3.3Het oordeel van de rechtbank
Brandstichting [adres 4] te Horn d.d. 1 februari 2021
Aangever [aangever 1] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik doe aangifte van brandstichting. Op maandag 1 februari 2021, omstreeks 02.05 uur, werd ik wakker gemaakt door de buurman. Ik was namelijk aan het slapen in mijn woning, welke gelegen is aan de [adres 4] te Horn. Op het moment dat ik wakker werd gemaakt, hoorde ik van mijn buren dat de coniferen naast mijn woning in brand stonden. Ik ben meteen naar buiten gegaan en zag inderdaad dat de coniferen naast mijn woning in brand stonden. Mijn achtertuin is afgesloten middels een schutting. In de tuin, tegen de coniferen en schutting aan, had ik een afvalbak staan. Deze afvalbak is geheel afgebrand. Ik hoorde van de brandweer dat de brand hier begonnen is. Ik weet zeker dat ik niets brandbaars in de afvalbak had liggen. Het is duidelijk dat het hier om brandstichting gaat. Mijn coniferen stonden over een meter of tien. Deze zijn geheel afgebrand. De coniferen staan naast de woning tegen de schutting. De vlammen van de brand waren zo hoog dat ze tegen de gevel van mijn woning kwamen. Als ze mij niet op tijd hadden wakker gemaakt was mijn woning ook nog in brand gevlogen.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relateren – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op maandag 1 februari 2021, omstreeks 02.10 uur, kregen wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de melding om te gaan naar de [adres 4] te Horn in verband met een coniferenbrand. Wij hoorden dat de brand was begonnen in de achtertuin van de woning bij de afvalbak. Wij hoorden van de bewoner dat de gehele tuin afgesloten was en dat er niets in de afvalbak lag wat brandbaar was. Wij zagen dat de gehele coniferen waren afgebrand. Wij zagen dat de coniferen de tuin afsloten en grensden aan de woning. Wij zagen dat de gehele coniferen, dit betrof ongeveer tien meter, geheel waren afgebrand. Wij hoorden van de brandweer dat de vlammen bijna over waren geslagen op de gevel van de woning.
Aangever [aangever 2] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 1 februari 2021, rond 01.45 uur, was er op het begin van onze straat een coniferenbrand. De politie en brandweer waren nog geen 30 minuten weg en toen was het bij ons raak. Ik weet ook 100 procent zeker dat dit is aangestoken door een persoon, omdat het al een langere tijd regent. Door de regen van de afgelopen tijd is alles vochtig.
Verbalisant [verbalisant 3] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik, [verbalisant 3] , ben gecertificeerd diensthondengeleider en deed dienst met mijn eveneens gecertificeerde diensthond Spike. Op maandag 1 februari 2021 omstreeks 02.10 uur was er een coniferenbrand gelegen aan de hoek [adres 4] en [adres 5] . Omstreeks 03.17 uur kreeg ik het verzoek van de regionale meldkamer om te gaan naar een brand in een schuurtje aan de [adres 5] te Horn. Ik, [verbalisant 3] , heb vervolgens mijn gecertificeerde diensthond uit mijn voertuig gehaald en ben gaan zoeken de PD dat door de verdachte was achtergelaten. De plaats van aanvang was in de achtertuin van [adres 8] te Horn. De achtertuin van deze woning grenst aan de schuur welke in brand was gestoken bij de [adres 5] te Horn. Ik zag dat mijn diensthond meteen spoor pakte. Vanuit [straatnaam 1] liep diensthond Spike in de richting van het [adres 7] waar hij bij een zijdeur bleef staan op huisnummer [X] te Horn. Na een korte rustpauze heb ik met diensthond Spike weer een spoor opgepakt dat uiteindelijk via de achtertuin van het perceel nummer [X] uitkwam bij de PD (
naar de rechtbank begrijpt: plaats delict) waar eerder die nacht ook brand was gesticht. Dit was op de [adres 4] te Horn.
Verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] relateren – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op maandag 1 februari 2021 hebben wij, verbalisanten [verbalisant 6] , [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , van 09.00 uur tot 12.00 uur een buurtonderzoek uitgevoerd in de omgeving van de brandstichting op de [adres 5] te Horn. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , ben aangegaan op het adres [adres 9] in Horn. Aan de gevel van deze woning is een camera bevestigd die gericht is op het [adres 9] en de [adres 4] . Ook is op deze camera het adres van de brandstichting, de [adres 4] te Horn, te zien. Ik heb de beelden van deze camera bekeken op een tablet van de bewoners. Ik zag op de beelden op de tablet bovenaan een datum en tijd. Het moment dat er een persoon linksboven in beeld gelopen komt was: 1 februari 2021 om 01.44.56 uur. Ik zie dat deze persoon richting het adres waar de brandstichting is geweest, de [adres 4] te Horn, loopt. Op de beelden zie ik dat de persoon daar stil staat. Hierna zie ik de persoon even niet meer. Ik zie op de beelden dat er een lichtbron ontstaat op de plek van de brandstichting. Ik zie vervolgens dat deze persoon op 1 februari 2021 om 01.48.59 uur wegrent in de richting van de [straatnaam 3] in
Horn. Deze datum en tijd komen overeen met de werkelijke tijd. Hierna zie ik op de beelden dat de lichtbron groter wordt en zie ik boven de lichtbron rook ontstaan.
Verbalisant [verbalisant 7] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , was belast met het onderzoek naar de camerabeelden.
Beelden [adres 6]
Ik zag dat het beveiligingscamera’s waren van het [adres 6] nummer [X] te Horn. Ik zag dat de camera gericht was op het [adres 6] in de richting van [adres 4] . Van de bewegende beelden zijn screenshots genomen. Ik zag dat het aantal screenshots zes was. Ik zag dat de datum van de beelden 01-02-2021 betrof. Ik zag dat de beelden waren opgenomen tussen 02:52:00 uur en 02:55:00 uur. De tijd op de camerabeelden betreft de zomertijd. Tevens loopt de tijd enkele minuten voor op de daadwerkelijke tijd. Ter verduidelijking wordt hieronder de wintertijd beschreven.
Inhoud beelden
Op afbeelding 1 wordt de camerastand van de beveiligingscamera van [adres 6] weergegeven. De camera staat in de richting van [adres 4] gericht.
Op afbeelding 2 zag ik om 01:52:40 uur een persoon vanuit de [adres 4] in beeld komen lopen in de richting van het [adres 6] .
Op afbeelding 3 zag ik om 01:52:53 uur dat de persoon met regelmaat achterom kijkt. Ik zag dat de persoon halverwege het pad begon te rennen.
Op afbeelding 4 zag ik om 01:53:03 uur dat de persoon middels zijn linkerhand zijn capuchon afzet. Ik zag dat deze persoon nog steeds aan het rennen was.
Op afbeelding 5 om 01:53:03 uur kan ik de persoon als volgt omschrijven:
- manspersoon;
- blank;
- kort, lichte haar;
- donkere jas;
- een donkere broek die vanaf de onderbenen een lichte kleur vertoont op de beelden;
- donkere schoenen die reflecteren vanwege de straatverlichting.
Op afbeelding 6 zag ik om 01:53:04 uur dat de persoon in de richting van de [straatnaam 2] uit beeld rende.
Op afbeelding 7 zag ik om 01:54:18 uur dat er steeds een fellere lichtbron oplichtte in de richting waaruit de persoon vandaan rende.
Beelden [adres 7]
Ik zag dat het beveiligingscamera’s waren binnen en buiten het pand [adres 7] te Horn. Ik zag dat er drie camerastanden waren. Eén camera nam de voorzijde van het pand op en staat schuin gericht in de richting van [straatnaam 1] . Eén camera staat schuin gericht op de centrale voordeur, gelegen rechts naast het pand. Eén camera staat gericht binnen in het pand op de centrale voordeur. Van de bewegende beelden zijn screenshots genomen. Ik zag dat het aantal screenshots zes was. Ik zag dat er op de beelden binnen in het pand geen data dan wel tijden stonden. Ik zag dat er op de buitenbeelden wel de datum en tijd weergegeven stonden. Tijdens het ontvangen van de beelden heeft de betrokkene mij dezelfde beelden middels whatsapp verstuurd waar wel de datum en de tijden opstaan. De beelden lopen exact als de daadwerkelijke tijd en wijken niet af. De beelden zijn allen opgenomen op maandag 1 februari 2021.
Inhoud beelden
Op afbeelding 1 zag ik om 01:04 uur dat de loopverlichting aangaat. Ik zag een persoon links in beeld lopen die ik als volgt kan omschrijven:
- manspersoon;
- blank;
- rossig, korte lichte haren;
- donkere jas met een capuchon;
- donkere broek met opvallende gele strepen aan beide buiten zijkanten, mij ambtshalve bekend van het merk Adidas;
- donkere schoenen.
Op afbeelding 3 zag ik om 01:51:02 uur dat dezelfde persoon aan komt rennen vanaf de hoofdweg [adres 7] . Ik zag dat hij de trap oprende en vervolgens zijn pas verminderde. Ik zag dat hij links het beeld weer uitging.
Op afbeelding 5 zag ik om 01:51 uur dat genoemd persoon binnenkomt.
Op afbeelding 6 zag ik dat de persoon dezelfde kleding aan heeft als het moment waarop hij was vertrokken.
Verbalisant [verbalisant 8] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt:
Tijdens een buurtonderzoek dat op 1 februari 2021 plaatsvond in de omgeving van de [adres 4] te Horn werd op gevorderde camerabeelden gezien dat op 1 februari 2021 te 01:44 uur een persoon in het donker gekleed naar de plaats van de brand liep. Tevens waren er beelden dat een persoon, nadat de heg vlam vatte, wegrende uit de richting van de [adres 4] en dat op de achtergrond een lichtflits te zien was. Deze persoon werd door mij, verbalisant [verbalisant 8] , herkend als de verdachte [verdachte] .
Getuige [getuige 1] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben huurder (
naar de rechtbank begrijpt: verhuurder) van het pand [adres 7] nummer [X] te Horn. Ik beschik en beheer tevens over alle beveiligingscamera’s in en rondom het pand. Ik heb een ‘Nest camera’ om te zien wie er allemaal het pand in- en/of uitgaan. Op 1 februari 2021 is er in de nacht één (1) persoon om 01:51 uur naar binnengegaan. Ik identificeer hem als [verdachte] . Ik ken hem omdat [verdachte] bij mij een huurcontract heeft tot 31 maart 2021.
Medeverdachte [medeverdachte] verklaarde als getuige ter terechtzitting in de zaak van verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:
Verdachte heeft mij verteld dat hij de brand aan de coniferen op 1 februari 2021 heeft gesticht.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt:
U, voorzitter, houdt mij voor dat zich beelden van het [adres 7] in het dossier bevinden en getuige [getuige 1] heeft verklaard mij te herkennen op de beelden. Dat klopt.
Brandstichting [adres 2] te Horn d.d. 19 januari 2021
Aangever [aangever 3] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik doe aangifte van brandstichting gepleegd op 19 januari 2021 tussen 4:30 uur en 5:00 uur. Het pand dat in brand stond is geheel eigendom van mij en meneer [naam] . Er was geen enkele aanleiding dat er brand in het pand kon ontstaan aangezien het om een leegstaand pand gaat en de elektriciteit en het gas afgesloten waren. Op dinsdag 19 januari 2021 hoorde ik, [aangever 3] , van mijn kinderen dat de panden die ik samen had gekocht met meneer [naam] in brand hadden gestaan. Bij de voordeur van [adres 2] nummer vijf bevindt zich een meterkast met daarin een elektriciteitskast waarvan ik de hoofdschakelaar heb uitgeschakeld. Bij de voordeur van [adres 2] nummer zeven bevindt zich een meterkast met daarin een elektriciteitskast waarvan ik de hoofdschakelaar niet heb uitgeschakeld. Hier was één elektriciteitsgroep actief voor het alarmsysteem in het pand. Het gas is nooit open geweest. Ik vond het opvallend dat de ruimte bij de voordeur van [adres 2] nummer zeven onbeschadigd was. Hier bevond zich de meterkast met daarin de enige elektriciteitsgroep die actief was. Ik concludeer hieruit dat de brand niet bij de actieve elektriciteitsgroep is ontstaan. Ik weet zeker dat er verder niets in het pand aanwezig was wat de brand kon veroorzaken. Tevens had het flink geregend die nacht. Ik en meneer [naam] vermoeden dat de brand in het pand bewust is aangestoken.
Aangeefster [aangever 4] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Mijn naam is [aangever 4] , zijnde de zus van [benadeelde 1] . Mijn broer is eigenaar van het pand gelegen aan de [adres 2] nummer [X] te Horn. Ik weet alleen dat er een jongen en een meisje de politie hebben gebeld. Dat was volgens mij om half 5 ‘s morgens, maar dat weet ik niet meer precies. Mijn broer woont in de buurt en hoorde de sirenes van de brandweer. Hij heeft toen op de meldingen site gekeken, de C2000 website, om te kijken wat er aan de hand was. Toen zag hij de straatnaam [adres 2] staan. Ik weet dat mijn broer er toen naartoe is gegaan. Later belde de brandweer mij met het verzoek om de deuren te openen dus ben ik er ook naartoe gegaan. Volgens mij was de brandweer daar om 5 uur ‘s morgens. Het pand op nummer [X] stond dus in brand en ons pand zit rechts hieraan vast. In eerste instantie zou de schade aan ons pand wel meevallen omdat de vlammen niet zichtbaar waren overgeslagen, maar nadat alle experts waren geweest bleek het wel erger te zijn. Het plafond is er bijvoorbeeld helemaal uit en daar heeft het gewoon gebrand. Er bleek dus via het dak in het plafond te zijn gaan branden. We hebben nu wel veel schade aan ons pand. Het plafond is eruit, er moet een nieuw dak op en er is veel rookschade binnen.
Verbalisant [verbalisant 7] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , was belast met het onderzoek naar de camerabeelden.
Beelden [adres 7]
Ik zag dat het beveiligingscamera’s waren binnen en buiten het pand [adres 7] te Horn. Ik zag dat er één camera buiten schuin gericht stond op de centrale voordeur, gelegen rechts naast het pand. Eén camera staat gericht binnen in het pand op de centrale voordeur. Van de bewegende beelden zijn screenshots genomen. Ik zag dat het aantal screenshots zestien was. Ik zag dat er op de beelden binnen in het pand geen data dan wel tijden stonden. Ik zag dat er op de buitenbeelden wel de datum en tijd weergegeven stonden. Tijdens het ontvangen van de beelden heeft de betrokkene mij dezelfde beelden middels whatsapp verstuurd waar wel de datum en de tijden opstaan. Ik zag dat de datum van de beelden 19-01-2021 betrof. Ik zag dat de beelden waren opgenomen tussen 02:00 uur en 04:30 uur. De beelden lopen exact als de daadwerkelijke tijd en wijken niet af. De beelden zijn allen opgenomen op dinsdag 19 januari 2021.
Inhoud beelden
Op afbeelding 1 zag ik om 02:40 uur persoon 1 lopen in de richting van de centrale toegangsdeur binnen in het pand [adres 7] nummer [X] .
Op afbeelding 2 (
naar de rechtbank begrijpt: afbeelding 4) zag ik dat persoon 2 in beeld komt.
Op afbeelding 6 zag ik dat beide personen naar buiten lopen.
Op afbeelding 8 om 02:41:21 uur zag ik dat beide personen vertrekken in de richting van de hoofdweg [adres 7] . Ik zag dat ze vervolgens rechtsaf slaan en lopen de woning op rechts voorbij.
Op afbeelding 9 om 03:59:36 uur zag ik persoon 1 uit de richting van [straatnaam 1] lopen in de richting van de centrale toegangsdeur.
Op afbeelding 12 zag ik dat persoon 2 uit de richting van de hoofdweg [adres 7] komt aangelopen. Ik zag dat persoon 1 samen met hem meeloopt naar de centrale toegangsdeur.
Op afbeelding 14 zag ik dat persoon 2 de centrale toegangsdeur middels een sleutel openmaakt. Ik zag dat beide personen het pand binnenlopen.
Op afbeelding 15 en 16 zag ik de binnenkomst van beide personen in het pand. Ik zag dat beide personen dezelfde kleding aan hadden als het moment dat ze het pand hadden verlaten.
Bij het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 7] zijn de screenshots als bijlagen toegevoegd.Bij afbeelding 12 is gerelateerd dat om 04:11:46 uur persoon 2 uit de richting van de hoofdweg [adres 7] komt aangelopen.
Getuige [getuige 1] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben huurder (
naar de rechtbank begrijpt: verhuurder) van het pand [adres 7] nummer [X] te Horn. Ik beschik en beheer tevens over alle beveiligingscamera’s in en rondom het pand. Ik heb een ‘Nest camera’ om te zien wie er allemaal het pand in- en/of uitgaan. Op 19 januari 2021 om 04:13 uur zie ik dat [verdachte] (eerste persoon in beeld) en [medeverdachte] binnenkomen.
Verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 8] relateren – zakelijk weergegeven – als volgt:
Wij deden onderzoek aan de communicatiedrager Smartphone OPPO A5 2020, telefoonnummer [telefoonnummer 1] , zijnde de gsm van de verdachte [medeverdachte] (
naar de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]). Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] komt voor in de in- en uitgaande oproepen en de chats in Whatsapp. De gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’ staat hierbij genoemd. Dit telefoonnummer is in gebruik bij de verdachte [verdachte] . Wij zagen dat er op 18 en 19 januari 2021 WhatsApp-gesprekken hebben plaatsgevonden tussen de telefoon van [verdachte] en [medeverdachte] bovengenoemd.
Bij het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 8] zijn WhatsApp-gesprekken als bijlagen toegevoegd.Uit de WhatsApp-gesprekken volgt onder meer – zakelijk weergegeven – de navolgende gesprekken op 19 januari 2021:
Tijd (UTC+0)
Naam afzender
Naam ontvanger
Bericht
02:53:48
[telefoonnummer 1] (hierna: [medeverdachte] )
[telefoonnummer 2]
(hierna: [verdachte] )
Waar
02:53:52
[medeverdachte]
[verdachte]
Ben
02:53:54
[medeverdachte]
[verdachte]
Je
03:01:38
[medeverdachte]
[verdachte]
K kom niet binnen man
03:01:43
[medeverdachte]
[verdachte]
Heb de sleutel niet bij..
04:22:56
[verdachte]
[medeverdachte]
[medeverdachte]
04:23:00
[verdachte]
[medeverdachte]
Kom eens
04:23:03
[medeverdachte]
[verdachte]
Ja?
04:23:22
[verdachte]
[medeverdachte]
Je kunt hier uit raam kijke
04:23:25
[verdachte]
[medeverdachte]
Man wtf
04:23:39
[medeverdachte]
[verdachte]
Hmm okeoke k kom hah
04:50:53
[verdachte]
[medeverdachte]
Jow
04:50:55
[verdachte]
[medeverdachte]
[medeverdachte]
04:53:05
[verdachte]
[medeverdachte]
[medeverdachte]
05:18:27
[verdachte]
[medeverdachte]
kom eenw
05:18:47
[medeverdachte]
[verdachte]
Noo man k blijf liggen man
05:18:53
[medeverdachte]
[verdachte]
Wat is er dan?
05:18:59
[verdachte]
[medeverdachte]
Jonge wtf
05:19:21
[medeverdachte]
[verdachte]
Wat is er haha?
05:19:29
[verdachte]
[medeverdachte]
Kom eens
05:20:00
[verdachte]
[medeverdachte]
Kom eens
05:20:23
[medeverdachte]
[verdachte]
Oke
05:21:43
[verdachte]
[medeverdachte]
Eeey
05:21:53
[verdachte]
[medeverdachte]
Kom eens man
05:22:04
[medeverdachte]
[verdachte]
Ja k ben omw
10:46:31
[medeverdachte]
[verdachte]
Jooo
10:46:34
[medeverdachte]
[verdachte]
Wakker?
10:54:58
[verdachte]
[medeverdachte]
Ja
10:55:52
[verdachte]
[medeverdachte]
??
10:58:17
[medeverdachte]
[verdachte]
Oke mooi hahah
10:58:24
[medeverdachte]
[verdachte]
En beetje rustiger al?
11:01:25
[verdachte]
[medeverdachte]
Enne
11:03:10
[medeverdachte]
[verdachte]
Dat t goed komt haha
11:03:47
[verdachte]
[medeverdachte]
Poqh man kom gewoonhierheen
Op 10 februari 2021 werd de smartphone, Huawei P30 Pro, met goednummer PL2300-2020176629-1392418 van verdachte in beslag genomen.
Verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 7] relateren – zakelijk weergegeven – als volgt:
Er werd een onderzoek ingesteld naar gegevens op onderstaande gegevensdrager.
Omschrijving goed:
Goed: smartphone;
Merk: Huawei;
Type: P30 Pro;
Goednummer: 1392418.
Wij, verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 7] , zagen de volgende gegevens van de voornoemde smartphone: video van de brand op 19 januari 2021 ter hoogte van [adres 2] te Horn. De video is gemaakt op het moment dat de brandweer al ter plaatse is.
Getuige [getuige 2] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik woon op hetzelfde adres als [verdachte] en [medeverdachte] , [adres 7] te Horn. Mijn kamer is recht tegenover de kamer van [verdachte] op de 1e verdieping. In de nacht van de brand bij dat Chinese restaurant werd ik ‘s nachts gebeld door [medeverdachte] . De volgende ochtend rook het erg naar brandlucht op de 1e verdieping waar Mike en ik wonen. Op de begane grond rook ik die brandlucht een stuk minder.
Medeverdachte [medeverdachte] verklaarde als getuige ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik weet zeker dat verdachte de brand bij het wokcentrum op 19 januari 2021 heeft gesticht. U, voorzitter, houdt mij voor dat ik weet van de brand bij het wokcentrum op 19 januari 2021 omdat verdachte dat tegen mij heeft gezegd en dat ik heb verklaard dat verdachte heeft verteld dat de brand groter was geworden en was overgeslagen naar het poolcentrum. Dat klopt.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt:
U, voorzitter, houdt mij voor dat er beelden zijn opgevraagd van het [adres 7] en dat ik bij de politie heb verklaard dat het klopt dat ik degene ben die het pand verlaat en weer terugkomt. Dat klopt. Ik ging een rondje lopen. Achter het pand liggen weilanden en daar wilde ik nog gaan kijken en wandelen.
Brandstichting [adres 1] te Horn d.d. 4 januari 2021
Aangeefster [aangever 5] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik wens aangifte te doen van brandstichting gepleegd op 4 januari 2021 om 05:31 uur. Op maandag 4 januari 2021, omstreeks 06.15 uur, bevond ik mij in mijn woning gelegen aan de [adres 10] te Horn. Ik werd toen gebeld door de politie met de mededeling dat er brand was in de schuur gelegen aan de [adres 1] te Horn. Deze schuur en de boerderijen en stallen die hierbij liggen zijn mijn eigendom. De boerderij en stallen zijn niet meer bewoond. Er is geen stromend water meer en geen gas of elektriciteit. Het bleek dat de koeienstal die aan de achterzijde op het terrein ligt was afgebrand. Ik begreep van mijn schoonbroer dat er asbest was vrijgekomen. De brand moet wel aangestoken zijn. In het pand is geen gas of elektriciteit dus hierdoor kan de brand niet zijn veroorzaakt. Naast de schade aan de schuur ben ik verantwoordelijk voor het opruimen van het vrijgekomen asbest. Dit kost mij 30.000 euro exclusief BTW. Genoemde koeienstal is geheel mijn eigendom.
Verbalisant [verbalisant 7] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op maandag 4 januari 2021 is er een brand ontstaan in een stal/bijgebouw van een verlaten boerderij. Op zaterdag 6 februari 2021 werd er middels een vordering beelden opgevraagd van [adres 7] te Horn van de datum 4 januari 2021 tussen de tijdstippen 03:00 uur en 08:00 uur.
Beelden [adres 7] nummer [X]
Ik zag dat het beveiligingscamera’s waren binnen het pand [adres 7] te Horn. Ik zag dat deze gericht stond binnen in het pand op de centrale toegangsdeur. Van de bewegende beelden zijn screenshots genomen. Ik zag dat het aantal screenshots vier was. Ik zag dat er op de beelden binnen in het pand geen data dan wel tijden stonden. Ik zag dat er onder het beeld een pop-up scherm te zien was met de datum 4 januari 2021 en verschillende tijdstippen. De beelden lopen exact als de daadwerkelijke tijd en wijken niet af. De beelden zijn allen opgenomen op maandag 4 januari 2021.
Inhoud beelden
Op afbeelding 1 zag ik om 04:28 uur een persoon links in beeld lopen.
Ik zag op afbeelding 2 en 3 (
naar de rechtbank begrijpt: afbeelding 1 en 2) persoon 2.
Op afbeelding 4 en 5 (
naar de rechtbank begrijpt: afbeelding 3 en 4) zag ik dat bovengenoemde personen het pand om 05:17 uur weer binnenkwamen. Ik zag dat ze beide dezelfde kleding aanhadden als het moment waarop ze waren vertrokken.
Verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 8] relateren – zakelijk weergegeven – als volgt:
Wij deden onderzoek aan de communicatiedrager Smartphone OPPO A5 2020, telefoonnummer [telefoonnummer 1] , zijnde de gsm van de verdachte [medeverdachte] (
naar de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]). Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] komt voor in de in- en uitgaande oproepen en de chats in Whatsapp. De gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’ staat hierbij genoemd. Dit telefoonnummer is in gebruik bij de verdachte [verdachte] . Wij zagen dat er op 4 januari 2021 WhatsApp-gesprekken hebben plaatsgevonden tussen de telefoon van [verdachte] en [medeverdachte] bovengenoemd.
Bij het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 8] zijn WhatsApp-gesprekken als bijlagen toegevoegd.Uit de WhatsApp-gesprekken volgt onder meer – zakelijk weergegeven – de navolgende gesprekken op 4 januari 2021:
Tijd (UTC+0)
Naam afzender
Naam ontvanger
Bericht
13:17:03
[telefoonnummer 2]
(hierna: [verdachte] )
[telefoonnummer 1] (hierna: [medeverdachte] )
Joow
13:17:07
[verdachte]
[medeverdachte]
Kijk eenw
13:17:24
[verdachte]
[medeverdachte]
Nu moet het wel eropnstaan
13:20:18
[medeverdachte]
[verdachte]
Nee staat er nog niet op…
13:20:34
[medeverdachte]
[verdachte]
Heb je toevallig een aansteker haha die ik ff mag lenen
13:20:46
[verdachte]
[medeverdachte]
Dat MOET MAN
Medeverdachte [medeverdachte] verklaarde als getuige ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt:
Verdachte [verdachte] heeft de brand bij de stal op 4 januari 2021 gesticht. Hij heeft mij dat die nacht dat het gebeurd was verteld. Hij moest mij iets zeggen. Hij had iets gedaan waar hij niet zo blij mee was. Hij bedoelde de brandstichting. Hij heeft mij letterlijk gezegd dat het om de stal ging. Het klopt dat wij die nacht samen buiten waren. Ik was een jointje gaan roken en ik had even geen zin in mensen om mij heen. Het ging niet goed met mij. Toen ben ik terug naar dat weggetje gelopen en verdachte was daar nog. Wij zijn bij ons op de kamer gaan chillen en toen zei hij dat. U, officier van justitie, vraagt mij wat verdachte bedoelde met het bericht ‘Nu moet het wel erop staan’ van 4 januari 2021. De site P2000 ken ik van verdachte. Daarop kunnen meldingen worden bekeken. Ik moest voor hem checken of er iets op stond. Ik heb gekeken of de brand erop stond.
Verdachte verklaart bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt:
U, verbalisant, houdt mij voor dat op maandag 4 januari 2021 te 05:32 uur brand werd ontdekt in een stal van een boerderij op de [adres 1] te Horn. U, verbalisant, houdt mij voor dat jullie camerabeelden hebben gezien dat ik met [medeverdachte] een uur voor die brand onze woning verlaten en kort voor het ontdekken van die brand weer thuis komen. Zou kunnen. U, verbalisant, toont mij drie foto’s en vraagt mij of dat kan kloppen. Op die foto dat zijn wij.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de woonplaats Horn in de gemeente Leudal gelegen is.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 1 februari 2021, 19 januari 2021 en 4 januari 2021 is een brand ontstaan in een (afval)container, een pand aan de [adres 2] respectievelijk een schuur/stal aan de [adres 1] . Hierdoor is de (afval)container en coniferenhaag naast het pand aan de [adres 4] geheel afgebrand, is het pand aan de [adres 2] gedeeltelijk afgebrand, heeft het pand aan de [adres 3] schade geleden en is de schuur/stal aan de [adres 1] afgebrand.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het onderzoek onvoldoende is gebleken dat de branden zijn veroorzaakt door opzettelijk menselijk handelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit de aangifte van [aangever 2] van 1 februari 2021 blijkt dat het al een langere tijd regende en door de regen van de afgelopen tijd alles vochtig was. Ook aangever [aangever 3] heeft verklaard dat het in de nacht van 19 januari 2021 flink had geregend. Daarnaast heeft aangever [aangever 1] verklaard dat hij zeker weet dat hij niets brandbaars in de afvalbak had liggen, heeft aangever [aangever 3] verklaard dat de elektriciteit en het gas afgesloten waren en dat er verder niets in het pand aanwezig was wat de brand kon veroorzaken en heeft aangeefster [aangever 5] verklaard dat er in de stallen geen stromend water, gas of elektriciteit meer was. Bovendien blijkt uit de bewijsmiddelen dat de branden midden in de nacht en in de winter zijn ontstaan. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de branden zijn veroorzaakt door opzettelijk menselijk handelen en er aldus sprake is van brandstichting. Er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht of komen vast te staan die dat anders maken.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de medeverdachte onbetrouwbaar en derhalve onbruikbaar voor het bewijs zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer. De verklaring door de medeverdachte [medeverdachte] afgelegd ter terechtzitting komt grotendeels overeen met zijn verklaringen afgelegd bij de politie. Voor zover er verschillend door de medeverdachte is verklaard, heeft hij daar een begrijpelijke en aannemelijke verklaring voor gegeven. De medeverdachte heeft immers verklaard over zijn verhouding tot verdachte. Hij wilde verdachte aanvankelijk beschermen door minder belastend over hem te verklaren, maar is daar op teruggekomen omdat hij afstand wil nemen van het oude, verslaafde, leven. Bovendien worden de verklaringen van de medeverdachte, in tegenstelling tot die van verdachte, ondersteund door de overige (objectieve) bewijsmiddelen in het dossier, zoals camerabeelden en de Whatsapp-gesprekken. In dit verband wijst de rechtbank op de verklaring van de medeverdachte dat verdachte aan hem had verteld dat de brand groter was geworden en was overgeslagen naar het poolcentrum, hetgeen past bij het Whatsappgesprek van 19 januari 2021 waarin de medeverdachte in de ochtend naar verdachte stuurt ‘En beetje rustiger al?’. Ook heeft de medeverdachte met betrekking tot het bericht van verdachte ‘Nu moet het wel erop staan’ van 4 januari 2021 verklaard dat hij voor verdachte moest controleren of er iets op de site P2000 stond en dat hij heeft gekeken of de brand erop stond. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de medeverdachte hém op 1 februari 2021 heeft gebeld, maar daarvan is uit het onderzoek daarnaar niet gebleken. Deze omstandigheden ondersteunen eveneens de betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachte. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van de medeverdachte betrouwbaar en derhalve bruikbaar voor het bewijs zijn.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die op 4 januari 2021, 19 januari 2021 en 1 februari 2021 een (afval)container, een pand aan de [adres 2] te Horn respectievelijk schuur/stal aan de [adres 1] te Horn in brand heeft gestoken.
De rechtbank overweegt voorts dat het gevaar ten tijde van het brandstichten naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat door het handelen van verdachte concreet gevaar voor de in en/of rondom voornoemd(e) (afval)container en/of haag en/of schuur en/of stal en/of pand aanwezige goederen is ontstaan. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er levensgevaar dan wel zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner van het pand gelegen aan de [adres 4] te duchten was, nu uit de aangifte van [aangever 1] is gebleken dat hij aan het slapen was in zijn woning, hij wakker werd gemaakt door buren, zijn coniferen in brand stonden, de coniferen naast de woning staan en de vlammen van de brand zo hoog waren dat die tegen de gevel van zijn woning kwamen.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de brandstichting aan de [adres 5] te Horn onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is. Immers, er zijn geen beelden aanwezig rondom het tijdstip van die brand en de medeverdachte heeft niet over de betrokkenheid van verdachte bij deze brand verklaard. Er bevinden zich onvoldoende objectieve aanwijzingen in het dossier dat het door de officier van justitie geschetste scenario dat sprake kan zijn geweest van ‘smeulen’ heeft plaatsgevonden. Technisch onderzoek ontbreekt en er is geen proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot die brand opgemaakt. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Verder is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat opzettelijk brand is gesticht in een pand aan de [adres 3] , nu uit de bewijsmiddelen is gebleken dat de brand is gesticht in het pand aan de [adres 2] en is overgeslagen naar het pand aan de [adres 3] . De rechtbank zal verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank is tevens van oordeel dat niet is gebleken van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met een ander of anderen. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht als gevolg waarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner van het pand gelegen aan de [adres 4] is ontstaan.