ECLI:NL:RBLIM:2022:9169

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
03/185444-22 en 03/160112-22 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeloverval met afpersing en diefstal met geweld in Maastricht

Op 12 juli 2022 vond er een winkeloverval plaats in Maastricht, waarbij de verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd, onder bedreiging met geweld de medewerkster van de winkel dwong om designer schoenen en kledingstukken in zijn tas te stoppen. De verdachte had een busje pepperspray bij zich, dat hij richtte op het gezicht van de medewerkster, wat leidde tot een gevoel van angst en onveiligheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan afpersing en diefstal met geweld, en legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De vordering van de benadeelde partij werd deels toegewezen, met een schadevergoeding van € 1.018,50 voor materiële en immateriële schade. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De verdachte werd ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden tijdens de proeftijd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/185444-22 en 03/160112-22 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [plaats] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.A. van Essen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
In de zaak met parketnummer 03/185444-22
feit 1: op 12 juli 2022 een winkeloverval heeft gepleegd;
feit 2: op 12 juli 2022 diefstal met geweld heeft gepleegd;
feit 3: op 12 juli 2022 een busje pepperspray voorhanden heeft gehad.
In de gevoegde zaak met parketnummer 03/160112-22
feit 1: op 28 juni 2022 pakken koffiecapsules heeft gestolen van de Albert Heijn.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten. Uit het dossier blijkt volgens de officier van justitie dat de verdachte op 12 juli 2022 een overval heeft gepleegd in de winkel waar [slachtoffer] werkzaam was en dat de verdachte tijdens zijn vlucht pepperspray heeft gespoten in de richting van een toevallige passant. De officier van justitie gaat uit van de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] , en dit moet leiden tot een bewezenverklaring van zowel feit 1 (afpersing met bedreiging met geweld) als feit 2 (diefstal met geweld). De overige feiten (het bezit van pepperspray en de winkeldiefstal) acht de officier van justitie ook bewezen. Deze feiten heeft de verdachte ook bekend.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 1 onder parketnummer 03/185444-22 (de afpersing). Volgens de raadsvrouw kan niet bewezen worden dat de verdachte [slachtoffer] door geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van goederen.
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt volgens de raadsvrouw dat zij al goederen aan de verdachte overhandigde, voordat de verdachte dreigde met geweld. Tevens ontkent de verdachte dat hij het busje pepperspray heeft gericht op [slachtoffer] . Uit de aangifte blijkt dat [slachtoffer] niet met zekerheid weet of het busje pepperspray op haar gericht was. Op de camerabeelden is dit ook niet te zien. Van feit 2 onder parketnummer 03/185444-22 moet volgens de raadsvrouw gedeeltelijke vrijspraak volgen, aangezien niet kan worden bewezen dat de verdachte geweld heeft gebruikt en/of heeft gedreigd met geweld jegens [slachtoffer] .
Ten aanzien van de overige feiten (het bezit van pepperspray en de winkeldiefstal) heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De strafzaak met parketnummer 03/185444-22 [1]
Inleiding
Op 12 juli 2022 vond er een winkeloverval plaats bij [naam winkel] te Maastricht. Deze overval is aan de verdachte ten laste gelegd als zowel afpersing als diefstal met geweld. De rechtbank zal allereerst weergeven van welke bewijsmiddelen zij uitgaat en vervolgens overwegen tot welke juridische kwalificatie(s) dit leidt. Vervolgens zal de rechtbank weergeven op grond van welke bewijsmiddelen zij de feiten bewezen acht die door de verdachte zijn bekend.
De bewijsmiddelen voor feit 1 en feit 2
Aangifte
[slachtoffer] , medewerkster van [naam winkel] heeft verklaard dat zij op 12 juli 2022 omstreeks 13:15 uur alleen aanwezig was in de winkel gelegen aan de [adres] te Maastricht. Op enig moment zag zij de verdachte de winkel inlopen met een Albert Heijn bigshopper. De verdachte liep direct de trap op naar de eerste verdieping. Aangeefster heeft de verdachte gevolgd naar de eerste verdieping. Zij zag dat de verdachte nerveus rondjes aan het draaien was en dat hij snel rondliep. De verdachte vroeg aan aangeefster of zij alleen was en hij zei tegen haar “pak die schoenen”. Hij gaf aan [slachtoffer] instructie om diverse schoenendozen open te maken en deze schoenen in zijn tas te stoppen. Aangeefster was bang voor de man vanwege zijn gedrag en de dwingende toon waarmee hij tegen haar sprak. Terwijl aangeefster schoenen aan de verdachte gaf, haalde hij een busje pepperspray uit zijn vest en richtte deze op het gezicht van aangeefster. Hij zei dat zij niet in paniek moest raken, niet mocht schreeuwen en gewoon door moest gaan. Aangeefster gaf schoenen aan de verdachte die hij in de tas stopte. Direct hierna zei de verdachte dat aangeefster ook kleding in de tas moest stoppen. Dit heeft aangeefster ook gedaan. De verdachte heeft ook zelf enkele shirts in de tas gedaan. Aangeefster is vervolgens met de man via de trap naar beneden gelopen. Op enig moment liep de verdachte naar een kledingrek en pakt daar kleding. Aangeefster zag dit als een kans om te vluchten. Terwijl zij de winkel uitrende, heeft zij een kledingrek in de richting van de verdachte geduwd en is buiten de winkel direct richting de markt gerend. Direct daarna draaide aangeefster zich om en zag zij dat de verdachte met pepperspray spoot in de richting van een voorbijganger. Zij zag de verdachte vervolgens op een fiets stappen en wegrijden. [2]
[naam eigenaar] is eigenaar van [naam winkel] . [3]
Camerabeelden
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden bekeken van de kledingwinkel. Hij relateert dat op camerabeeld 1 op enig moment de verdachte de winkel binnenkomt met in zijn linkerhand een Albert Heijn tas die vermoedelijk geen tot weinig inhoud heeft. De verdachte loopt richting de trap naar de eerste verdieping. Op camerabeeld 2 ziet de verbalisant even later de verdachte in beeld komen terwijl hij de Albert Heijn tas met beide handen vasthoudt. De tas is helemaal gevuld met goederen. De verdachte zet de tas neer op de grond en te zien is dat er zeer vermoedelijk op dat moment communicatie plaatsvindt tussen de aangeefster en verdachte. Gedurende dit gehele beeld houdt de verdachte zijn rechterhand voor zijn buik, en lijkt het alsof hij, de verdachte, iets vanuit zijn rechterhand overbrengt naar zijn linkerhand. De verdachte draait zich op enig moment om richting een kledingrek en pakt daar een geel shirt. Op het moment dat de verdachte dit shirt pakt, draait aangeefster zich in de richting van de in- en uitgang van de winkel en rent daar naartoe. Op dat moment reikt de verdachte met beide armen meermaals in de richting van het kledingrek en richting aangeefster. Het kledingrek gaat meermaals op en neer tussen aangeefster en de man, waarna aangeefster de winkel verlaat. De verdachte loopt vervolgens naar zijn tas, pakt deze en verlaat met de tas de winkel in de richting van de Grote Staat. [4]
Getuigenverklaring
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 12 juli 2022 met zijn dochter, [naam dochter] , liep in de [adres] in de richting van de Markt en geschreeuw hoorde. Toen hij in de richting van het geschreeuw keek, zag hij een man een kledingwinkel uitrennen. De man hield een tas vast. De getuige dag dat de man in zijn andere hand een spuitbusje vast had waarmee hij in de richting van de getuige spoot. De getuige voelde even later zijn ogen prikken en proefde de spray in zijn mond. [5]
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 juli 2022 goederen heeft gestolen uit de winkel [naam winkel] , gelegen aan de [adres] in Maastricht. Toen de verdachte met aangeefster op de eerste verdieping van de winkel was, zei hij tegen de aangeefster dat zij schoenen en kleding moest pakken en dat zij deze in zijn tas moest stoppen. Dit deed aangeefster. De verdachte heeft ook zelf goederen in zijn tas gestopt. De verdachte zag dat aangeefster bang was: zij was aan het trillen. Toen de verdachte nog in de winkel was, heeft hij een busje pepperspray tevoorschijn gehaald. De aangeefster zag dit.
In zijn verhoor op 29 juli 2022 heeft de verdachte verklaard dat hij na het verlaten van de winkel met pepperspray heeft gespoten in de richting van een voorbijganger om deze voorbijganger schrik aan te jagen en om voor hem de weg vrij te maken. [6]
Bewijsoverwegingen
Feit 1
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van designer schoenen en kledingstukken en dat de verdachte hierbij heeft gedreigd met geweld. De rechtbank gaat hierbij uit van de verklaring van [slachtoffer] , zoals die hiervoor is weergegeven, ook waar zij verklaart dat de verdachte het busje pepperspray tevoorschijn haalde en op haar gezicht richtte terwijl zij bezig was met goederen in zijn tas stoppen. Dat de verdachte op enig moment het busje tevoorschijn heeft gehaald, en dat aangeefster dit zag, heeft hij ook zelf verklaard. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan haar verklaring op dit punt te twijfelen. [slachtoffer] is een jonge vrouw die zich op dat moment alleen in de winkel bevond. Zij was bang en zag zich door verdachtes dwingende toon en de dreiging die van het busje pepperspray uitging gedwongen om de goederen af te geven.
Van de laatste twee gedachtestreepjes in de tenlastelegging zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, aangezien deze handelingen plaatsvonden nadat de verdachte de goederen als genoemd in de tenlastelegging al in zijn bezit had.
Feit 2
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen tevens bewezen dat de verdachte tijdens en na het wegnemen van de goederen heeft gedreigd met geweld jegens [slachtoffer] en [slachtoffer 2] . De omstandigheden zoals reeds hiervoor bij feit 1 genoemd, zorgden voor bedreiging met geweld jegens [slachtoffer] .
Het spuiten van pepperspray in de richting van [slachtoffer 2] had tot doel om, zoals de verdachte heeft verklaard, voor hem de weg vrij te maken.
Feit 3
De rechtbank zal, nu de verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van beschrijving wapen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 2 augustus 2022 [7] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting afgelegd.
De strafzaak met parketnummer 03/160112-22 [8]
De rechtbank zal, nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam] , namens Albert Heijn Kerkrade d.d. 28 juni 2022 [9] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting afgelegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de zaak met parketnummer 03/185444-22
1.
op 12 juli 2022 te Maastricht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van designschoenen en kledingstukken die aan [naam eigenaar] toebehoorden, door een busje pepperspray te richten op het gezicht van die [slachtoffer] en meermaals tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij de schoenen en kledingstukken in een tas moest stoppen;
2.
op 12 juli 2022 te Maastricht kledingstukken die aan [naam eigenaar] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken door
- een busje pepperspray te richten op het gezicht van die [slachtoffer] , en
- kleding in zijn tas te stoppen
en welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door
- met pepperspray in de richting van die [slachtoffer 2] te spuiten;
3.
op 12 juli 2022 te Maastricht een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een spuitbusje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, voorhanden heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 03/185444-22
op 28 juni 2022 in de gemeente Kerkrade meerdere pakken koffiecapsules, die geheel aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 onder parketnummer 03/185444-22:
afpersing
T.a.v. feit 2 onder parketnummer 03/185444-22:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
T.a.v. feit 3 onder parketnummer 03/185444-22:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
T.a.v. feit 1 onder parketnummer 03/160112-22:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden wordt opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel van de straf moeten bijzondere voorwaarden worden verbonden overeenkomstig het advies van de reclassering met aanvulling van de voorwaarden die door de verdediging ter terechtzitting zijn aangevoerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit te volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het reeds ondergane voorarrest niet te boven gaat. Mocht de tijd dat de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten, dan kan daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Aan het voorwaardelijk opgelegde strafdeel kunnen de voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd. De raadsvrouw heeft voorgesteld om aan de voorwaarden van de reclassering nog twee voorwaarden toe te voegen; een gedragsinterventie met betrekking tot het middelengebruik en ambulante behandeling. De verdediging heeft betoogd dat de voorwaarden van de reclassering tekort schieten en onvoldoende hulp bieden bij het voornemen van de verdachte om een drugsvrij leven te leiden en de kans op recidive te verkleinen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op 12 juli 2022 op klaarlichte dag een winkeloverval gepleegd in een winkelstraat in Maastricht. Hierbij heeft hij een jonge medewerkster, die op dat moment alleen werkzaam was in de winkel, onder bedreiging met geweld gedwongen tot de afgifte van dure designerschoenen en kledingstukken. Ook heeft de verdachte enkele kledingstukken zelf weggenomen om de buit nog groter te maken. Om met zijn buit te kunnen vluchten, heeft de verdachte bij het verlaten van de winkel een willekeurige voorbijganger bespoten met pepperspray. Ook heeft de verdachte op 28 juni 2022, twee weken voor de overval, een winkeldiefstal gepleegd. De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Niet alleen heeft de verdachte met zijn handelen gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers, ook zorgt zijn handelen voor veel ergernis en onrust in de maatschappij. Dit alles deed de verdachte met maar één doel: zijn eigen financiële gewin. Naar eigen zeggen pleegde de verdachte de overval om zijn verslaving te kunnen bekostigen.
Gelet op de ernst van de feiten die de verdachte heeft gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf die de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis overschrijdt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan laten meewegen dat de verdachte niet daadwerkelijk geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer [slachtoffer] en dat hij ter terechtzitting spijt heeft betuigd jegens [slachtoffer] .
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte al eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het reclasseringsrapport dat op 12 oktober 2022 over de verdachte is opgesteld. De reclassering schat het risico op recidive hoog in. Hoewel de reclassering twijfelt aan de intrinsieke motivatie van de verdachte, adviseert zij een deels voorwaardelijke straf met diverse bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt dit advies over. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij een drugsvrij leven wil leiden. Om die reden heeft de verdachte zelf ook verzocht om extra bijzondere voorwaarden toe te voegen aan de voorwaarden die door de reclassering zijn geformuleerd.
De rechtbank zal, alles afwegend, aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Door het opleggen van een deels voorwaardelijke straf wil de rechtbank enerzijds de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds de verdachte ervan weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden, gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en hetgeen de raadsvrouw heeft bepleit, bijzondere voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zullen de verdachte handvatten moeten bieden om zijn leven op de rit te krijgen en de kans op recidive te verlagen. De rechtbank legt hierbij, naast de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, ook de voorwaarden op die door de raadsvrouw zijn voorgesteld. Wel plaatst de rechtbank hierbij de kanttekening dat de verdachte zich aan deze ‘extra’ bijzondere voorwaarden moet houden, indien de reclassering dit nodig acht. Aan het voorwaardelijk strafdeel wordt een proeftijd van 2 jaren gekoppeld.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/185444-22. Zij vordert een bedrag van € 1.608,12 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 500,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende schadeposten:
  • € 75,54 aan reiskosten (€ 36,72 + € 19,92 + € 18,90);
  • € 147,00 aan kosten voor huishoudelijke hulp;
  • € 1.385,58 aan gederfde inkomsten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan materiële schade een bedrag van (€ 36,72 + € 19,92 + € 1.385,58 =) € 1.442,22 toewijsbaar is. De gevorderde reiskosten zijn toewijsbaar als materiële schade, met uitzondering van de kosten voor het bijwonen van de zitting. De kosten voor het bijwonen van de zitting zijn toewijsbaar als proceskosten. Het gevorderde bedrag aan gederfde inkomsten is volgens de officier van justitie volledig toewijsbaar. De kosten voor huishoudelijke hulp moeten afgewezen worden, omdat deze kosten feitelijk niet zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag als vergoeding van immateriële schade is volgens de officier van justitie geheel toewijsbaar.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde materiële schadeposten. De kosten voor het inschakelen van huishoudelijke hulp moeten volgens de raadsvrouw worden afgewezen, omdat deze kosten niet zijn gemaakt door de benadeelde partij. De verzochte vergoeding van gederfde inkomsten dient te worden gematigd, nu onvoldoende is onderbouwd welk bedrag aan inkomsten de benadeelde partij nu daadwerkelijk is misgelopen. De reiskosten zijn volgens de raadsvrouw toewijsbaar, met dien verstande dat de kosten voor het bijwonen van de zitting uitsluitend toewijsbaar zijn als proceskosten.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Reiskosten
Door de benadeelde partij wordt een bedrag van € 75,54 gevorderd aan reiskosten. De gevorderde reiskosten voor het tweemaal bezoeken van de winkel waar het slachtoffer is overvallen (ad € 36,72) en de kosten voor het bezoeken van de huisarts (ad € 19,92) zijn voldoende onderbouwd en door de verdediging niet weersproken, zodat de rechtbank dit deel van de vordering toewijst. De benadeelde partij maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van een bedrag van € 18,90 aan reiskosten voor het bijwonen van de terechtzitting. Kosten voor het bijwonen van de zitting vormen geen materiële schadepost, maar proceskosten, zodat dit bedrag reeds daarom niet toewijsbaar is als materiële schade en wordt afgewezen. Echter, ook als proceskosten komen de kosten voor het bijwonen van de zitting niet voor vergoeding in aanmerking. De artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geven, behoudens bijzondere omstandigheden, namelijk een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin een in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld. Wat betreft het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 18,90 aan reiskosten voor het bijwonen van de terechtzitting volgt uit artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat (alleen) een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten, gemaakt voor het bijwonen van de zitting, als proceskosten vergoed kan krijgen
(vlg. Hof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2021:9980). In deze procedure heeft de benadeelde partij geprocedeerd met bijstand van een gemachtigde (advocaat) en dus niet uitsluitend in persoon. Dit betekent dat de kosten voor het bijwonen van de zitting door de benadeelde partij in deze zaak niet toewijsbaar zijn als proceskosten
Huishoudelijke hulp
De benadeelde partij vordert vergoeding voor het inschakelen van huishoudelijke hulp, nu zij als gevolg van het strafbare feit tijdelijk niet in staat was om de huishoudelijke taken zelf uit te voeren. De rechtbank is met de officier van justitie en verdediging van oordeel dat deze schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde heeft immers onvoldoende onderbouwd dat deze schadepost een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit, zodat deze schadepost reeds daarom wordt afgewezen.
Gederfde inkomsten
De benadeelde partij maakt aanspraak op vergoeding van gederfde inkomsten voor de duur van drie maanden. Uit het dossier volgt dat de benadeelde partij een oproepkracht was met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van 3 maanden vanaf 1 juni 2022. De benadeelde partij vordert gederfde inkomsten over de maanden augustus, september en oktober voor hetzelfde bedrag als haar inkomen in de maanden juni en juli. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd waaruit blijkt dat zij in de maanden augustus, september en oktober van dit jaar hetzelfde bedrag zou verdienen als de maanden ervoor. Tevens is onvoldoende onderbouwd dat de arbeidsovereenkomst na de looptijd van drie maanden zou worden verlengd. Op dit punt heeft de benadeelde partij haar vordering onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij in de gelegenheid stellen om haar vordering op dit punt nader toe te lichten, zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. Nu dit niet wenselijk is, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en het gevorderde bedrag aan gederfde inkomsten naar redelijkheid en billijkheid schatten op 1/3 van het gevorderde bedrag, dus op één maandsalaris: de benadeelde heeft wel voldoende inzichtelijk gemaakt dat zij (tijdelijk) niet heeft kunnen werken als gevolg van het strafbare feit. Voor het meergevorderde wordt de vordering afgewezen.
De immateriële schade
Het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdediging is geen verweer gevoerd tegen deze schadepost, zodat de rechtbank de immateriële schadevergoeding volledig toewijst.
De wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel
Het toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop het feit is gepleegd, zijnde 12 juli 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor het schadebedrag, zodat de inning van het verschuldigde bedrag de benadeelde partij uit handen wordt genomen door de Staat. Ook dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van de straf groot 8 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
Meldplicht reclassering:de verdachte meldt zich bij vrijlating(telefonisch op het telefoonnummer 088-090114) bij Reclassering Leger des Heils ( adres Putgraaf 3 te Heerlen). De verdachte blijft zich melden op afspraken met die reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang:de verdachte verblijft in een maatschappelijke opvang te bepalen door de reclassering of een andere instelling
voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering
Het verblijf start bij vrijlating en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
Meewerken aan schuldhulpverlening:de verdachte werkt mee aan het aflossen van schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
Meewerken aan middelencontrole:de verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Gedragsinterventie middelengebruik:indien de reclassering dat nodig vindt, neemt de verdachte actief deel aan een gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik;
Ambulante behandeling:indien de reclassering dat nodig vindt, laat de verdachte zich ambulant behandelen door een zorgverlener. De reclassering bepaalt door welke zorgverlener de verdachte zich laat behandelen en hoe lang deze behandeling zal duren;
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij [slachtoffer] en de schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 1.018,50, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 12 juli 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 518,50 aan materiële schadevergoeding en € 500,- aan immateriële schadevergoeding;
  • wijst de vordering ten aanzien van het meergevorderde aan materiële schadevergoeding af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 1.018,50, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 12 juli 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr K.G. Witteman en mr. M.G.J.M. van der Staak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens en mr. S.H.J. Muijlkens, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2022.
Buiten staat
Mr. Van der Staak is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. 03/185444-22 feit 1:
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Maastricht met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer paar (design) schoen(en) en/of een of meer kledingstuk(ken), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam eigenaar] , in elk geval aan die Meerburg en/of een derde toebehoorde(n), door:
- een busje pepperspray te richten op het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) meermaals tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij de schoen(en) en/of kleding in een tas moest stoppen en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij losgeld wilde hebben en/of
- met pepperspray in het gezicht/in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gespoten;
T.a.v. 03/185444-22 feit 2:
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Maastricht een of meer paar (design) schoen(en) en/of een of meer kledingstuk(ken), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam eigenaar] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een busje pepperspray te richten op het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) meermaals tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij de schoen(en) en/of kleding in een tas moest stoppen en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij losgeld wilde hebben en/of
- kleding in zijn tas te stoppen en/of
- met pepperspray in het gezicht/in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gespoten;
T.a.v. 03/185444-22 feit 3:
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Maastricht een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een spuitbusje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffenvoorhanden heeft gehad;
T.a.v. 03/160112-22 feit 1:
hij op of omstreeks 28 juni 2022 in de gemeente Kerkrade meerdere pakken koffiecapsules, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie, Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, onderzoeksnummer LB3R022077/Sharnfruit, gesloten d.d. 2 september 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 106.
2.Proces-verbaal van aangifte van J. Holkamp d.d. 12 juli 2022, pagina’s 15 t/m 18.
3.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [naam eigenaar] d.d. 15 juli 2022, pagina’s 19 t/m 20.
4.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 25 juli 2022, pagina’s 42 t/m 46.
5.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 13 juli 2022, pagina’s 31 t/m 33.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 29 juli 2022, pagina’s 93 t/m 99.
7.Proces-verbaal van beschrijving wapen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 2 augustus 2022, pagina’s 64 t/m 70.
8.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie, Eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Kerkrade met proces-verbaalnummer PL2300-2022098053 , gesloten d.d. 30 juli 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 16.
9.Proces-verbaal van aangifte van [naam] d.d. 28 juni 2022, pagina’s 3 en 4.