
Medische kosten
3 oktober 2022 (datum laatste factuur)
Kosten zonder nut
1 juli 2022 (einddatum hockeyseizoen)
Huishoudelijke hulp
1 oktober 2022 (voorlopige einddatum schadepost)
Verlies zelfwerkzaamheid
1 oktober 2022 (voorlopige einddatum schadepost)
Immateriële schade
Smartengeld
26 april 2022 (datum delict)
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de verschillende gevorderde posten op de volgende standpunten gesteld:
  • Kleding:referte aan het verzochte bedrag van € 100,-.
  • Reis- en parkeerkosten:referte aan een bedrag van € 47,12 en afwijzing van de reis- en parkeerkosten van de traumatherapeut en de psycholoog, nu het in de lijn der verwachting ligt dat de werkgever – die de kosten van de behandeling draagt – ook de reiskosten betaalt. Voor wat betreft de toekomstige reis- en parkeerkosten heeft de raadsvrouw primair verzocht deze af te wijzen en subsidiair deze niet-ontvankelijk te verklaren, nu de toekomstige post niet concreet en niet onderbouwd of begroot is.
  • Medische kosten:referte aan het verzochte bedrag van € 780,-. Voor wat betreft de toekomstige post heeft zij primair verzocht deze af te wijzen en subsidiair deze niet-ontvankelijk te verklaren, nu deze niet concreet en niet onderbouwd is.
  • Kosten zonder nut:referte aan het verzochte bedrag van € 65,29. Voor wat betreft de toekomstige post heeft zij primair verzocht deze af te wijzen en subsidiair deze niet-ontvankelijk te verklaren, nu er niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid van kan worden uitgegaan dat de kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt.
  • Huishoudelijke hulp:referte aan het verzochte bedrag van 26 april tot en met 21 augustus, derhalve € 1.209,44 (€ 1.264,44 - € 55,-). De benadeelde partij heeft vanaf september weer deelgenomen aan hockey en heeft ook weer gewerkt als PMT-therapeut, derhalve lijkt huishoudelijke hulp ook vanaf september uitvoerbaar te zijn geweest. Voor het overige verzochte bedrag van € 55,- heeft de raadsvrouw afwijzing verzocht. Voor wat betreft de toekomstige post heeft zij primair verzocht deze af te wijzen en subsidiair deze niet-ontvankelijk te verklaren, nu er niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid van kan worden uitgegaan dat de kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt.
  • Verlies zelfwerkzaamheid:niet-ontvankelijkverklaring van het verzochte bedrag van € 221,79, nu dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Voor wat betreft de toekomstige post heeft zij primair verzocht deze af te wijzen en subsidiair deze niet-ontvankelijk te verklaren, nu er niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid van kan worden uitgegaan dat de kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt.
  • Verlies van arbeidsvermogen: primair afwijzing en subsidiair niet-ontvankelijkverklaring nu de post op geen enkele wijze is onderbouwd of concreet is gemaakt.
  • Smartengeld: toewijzing van een bedrag van € 7.500,- onder verwijzing naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:3606) van 4 mei 2022. De raadsvrouw acht de door de benadeelde partij ter onderbouwing aangehaalde uitspraken niet vergelijkbaar. Voor wat betreft de toekomstige post heeft zij primair verzocht deze af te wijzen en subsidiair deze niet-ontvankelijk te verklaren, nu de toekomstige post onvoldoende is onderbouwd. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw – gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn financiële situatie – verzocht de vordering bij toewijzing te matigen.
De raadsvrouw heeft voorts over de toekomstige schade van de posten ‘reis- en parkeerkosten’, ‘medische kosten’, ‘kosten zonder nut’ en ‘verlies zelfwerkzaamheid’ aangevoerd dat de gevorderde toekomstige schade hoger is dan de gevorderde ‘toewijsbare’ schade.
Ten slotte heeft de raadsvrouw verzocht om bij oplegging van de schadevergoedings-maatregel slechts één dag gijzeling toe te passen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat aan de [benadeelde partij] als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit schade is toegebracht en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het door verdachte gepleegde strafbare feit. De benadeelde partij is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde ‘toewijsbare’ materiële schade geheel kan worden toegewezen. De schadeposten zijn uitgebreid en voldoende onderbouwd en – waar mogelijk – gebaseerd op gestandaardiseerde bedragen conform de daarvoor geschreven richtlijnen. De rechtbank zal de gevorderde toekomstige schade niet-ontvankelijk verklaren, zodat bij een eventueel hoger beroep of opvolgende civiele zaak, de eventueel opgelopen schade alsnog op verdachte kan worden verhaald.
Immateriële schade
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij een slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of deze immateriële schade zo groot is als gevorderd, kan de rechtbank op basis van de huidige stukken niet vaststellen. De rechtbank zal de vergoeding dan ook gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 10.000,00. De rechtbank zal het overige gedeelte van de gevorderde ‘toewijsbare’ immateriële schade en de gevorderde toekomstige immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank zal de hiervoor genoemde schade aldus vaststellen op een bedrag van
€ 13.141,84. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, met vermeerdering van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de data zoals die door de benadeelde partij zijn gevorderd per schadepost, tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van
€ 13.141,84 te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling, waarvan de duur door de rechtbank in verband met de vigerende tbs-maatregel is vastgesteld op slechts 1 dag. De rechtbank zal voorts de verdachte veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de data zoals die door de benadeelde partij zijn gevorderd per schadepost, tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [benadeelde partij] zoals hierna in het dictum genoemd.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte,
met bevel tot verpleging van overheidswege;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
-
wijstgedeeltelijk
toede vordering van de [benadeelde partij] en veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 13.141,84.Het toegewezen bedrag te vermeerderen met
de wettelijke rentevanaf:
a. kleding: 26 april 2022
b. reis- en parkeerkosten: 31 december 2022
c. medische kosten: 3 oktober 2022
d. kosten zonder nut: 1 juli 2022
e. huishoudelijke hulp: 1 oktober 2022
f. verlies zelfwerkzaamheid: 1 oktober 2022
g. smartengeld: 26 april 2022
tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaaltdat de vordering van
    [benadeelde partij]voor de overige gevorderde schade
    niet-ontvankelijkis en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot deze kosten aan de zijde van [benadeelde partij] tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling
a. kleding: 26 april 2022
b. reis- en parkeerkosten: 31 december 2022
c. medische kosten: 3 oktober 2022
d. kosten zonder nut: 1 juli 2022
e. huishoudelijke hulp: 1 oktober 2022
f. verlies zelfwerkzaamheid: 1 oktober 2022
g. smartengeld: 26 april 2022
tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
  • bepaalt dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan [benadeelde partij] komt te vervallen en andersom dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [benadeelde partij] , in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. van de Pasch, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging tenlastelegging – ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 26 april 2022 te Oostrum, gemeente Venray, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij]
opzettelijk,
van het leven te beroven,
met dat opzet met een (zelfgemaakt) steekwapen, althans een scherp en/of puntig steek- en/of snijvoorwerp, die [benadeelde partij] meermalen in (de richting van) haar hals en/of bovenlichaam, althans haar lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 april 2022 te Oostrum, gemeente Venray
aan [benadeelde partij]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met een (zelfgemaakt) steekwapen, althans een scherp en/of puntig steek- en/of snijvoorwerp, die [benadeelde partij] meermalen in (de richting van) haar hals en/of bovenlichaam, althans haar lichaam te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 april 2022 te Oostrum, gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet met een (zelfgemaakt) steekwapen, althans een scherp en/of puntig steek- en/of snijvoorwerp, die [benadeelde partij] meermalen in (de richting van) haar hals en/of bovenlichaam, althans haar lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2022061646, onderzoek Milani, gesloten d.d. 17 juli 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 280.
2.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [benadeelde partij] van 27 april 2022, p. 54-63.
3.Het proces-verbaal aangifte d.d. 28 april 2022, p. 44-48.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. [geboortedag] 2022, p. 271-274.
5.De Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Limburg-Noord van 27 april 2022, p. 188-196.
6.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden tbs d.d. 3 mei 2022, p. 90-94.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 april 2022, p. 79.
8.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 11 januari 2023.