4.2.Bij het bestreden besluit 2 heeft verweerder het verzoek van eiseres om nadeelcompensatie als gevolg van het inpassingsplan conform het advies over de nadeelcompensatie – en in lijn met het bestreden besluit 1 – afgewezen. Verweerder heeft – kort weergegeven – besloten om nadeelcompensatie als gevolg van het inpassingsplan af te wijzen, omdat de nadelige verandering van de Reijmersbekerweg en de potentiële gevolgen daarvan op de bereikbaarheid van het bedrijf van eiseres al duidelijk volgden uit het in oktober 2010 vastgestelde inpassingsplan, dat daarvoor, in juni/juli 2010, in ontwerp ter inzage heeft gelegen. Pas daarna is WSR opgericht. De activiteiten van eiseres waarin schade wordt geleden (autoverkoop) zijn, volgens verweerder, bovendien nog na de oprichting van WSR en dus ruim na de vaststelling van het inpassingsplan aangevangen.
Standpunten van partijen in beroep
5. Eiseres is het niet eens met de beide bestreden besluiten. Zij voert daarvoor – kort samengevat – aan dat zij (en haar voorgangers) de facto al in mei 2009 is begonnen met de aan- en verkoop van auto’s op het perceel aan de Reijmersberkerweg 27. Dat was dus nog ver voor er ook maar enige informatie vanuit de overheid beschikbaar was over een wijziging in het wegennetwerk ter plaatse. Gelet hierop is er, volgens eiseres, geen sprake van voorzienbaarheid en actieve risicoaanvaarding. Verder bestrijdt eiseres de aanname van verweerder dat 16 juni 2010 (de datum van bekendmaking van het ontwerp-inpassingsplan in de Staatscourant) als peildatum van voorzienbaarheid moet worden aangenomen. Het definitieve inpassingsplan is pas op 8 oktober 2010 gepubliceerd en op
26 november 2010 bekendgemaakt in de Staatscourant. Bovendien is het inpassingsplan later door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) vernietigd en daarmee onrechtmatig verklaard. Ten slotte stelt eiseres dat uit het inpassingsplan en de daarmee verband houdende stukken niet afgeleid kon worden dat de Reijmersbekerweg afgesloten zou worden en dat de afslag langs de A76 permanent opgeheven zou worden.
6. Verweerder heeft in de verweerschriften gereageerd op het standpunt van eiseres. Zij handhaaft de bestreden besluiten.
Omvang van het geding (besproken en vastgesteld ter zitting)
7. De rechtbank heeft tijdens de zitting met partijen besproken waar deze zaak in beroep (nog) over gaat. Het verzoek om nadeelcompensatie is met name gericht op schade als gevolg van de feitelijke werkzaamheden, terwijl de bestreden besluiten en ook de daartegen gerichte beroepsgronden met name lijken uit te gaan van planologische schade (planschade als gevolg van het inpassingsplan).
8. Ter zitting heeft eiseres expliciet – en onweersproken – aangegeven dat het gewijzigde wegverloop, met name het vervallen van een bestaande afrit van de A76 (waarmee volgens eiseres ook de “bypass-functie” van de N298 is komen te vervallen) de schadeoorzaak is, omdat daardoor minder verkeer direct langs het bedrijf rijdt waardoor er minder impulsbezoeken zijn aan de autohandel en zij daardoor inkomsten misloopt. Het nieuwe wegverloop is in deze uitspraak als afbeelding 1 weergegeven.
Verweerder heeft op zijn beurt ter zitting aangegeven dat hij het verzoek als een verzoek om nadeelcompensatie en niet als een verzoek om tegemoetkoming in planschade heeft gezien omdat (onder meer) inkomensschade wordt geclaimd. Verder heeft verweerder verklaard dat hij de schade voorshands heeft aangenomen en dat daarmee niet in geschil is dat er sprake is van nadeel, met dien verstande dat verweerder de hoogte daarvan niet meer bepaald heeft omdat de schade volgens verweerder voorzienbaar is.
Beide partijen gaan expliciet uit van nadeelcompensatie en niet van planschade. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder de hiervoor omschreven schade voor eiseres voorzienbaar heeft mogen achten ten tijde van haar investeringsbeslissing en of verweerder aan eiseres dus terecht actieve risicoaanvaarding heeft tegengeworpen omdat eiseres dit risico heeft kunnen verdisconteren in haar investeringsbeslissing.
Afbeelding 1. Het nieuwe wegverloop ter plaatse van de vestiging van eiseres
(bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
9. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de door eiseres ter zitting genoemde – en hiervoor onder 8 weergegeven – schadeoorzaak, de schadeoorzaak is waarvan in deze beroepsprocedure moet worden uitgegaan. Gelet hierop stelt de rechtbank verder vast dat de in het verzoek om nadeelcompensatie genoemde schadeoorzaken die zien op tijdelijke schade, te weten het vaker moeten poetsen van auto’s en het plaatsen van omleidingsborden, in beroep niet meer aan de orde zijn. In hoeverre het voorgaande betekent dat hiermee sprake is van een zaak over planschade in plaats van over (andere) nadeelcompensatie laat de rechtbank in het midden omdat dit tussen partijen niet in geschil is en voor dit geschil verder ook niet relevant is omdat het geschil alleen gaat over de voorzienbaarheid van de schade. De rechtbank spreekt in het navolgende in dit licht over ‘schade’ en ‘nadeelcompensatie’.
Actieve risicoaanvaarding
10. De voorzienbaarheid van een planologische wijziging dient op grond van vaste jurisprudentiebeoordeeld te worden aan de hand van het antwoord op de vraag of er ten tijde van de investeringsbeslissing voor een redelijk denkend en handelend koper, aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen (actieve risicoaanvaarding). Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft. De rechtbank vat het onder 4 en 8 weergegeven standpunt van verweerder zo op, dat verweerder het inpassingsplan voorzienbaar acht en daarom ook de door eiseres geleden schade, zoals genoemd onder 8, als gevolg van de uitvoering van dat inpassingsplan.
11. Voor de vraag of sprake is van actieve risicoaanvaarding door eiseres, is van belang (a) op welk moment eiseres de beslissing heeft genomen om op deze locatie te investeren en vervolgens of (b) op die peildatum de geclaimde schade voorzienbaar was.
a.
De investeringsbeslissing door eiseres
12. Over de vraag op welk moment de investeringsbeslissing door eiseres is genomen, overweegt de rechtbank als volgt.