ECLI:NL:RBLIM:2022:9258
Rechtbank Limburg
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, wordt het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor persoonlijke verzorging in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo was afgewezen. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg om een voorlopige voorziening, omdat zij stelde dat haar partner, die momenteel de zorg verleent, dit niet langer kan doen vanwege zijn eigen gezondheidsproblemen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Verzoekster had niet voldoende medische onderbouwing geleverd dat haar partner niet langer in staat zou zijn om de zorg te verlenen. De voorzieningenrechter merkte op dat de partner op dit moment nog zorg verleent en dat er geen bewijs was dat verzoekster geen planbare zorg kon krijgen. Bovendien werd aangegeven dat de hulpvraag van verzoekster goed onderzocht zou worden in de bezwaarprocedure door een externe deskundige.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat de situatie van verzoekster niet urgent genoeg was en er geen noodzaak was voor onmiddellijke actie. De uitspraak werd gedaan op 22 november 2022, en er werd geen hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak toegestaan.