ECLI:NL:RBLIM:2023:1153

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
03/866251-16 en 03/866268-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige binnentreding en overschrijding van de redelijke termijn in een hennepplantage zaak

Op 15 februari 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de teelt van hennepplanten. De zaak betreft twee parketnummers: 03/866251-16 en 03/866268-16. De verdachte werd bijgestaan door mr. A.A.Th.X. Vonken. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 1 februari 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van het opzettelijk telen van 2052 hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De verdachte heeft bekend dat hij een hennepplantage in zijn pand had, maar ontkende actief betrokken te zijn bij de teelt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verbalisanten per abuis het verkeerde pand zijn binnengetreden, wat leidde tot een discussie over de rechtmatigheid van het binnentreden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een vormverzuim, maar dat dit niet leidde tot bewijsuitsluiting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van diefstal van elektriciteit, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist dat de elektriciteit illegaal werd afgetapt. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en heeft een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren opgelegd, met een proeftijd van 1 jaar. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het tweede feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/866251-16 en 03/866268-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 februari 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De [benadeelde partij] is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03/866251-16
Feit 1:op 14 januari 2014, samen met anderen, opzettelijk 2052 hennepplanten heeft geteeld althans opzettelijk die hennepplanten aanwezig heeft gehad dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest door het pand aan de [adres 2] te Heerlen ter beschikking te stellen;
Feit 2:samen met anderen elektriciteit heeft gestolen door middel van verbreking dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest door het pand aan de [adres 2] te Heerlen ter beschikking te stellen.
03/866268-16
op 22 maart 2015 te Heerlen voorwerpen te koop heeft aangeboden, verkocht heeft of in ieder geval voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of moest vermoeden dat ze bestemd waren om hennepkwekerijen mee op te zetten.

3.Onrechtmatige binnentreding 03/866251-16

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een vormverzuim, maar dat dit niet dient te leiden tot bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering. Volstaan kan worden met de enkele constatering van het vormverzuim. De officier van justitie heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Er is een machtiging verleend voor het binnentreden van het pand [adres 2] te Heerlen voor een lopend onderzoek tegen een andere verdachte, maar de verbalisanten zijn per abuis binnengetreden in [adres 3] te Heerlen. De verbalisanten zijn niet moedwillig of bewust het verkeerde pand binnengetreden. Er bestond verwarring over welke deur bij welk huisnummer hoorde. De verdachte heeft aan deze verwarring bijgedragen. Hij is eigenaar geweest van meerdere panden aan de [adres 3] en heeft de panden aangepast, ook intern. Hiermee heeft de verdachte het risico genomen dat het voor buitenstaanders onduidelijk was, welke (delen van) panden bij welke huisnummers hoorden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat het binnentreden op het verkeerde adres dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Subsidiair verzoekt de raadsman in de strafmaat met dit vormverzuiming rekening te houden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Voorbereidend onderzoek?
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, waaronder het arrest van de Hoge Raad van
1 december 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1889) met betrekking tot de doorwerking van vormverzuimen, volgt dat de toepassing van artikel 359a Sv onder meer is beperkt tot vormverzuimen die zijn begaan bij “het voorbereidend onderzoek” tegen de verdachte. Op grond van artikel 132 Sv moet hieronder worden verstaan, het onderzoek dat voorafgaat aan de behandeling ter terechtzitting. Onder die vormverzuimen zijn in het bijzonder ook begrepen normschendingen bij de opsporing. Blijkens artikel 132a Sv moet onder opsporing worden verstaan, het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen. Daarnaast heeft “het voorbereidend onderzoek” uitsluitend betrekking op het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit waarover de rechter die in artikel 359a Sv wordt bedoeld, heeft te oordelen. Artikel 359a Sv is dus niet van toepassing indien het verzuim is begaan buiten het verband van dit voorbereidend onderzoek. (Vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR: 2004:AM2533, rechtsoverweging 3.4.2 en HR 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:706, rechtsoverweging 4.3.).
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak geen sprake was van een voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit. Er liep immers een strafrechtelijk onderzoek naar een andere verdachte, en de machtiging tot binnentreden is verleend met het oog op het betreden van het pand van die verdachte. Per abuis zijn de verbalisanten in het pand van de verdachte binnengetreden, gelegen tussen de [huisnummers] , en troffen daar een hennepplantage aan.
Vormverzuim buiten het voorbereidend onderzoek
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat er onder omstandigheden een rechtsgevolg kan worden verbonden aan een vormverzuim dat niet is begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte. In deze rechtspraak ligt als algemene overkoepelende maatstaf besloten dat een rechtsgevolg op zijn plaats kan zijn indien het betreffende vormverzuim of de betreffende onrechtmatige handeling van bepalende invloed is geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit. (Zie onder meer HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889 en ECLI:NL:HR:2020:1890.).
De binnentreding van de verbalisanten in het pand van de verdachte kan worden bestempeld als een vormverzuim buiten het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte en is van bepalende invloed geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en de (verdere) vervolging van de hem ter zake van de onder parketnummer
03/866251-16tenlastegelegde feiten.
Rechtsgevolg?
De vraag is vervolgens of er een rechtsgevolg moet worden verbonden aan dit vormverzuim. Hierbij moet blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad aansluiting worden gezocht bij de maatstaven die zijn ontwikkeld met betrekking tot de verschillende rechtsgevolgen die aan een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv kunnen worden verbonden.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval volstaan kan worden met de constatering dat er sprake is van een vormverzuim. De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat uit het dossier volgt dat een duidelijke aanduiding van de huisnummers bij de buitendeuren van de panden aan de [adres 3] ontbrak. Ook bij de gemeente was de indeling en aanduiding van de verschillende huisnummers onjuist geregistreerd. Voorts was de eigendomssituatie van de verschillende panden onduidelijk. Er kan de verbalisanten gelet hierop slechts in zeer geringe mate verweten worden dat zij het verkeerde pand zijn binnengetreden. De verbalisanten hebben te goeder trouw gehandeld en waren bij het binnentreden in de veronderstelling dat zij het juiste pand betraden, een pand zonder huisnummer, gelegen tussen de [huisnummers] .

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
03/866251-16
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1, in de primaire variant, namelijk het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 2052 hennepplanten. De verdachte had wetenschap van de hennepplantage in zijn pand en had hier ook beschikkingsmacht over. De verdachte heeft dit ook bekend.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de subsidiaire variant, te weten medeplichtigheid aan diefstal van stroom. De verdachte heeft zijn pand ter beschikking gesteld voor het opzetten van een hennepplantage en hij wist dat er stroom werd gestolen. De verdachte had het zegel van de elektriciteitsmeter in zijn bezit en hij wist dat er met de elektriciteitsmeter geknoeid zou gaan worden.
03/866268-16
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de verdachte voor dit ten laste gelegde feit. Niet kan worden bewezen dat de verdachte de goederen die op de tenlastelegging staan vermeld, voorhanden had terwijl hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat ze bestemd waren voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
03/866251-16
De verdachte heeft bekend dat hij een hennepplantage in zijn pand had, maar heeft ontkend dat hij zich bezig hield met de hennepteelt. Indien de rechtbank niet tot het oordeel komt dat het vormverzuim dient te leiden tot bewijsuitsluiting, kan feit 1 bewezen worden verklaard, met dien verstande dat slechts het aanwezig hebben van de hennepplanten, tezamen met anderen, bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De verdachte heeft zijn pand ter beschikking gesteld voor het opzetten van een hennepkwekerij, maar hij wilde niet dat de stroom buiten de meter om zou worden afgetapt. Wat de verdachte wel wilde, was de meterstand laten terugdraaien, echter dat dient gekwalificeerd te worden als oplichting en niet als diefstal. Oplichting is niet ten laste gelegd.
03/866268-16
De raadsman heeft – net als de officier van justitie – integrale vrijspraak bepleit nu niet kan worden bewezen dat de verdachte de goederen die op de tenlastelegging staan vermeld, voorhanden had terwijl hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat ze bestemd waren voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De verdachte had de goederen juist – gelet op de inwerkingtreding van artikel 11a van de Opiumwet kort daarvoor– in een aparte ruimte gezet, omdat hij ze niet meer wilde verkopen, maar terug wilde geven aan de groothandel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
03/866251-16
Feit 1:
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het ten laste gelegde feit, in de primaire variant, ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het feit, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, wettig en overtuigend bewezen, op grond van:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2023;
  • het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 12 augustus 2014, p. 1 t/m 5 van de doornummering.
Vrijspraak feit 2:
Aan de verdachte is – kort gezegd - diefstal van stroom, door middel van braak/verbreking, ten laste gelegd.
Tijdens zijn eerste verhoor op 14 januari 2014 heeft de verdachte verklaard dat hij tegen de personen die de hennepkwekerij aanlegden, had gezegd dat ze de stroom niet illegaal buiten de meter om mochten aftappen omdat hij geen brandgevaar wilde creëren, maar dat ze de elektriciteitsmeter wel konden terugdraaien. Deze personen zouden iemand kennen die de elektriciteitsmeter kon terugdraaien. Ter terechtzitting heeft de verdachte deze verklaring herhaald.
Uit het dossier volgt dat er met het zegel van de elektriciteitsmeter was gefraudeerd en dat de elektriciteitsmeter was beschadigd. Ook was de hoofdbeveiliging verzwaard door het plaatsen van zwaardere zekeringen. Door de manipulatie van de elektriciteitsmeter werd de afgenomen elektriciteit niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
De rechtbank constateert dat uit het dossier niet volgt dat de hennepkwekerij werd voorzien van stroom door middel van een illegale aftakking buiten de elektriciteitsmeter om. Wellicht is de elektriciteitsmeter wel teruggedraaid, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. Zou de elektriciteitsmeter al zijn teruggedraaid, dan overweegt de rechtbank dat dit geen diefstal oplevert. De afname van elektriciteit wordt immers ook na het terugdraaien van de tellers gewoon via de meter geregistreerd. Het terugdraaien van de tellers zorgt er slechts voor dat een hoeveelheid reeds afgenomen elektriciteit wordt verhuld; niet de nadien afgenomen elektriciteit. De elektriciteit waar het om gaat, was al verbruikt en is mitsdien niet weggenomen in de zin van artikel 310 Sr.
In feite wordt er dan gefraudeerd met de registratie van de hoeveelheid reeds afgenomen elektriciteit. Het verbreken en verwijderen van de verzegeling en het terugdraaien van de tellers zou in dat verband kunnen worden beschouwd als listige kunstgrepen om een inschuld van [benadeelde partij] te voorkomen. In zoverre kan de rechtbank de raadsman volgen in diens standpunt dat er mogelijk sprake is van oplichting, maar dat is niet ten laste gelegd. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde.
03/866268-16
Niet ter discussie staat dat er in het pand van de verdachte aan de [adres 2] te Heerlen een groot aantal goederen is aangetroffen, die kunnen worden aangewend ten behoeve van het kweken van hennep. De goederen stonden verspreid over twee ruimtes, te weten een winkelruimte en een opslag. De goederen die door de politie in beslag zijn genomen en ook op de tenlastelegging staan vermeld, stonden in de opslag.
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet. Of dit zo is hangt allereerst af van de vraag of de bedoelde goederen bestemd waren tot het plegen van het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf (artikel 11 derde lid Opiumwet) dan wel op het telen van een grote hoeveelheid hennep (artikel 11 vijfde lid Opiumwet), en voorts van de vraag of de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die goederen daarvoor bestemd waren. Artikel 11a Opiumwet richt zich niet op de bestrijding van alle hennepteelt, maar nadrukkelijk op de bestrijding van professionele/bedrijfsmatige teelt en/of grootschalige teelt.
Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde moet derhalve eerste worden vastgesteld dat de aangetroffen goederen de hiervoor aangeduide bestemming hadden.
De verdachte heeft onbestreden uitgelegd dat hij de betreffende goederen, vanwege de inwerkingtreding van artikel 11a Opiumwet per 1 maart 2015, uit zijn winkel had gehaald en in de opslag had gestald. Dit heeft hij gedaan vóór 1 maart 2015. Deze goederen heeft hij in de opslag gestald, in afwachting van het moment dat de groothandel, die deze goederen aan hem had geleverd, die goederen zou ophalen. Vanwege de inwerkingtreding van artikel 11a Opiumwet had de verdachte de groothandel verzocht de goederen op te halen omdat hij de wet op dit punt niet wilde overtreden. Dit is ook door een medewerker van de groothandel bevestigd. De politie heeft op 10 maart 2015 onderzoek gedaan naar de webshop van de verdachte en heeft geconstateerd dat producten als kweektenten, gripzakken en koolstoffilters wel nog op de productenlijst voorkwamen, maar niet meer te bestellen waren. Deze constatering ondersteunt de verklaring van de verdachte dat hij deze voorwerpen vóór 1 maart 2015 wel nog verhandelde, maar per 1 maart 2015 niet meer.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting worden afgeleid dat de door de verdachte in de opslag gestalde voorwerpen konden worden aangewend voor het telen van hennep, maar niet dat ze bestemd waren voor de beroeps-of bedrijfsmatige teelt van hennep dan wel voor de grootschalige teelt van hennep. De verdachte had de voorwerpen immers juist uit het winkelgedeelte van zijn pand gehaald en in de opslag gestald. Tevens bood de verdachte deze voorwerpen – anders dan de voorwerpen die zich nog in het winkelgedeelte bevonden – niet langer online ter verkoop aan.
De conclusie is dat gelet op het voorgaande de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03/866251-16
Feit 1
op 14 januari 2014 te Heerlen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3] (
de rechtbank leest verbeterd 34)) een hoeveelheid van in totaal 2052 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. 03/866251-16 feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging in de strafzaak met parketnummer 03/866251-16. Indien de rechtbank toch tot een strafoplegging komt, dient volgens de raadsman in het bijzonder rekening te worden gehouden met de forse overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman pleit daarom subsidiair voor een geheel voorwaardelijke taakstraf, met daaraan gekoppeld een korte proeftijd van een dag, een week of een maand.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich op 14 januari 2014 schuldig gemaakt aan het in vereniging aanwezig hebben van 2052 hennepplanten. De verdachte heeft zich (wederom) in het illegale hennepcircuit begeven en heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de daaraan gerelateerde criminaliteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat de activiteiten waarmee de verdachte zich heeft ingelaten regelmatig gepaard gaan met overlast, geweld, bedreigingen en ripdeals. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de verdachte blijkens het strafblad d.d. 30 december 2022 in 2009 reeds tweemalen voor het medeplegen van hennepteelt en in 2020 voor medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B van de Opiumwet is veroordeeld.
Volgens het reclasseringsadvies d.d. 18 januari 2023 is de verdachte bereid en in staat om een taakstraf uit te voeren. Gelet op de stabiliteit in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het gegeven dat hij directeur is van meerdere ondernemingen, is het recidiverisico volgens de reclassering laag.
Volgens de LOVS-oriëntatiepunten kan er een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden worden opgelegd voor het voorhanden hebben van 500-1000 hennepplanten. In casu is er sprake van ruim 2000 planten. Tegelijkertijd is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing, vanwege de eerder genoemde veroordelingen die plaatsvonden na het plegen van onderhavig feit.
De rechtbank houdt verder rekening met het tijdsverloop in deze zaak. De redelijke termijn is aangevangen op 14 januari 2014, zijnde de datum waarop de verdachte voor het eerst is verhoord als verdachte. De rechtbank wijst nu, negen jaar na dato, pas vonnis. Dit betekent dat de redelijke termijn met zeven jaar is overschreden. Hoewel de raadsman heeft bepleit dat de verdediging belang had bij een snelle afdoening van de zaak en zich ook heeft ingespannen om het verloop van de zaak te bespoedigen, heeft de rechtbank ook geconstateerd dat de overschrijding van de redelijke termijn niet geheel aan het Openbaar Ministerie is te wijten. De verdediging heeft meerdere malen verzocht om aanhouding van de zaak, welke verzoeken ook zijn toegewezen. Desondanks heeft de behandeling van de zaak onredelijk lang geduurd. De rechtbank houdt hiermee rekening bij de strafoplegging.
Gelet op alle voornoemde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie en is zij alles afwegend van oordeel dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf van 80 uren, met aftrek van het voorarrest. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd van 1 jaar verbinden. Zij acht deze straf ondanks de overschrijding van de redelijke termijn, passend en geboden, omdat er sprake is van grootschalige hennepteelt en recidive.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
03/866251-16
De [benadeelde partij] vordert een materiële schadevergoeding van € 8.106,91 terzake van feit 2.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.

9.Het beslag

Verbeurdverklaring:
De rechtbank verklaart verbeurd de inbeslaggenomen 2052 hennepplanten.
Bewaring ten behoeve van rechthebbende:
De rechtbank bepaalt dat het zegel van de meterkast die niet van de verdachte is, moet worden bewaard voor de rechthebbende.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
03/866251-16
- spreekt de verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;

03/866268-16

- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde;

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 1 jaar zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt
Benadeelde partij
- verklaart de [benadeelde partij] , gevestigd te 's-Hertogenbosch, niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 2052 hennepplanten;
  • gelast teruggave 1 zegel, meterkast, aan de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. R.C.A.M. Philippart en mr. V.C. Andeweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Rie, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2023.
Buiten staat
Mrs. Philippart en Andeweg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 januari 2014 te Heerlen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een
pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2052
hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 14 januari 2014 te
Heerlen met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft/hebben gehad in een pand aan de [adres 2] (een)
hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 2052 hennepplanten, althans
een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot
en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 14 januari 2014 te Heerlen,
in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven
persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter
beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 14 januari 2014
te Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
een onbekend gebleven persoon in of omstreeks de periode van 1 november 2013
tot en met 14 januari 2014 te Heerlen tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een pand gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een
hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte,
waarbij die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks
de periode van 1 oktober 2013 tot en met 14 januari 2014 te Heerlen en/of
elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft door voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter
beschikking te stellen;
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 866268-16
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2015 in de gemeente Heerlen
stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop
aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of
voorhanden gehad, te weten
- 732 verpakkingen inhoudende groei/bloeimiddelen, althans een grote
hoeveelheid groei/bloeimiddelen en/of
- 129 transformatoren, althans een grote hoeveelheid transformatoren en/of
- 7 snelheidsregelaars, althans een hoeveelheid snelheidsregelaars en/of
- 3714 kweekpotten, althans een grote hoeveelheid kweekpotten en/of
- 4 dompelpompen, althans een hoeveelheid dompelpompen en/of
- 2 luchtafzuigers, althans een hoeveelheid luchtafzuigers en/of
- 37 koolstoffilters, althans een hoeveelheid koolstoffilters en/of
- 5 dempers, althans een hoeveelheid dempers en/of
- 27 slakkenhuizen, althans een hoeveelheid slakkenhuizen en/of
- 51 assimilatielampen, althans een hoeveelheid assimilatielampen en/of
- 106 armaturen, althans een hoeveelheid armaturen en/of
- 4 ventilatoren, althans een hoeveelheid ventilatoren en/of
- 6 koppelstukken, althans een hoeveelheid koppelstukken en/of
- 3 schakelborden, althans een hoeveelheid schakelborden en/of
- 5 tijdschakelaars, althans een hoeveelheid tijdschakelaars en/of
- 2 weegschalen, althans een hoeveelheid weegschalen en/of
- een ph meter en/of
- 4 kachels, althans een hoeveelheid kachels,
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van
de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, leiding district Heerlen, registratienummer PL2400-2014005113, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 260.